Operation Manual
7
MULTI 3100 Spiegeltransducer Installatie Handleiding
NAVMAN
3 Snelheid, gemiddelde snelheid, max. snelheid en trimsnelheid
Het apparaat kan verschillende snelheden weergeven:
SPEED: De snelheid van de boot op dit moment.
AVG SPEED: De gemiddelde snelheid sinds de
AVG SPEED gereset werd of sinds het
apparaat werd ingeschakeld.
MAX SPEED: De maximum snelheid sinds
MAX SPEED gereset werd of sinds het
apparaat werd ingeschakeld.
TRIM SPEED: Trimsnelheid kan worden gebruikt
voor het tunen van raceboten. Trimsnelheid meet
de veranderingen in de snelheid van de boot,
afhankelijk van het moment dat u de trimsnelheid
tot nul gereset heeft. Als de boot bijv. 10 knopen
vaart als u de trimsnelheid reset, dan is de
trimsnelheid nul. En:
Als u de vaarsnelheid verhoogt tot 11.5
knopen, dan is de trimsnelheid 1.5 knopen.
Als u de vaarsnelheid verlaagt tot 8.5 knopen,
dan is de trimsnelheid -1.5 knopen.
3-1 Snelheids- en logeenheid
instellen
De eenheden voor snelheid waaruit u kunt kiezen
zijn KNOTS (knopen), KPH (km p/ u) en MPH (mijl
p/ u). Als u een van deze selecteeert verandert de
logeenheid automatisch mee.
Druk op totdat SPEED (snelheid) wordt
weergegeven, houd vervolgens vast totdat de
eenheden veranderen; houd vast totdat de
eenheden weer veranderen.
3-2 Gemiddelde snelheid resetten
Na het resetten begint de berekening van een nieuwe
gemiddelde snelheid:
1 Druk op totdat AVG SPEED (gem. Snelheid) op
het scherm verschijnt.
2 Druk daarna op + .
3-3 Maximale snelheid resetten
Na het resetten begint de berekening van een nieuwe
maximum snelheid:
1 Druk op totdat MAX SPEED (max. snelheid) op
het scherm verschijnt.
2 Druk daarna op + .
3-4 Trimsnelheid resetten
Resetten zet de trimsnelheid op nul:
1 Druk op totdat TRIM SPEED (trimsnelheid)
op het scherm verschijnt.
2 Druk daarna op + .
3-5 Instellen snelheidsdemping
Golven en wind veroorzaken kleine fluctuaties in de
snelheid van de boot. Voor een stabiele weergave
berekent de MULTI 3100 de snelheid van de boot en
de trimsnelheid door de snelheid verschillende keren
te meten en het gemiddelde van deze metingen te
nemen. Deze demping varieert van 1 tot 5:
Een lagere waarde neemt het gemiddelde over
een kortere periode. Dit geeft een exactere
weergave van de snelheid, maar ook meer
fluctuaties.
Een hogere waarde neemt het gemiddelde
over een langere periode. Dit geeft een meer
stabiele snelheidsweergave, maar sommige
snelheidsveranderingen zullen niet worden
weergegeven.
Stel de snelheidsdemping in naar de laagste waarde
welke een stabiele snelheidsweergave geeft. De
waarden van 1, 2, 3, 4 en 5 geven nemen de
gemiddelde snelheid over respectievelijk 6, 12, 18,
24 of 30 seconden. Voor de meest precieze
trimsnelheid moet u de demping wellicht verhogen.
Om de demping in te stellen:
1 Drukt u meerdere malen op + totdat het
snelheidsdemping scherm wordt weergegeven:
2 Druk op of om demping te veranderen.
3 Druk daarna op .
3-6 Instellen snelheidsresolutie
Hier kunt u instellen hoe snelheden worden
weergegeven. Er zijn twee mogelijkheden:
0.0 geeft snelheden weer van 0.0 tot 19.9 en
vanaf 20 omhoog.
0.00 geeft snelheden weer van 0.00 to 19.99,
20.0 to 29.9 en vanaf 30 omhoog.
Om de snelheidsweergave in te stellen:
1 Drukt u verschillende keren op + totdat
het snelheidsresolutiescherm in beeld komt:
2 Druk op of om de resolutie te veranderen
3 Druk op .
Demping
is 3
Waarde is
0.0 of 0.00