Operation Manual

TRACKER 5380 Installatie- en bedieningshandleiding
23
NAVMAN
Traceren houdt met regelmatige tussenpozen
de positie van de boot bij. Deze intervallen
kunnen zijn:
Tijdsintervallen
Of afstandsintervallen.
Het traject waar de boot langs is gevaren kan
worden weergegeven op de landkaart. De
TRACKER kan een traject weergeven terwijl een
andere wordt opgeslagen.
Om met trajecten te werken, zie paragraaf 14-5.
De TRACKER kan vijf trajecten bewaren:
Traject 1 kan maximaal 2000 punten
bewaren en is bedoeld om de normale
voortgang van de boot bij te houden.
Trajecten 2, 3, 4 en 5 kunnen elk maximaal
500 punten bewaren en zijn bedoeld om
onderdelen van een reis bij te houden, om
later precies zo gevaren te kunnen worden,
bijvoorbeeld het binnenvaren van een
riviermonding.
Tip: Bewaar de trajecten als de condities
goed zijn.
Als een traject wordt opgeslagen en het
traject is vol, dan gaat het opslaan door en de
oudste punten op het traject worden gewist.
3-5 Trajecten en traceren
De maximale lengte van een traject hangt af
van de gekozen interval: een kortere interval
geeft een korter, meer gedetailleerd traject
en een lange interval geeft een langer, minder
gedetailleerd traject, zoals weergegeven in de
volgende voorbeelden:
De trajectlengte wordt in de huidige
afstandseenheid weergegeven, bijv. nm.
Indien geprojecteerde koers wordt
ingeschakeld, dan zal de TRACKER de
geprojecteerde positie weergeven, gebaseerd
op de koers over grond (COG), snelheid en een
gespecificeerde tijd. Om de Geprojecteerde
koers-functie in en uit te schakelen en om de
tijd in te stellen, zie paragraaf 14-2.
A Geprojecteerde positie
B Boots geprojecteerde koers
C Boots positie
3-4 Geprojecteerde koers
Tijdsintervallen
Interval Traject 1 Traject 2, 3,
4 of 5
1 sec 33 minuten 8 minuten
10 sec 5,5 uur 1,4 uur
1 min 33 uur 8 uur
Afstandsintervallen
Interval Traject 1 Traject 2, 3,
4 of 5
0,01 20 5
1 2.000 500
10 20.000 5.000
A
C
B