Operation Manual
SPEED 3100 log Installatie Handleiding
NAVMAN
6
3 Snelheid, gemiddelde snelheid, maximum snelheid, trimsnelheid
Het apparaat geeft verschillende snelheden aan:
SPEED: de huidige snelheid van de boot.
AVG SPEED: de gemiddelde snelheid vanaf
het moment dat AVG SPEED gereset werd, of
het apparaat werd ingeschakeld.
MAX SPEED: de maximum snelheid vanaf het
moment dat MAX SPEED gereset werd, of het
apparaat werd ingeschakeld.
TRIM SPEED: Trimsnelheid kan gebruikt worden
voor het tunen van raceboten. Trimsnelheid meet
de veranderingen in de snelheid van de boot,
afhankelijk van het moment dat u de trimsnelheid
tot nul gereset heeft. Als de boot bijvoorbeeld 10
knopen vaart als u de trimsnelheid reset, dan is
de trimsnelheid nul. En:
Als u de vaarsnelheid verhoogt tot 11.5
knopen, dan is de trimsnelheid 1.5 knopen.
Als u de vaarsnelheid verlaagt tot 8.5
knopen, dan is de trimsnelheid -1.5 knopen.
3-1 Snelheids- en logeenheden
instellen
De eenheden voor snelheid waaruit u kunt kiezen
zijn KNOTS (knopen), KPH (km p/u) en MPH
(mijl p/u). Als u één van deze selecteert verandert
de eenheid voor het log automatisch mee.
Druk op of totdat SPEED weergegeven
wordt. Houdt vervolgens ingedrukt totdat de
eenheden veranderen; indien nodig houdt u
ingedrukt totdat de eenheden weer veranderen.
3-2 Gemiddelde snelheid instellen
Na het resetten begint de berekening van een nieuwe
gemiddelde snelheid:
1 Druk op of totdat AVG SPEED (gem.
snelheid) wordt weergegeven.
2 Druk op + .
3-3 Maximum snelheid resetten
Na het resetten begint de berekening van een nieuwe
maximum snelheid:
1 Druk op of totdat MAX SPEED (maximale
snelheid) wordt weergegeven.
2 Druk op + .
3-4 Trimsnelheid resetten
Na het resetten staat de trimsnelheid weer op nul:
1 Druk op totdat TRIM SPEED (trimsnelheid)
wordt weergegeven.
2 Druk op + .
3-5 Instellen van snelheidsdemping
Golven en wind veroorzaken kleine fluctuaties in de
snelheid van de boot. Voor een stabiele weergave
berekent de SPEED 3100 de snelheid van de boot
en de trimsnelheid door de snelheid verschillende
keren te meten en het gemiddelde van deze metingen
te nemen. Deze demping varieert van 1 tot 5.
Een lagere waarde neemt het gemiddelde over
een kortere periode. Dit geeft een exactere
weergave van de snelheid, maar ook meer
fluctuaties.
Een hogere waarde neemt het gemiddelde
over een langere periode. Dit geeft een meer
stabiele weergave van de snelheid, maar
sommige snelheidsveranderingen zullen niet
worden weergegeven.
Zet de snelheidsdemping op de laagste waarde welke
een stabiele weergave van de snelheid geeft. De
waarden 1, 2, 3, 4 en 5 geven de gemiddelde snelheid
over repectievelijk 6, 12, 18, 24 of 30 seconden. Voor
de meest precieze trimsnelheid moet u de demping
wellicht verhogen. Om de demping in te stellen:
1 Druk u verschillende keren op + totdat het
snelheidsdemping scherm wordt weergegeven:
2 Druk op of om de demping te veranderen.
3 Druk op .
3-6 Stel de snelheidsresolutie in
Hier kunt u instellen hoe snelheden worden
weergegeven. Er zijn twee mogelijkheden:
0.0 Geeft snelheden weer van 0.0 tot 19.9 en
vanaf 20 omhoog.
0.00 Geeft snelheden weer van 0.00 tot 19.99,
van 20.0 tot 29.9 en vanaf 30 omhoog.
Om de snelheidsweergave in te stellen:
1 Drukt u verschillende keren op + totdat
het snelheidsresolutiescherm in beeld komt:
Demping
is 4
Waarde is
0.0 of 0.00
2 Druk op of om de resolutie te veranderen.
3 Druk op .










