Operation Manual
MULTI 3100 Spiegeltransducer Installatie HandleidingNAVMAN
16
Appendix B - Problemen oplossen
Deze gids voor het oplossen van problemen gaat
ervan uit dat u de complete handleiding gelezen en
begrepen heeft.
Het is vaak mogelijk om moeilijkheden op te lossen
zonder dat het apparaat voor reparaties naar de
fabriek hoeft worden teruggezonden. Wij verzoeken
u vriendelijk om deze probleem-oplos-sectie door
te lezen voordat u contact opneemt met uw
NAVMAN dealer.
Er zijn geen onderdelen die door de gebruiker
onderhouden dienen te worden. Er zijn gespecialiseerde
methodes en testinstrumenten voor nodig om te
controleren of het apparaat op een correcte manier
opnieuw in elkaar is gezet en of het nog steeds
waterdicht is. Reparaties aan het apparaat dienen
alleen te worden uitgevoerd door servicecenters die
door Navman NZ Limited zijn goedgekeurd.
Gebruikers die hun apparaat zelf onderhouden maken
de garantie ongeldig.
U kunt meer informatie vinden op onze website:
www.navman.com
1 Problemen bij inschakelen apparaat:
a Zekering doorgebrand of stroom
onderbroken door stroomonderbreker.
b Voltage accu niet tussen 10.5 en 16.5 V DC.
c Electriciteits- / datakabel beschadigd.
2 Snelheidweergave klopt niet of vertoont
onregelmatigheden:
a Kalibratie is niet correct (zie sectie 3-7).
b Snelheidstransducerkabel is losgeraakt of
beschadigd.
c Snelheids-/temperatuurtransducer is vuil of
beschadigd. Controleer of het schoepenrad
zowel aan de voor als achterkant recht in
de houder zit. Haal het schoepenrad uit
houder en controleer op viezigheid en
schade. Draai het schoepenrad met de
hand en controleer de snelheidsmeter voor
een weergave.
d De snelheidstransducer is niet correct
geïnstalleerd of het water stroomt er niet
gladjes over. Herzie installatie.
e Storing door electrische ruis. Herzie
installatie.
3 Diepteweergave klopt niet of vertoont
onregelmatigheden:
a Apparaat is tijdelijk niet in staat om de
bodem waar te nemen, bijv. omdat het
water te diep, te ondiep of te troebel is,
omdat de boot achteruit vaart of omdat het
water rond de transducer te woelig is.
b Dieptetransducerkabel is losgeraakt of
beschadigd.
c Dieptetransducer is vies of beschadigd.
Controleer op viezigheid, beschadigingen
of een te dikke laag verf.
d Dieptetransducer is niet correct geïnstalleerd
of het water vloeit er niet gladjes over. Herzie
installatie.
e Storing door de ultrasone golven van een
andere dieptetransducer.
f Storing door electrische ruis. Herzie
installatie.
Om de transducer te controleren vervangt u
deze tijdelijk door een goed functionerende
transducer. Houd deze transducer over boord
in het water en controleer of er een diepte
weergegeven wordt.
4 Temperatuurweergave klopt niet:
a Kalibratie is niet correct (zie sectie 6-2).
b De snelheids-/temperatuurransducer is
beschadigd.
5 Het woord SIM flikkert aan de rechteronderkant
van het scherm, weergegeven waarden zijn niet
zoals verwacht:
a Apparaat staat op de simulatie-instelling
(zie sectie 2-5).
6 Het beeldscherm beslaat:
a Vochtige lucht is door het luchtgaatje de
achterkant van het apparaat binnengedrongen.
Zorg dat de boot gelucht wordt of gebruik het
apparaat met de achtergrondverlichting op de
felste stand.
b Water is door het luchtgaatje aan de
achterkant het apparaat binnengedrongen.
Stuur het apparaat voor onderhoud naar
een servicecenter.