Operation Manual
11
MULTI 3100 Spiegeltransducer Installatie Handleiding
NAVMAN
Verschillende NAVMAN instrumenten kunnen tijdens
de installatie zodanig op elkaar aangesloten worden
dat ze informatie kunnen uitwisselen. Er zijn twee
manieren om deze aansluiting tot stand te brengen:
NavBus of NMEA.
8-1 NMEA
NMEA is een industriestandaard. Snelheids-, diepte-,
temperatuur- en loginformatie kan worden geproduceerd
en vervolgens gelezen en weergegeven worden op
elk compatibel NAVMAN (bijv REPEAT 3100) of NMEA
instrument. Snelheid (RMC) kan door NMEA
ontvangen en door de MULTI 3100 weergegeven
worden. (Zie sectie 10-1 voor bedrading).
Als een externe RMC- (snelheid) invoer van een GPS
instrument beschikbaar is, dan kunt u de MULTI 3100
instellen voor het gebruik van deze snelheidsmetingen
(zie sectie 10-2, stap 2).
NB:
De snelheid die door een schepradsensor
wordt gemeten is de snelheid van de boot t.o.v.
het water. De GPS-snelheid is de snelheid
gemeten over de grond. Als er sprake is van
stroming, dan zullen deze metingen verschillen.
Als een transducer niet op het apparaat
aangesloten en de daardoor voortgebrachte
externe data dus niet beschikbaar is, dan zal
de weergegeven waarde 0 zijn (bv. als een
GPS wordt gebruikt voor snelheidsmeting en
er is geen snelheids/temperatuur transducer,
dan wordt de temperatuur als 0 weergegeven.
8 Systeem van verschillende instrumenten
8-2 NavBus
NavBus is een systeem dat eigendom is van
NAVMAN. Het werkt op hoge snelheid en biedt de
mogelijkheid om een veelheid aan gegevens uit te
wisselen tussen verschillende instrumenten.
Als instrumenten via NavBus op elkaar aangesloten
zijn:
zullen de eenheden, alarm en kalibratie voor
een instrument automatisch veranderen als u
deze waarden verandert voor een ander
instrument van het zelfde type.
kan elk instrument worden aangesloten op een
groep van instrumenten (zie sectie 10-2, stap
3). Als u de achtergrondverlichting verandert in
groep 1, 2, 3 of 4 dan zal de
achtergrondverlichting automatisch veranderen
voor de andere instrumenten in dezelfde
groep. Als u de achtergrondverlichting
verandert voor een instrument uit groep 0 dan
gebeurt er niets met de andere instrumenten.
Als een alarm klinkt, dan kunt u dit uitschakelen
door op te drukken op een van de
instrumenten die het alarm op het beeldscherm
laat zien. Een dieptealarm kan dan bijvoorbeeld
uitgezet worden op elk instrument dat diepte
weergeeft.
Als het apparaat niet is aangesloten op een snelheids-
of temperatuurtransducer, dan zal het apparaat
automatisch, via NavBus, diepte- , snelheids- en
temperatuurmetingen van een ander instrument
overnemen als deze informatie beschikbaar is.
Voor meer informatie verwijzen we u graag naar de
NavBus Installatie- en Bedieningshandleiding.
7-1 Instellen aftelklok
De klok begint op de starttijd (om de starttijd te
veranderen zie sectie 7-3).
1 Druk op totdat de aftelklok in beeld komt.
2 Druk op + . De klok laat kort C:CC zien
en begint dan af te tellen vanaf de starttijd.
7-2 Stoppen en resetten van aftelklok
1 Druk op totdat de aftelklok wordt weergegeven.
2 Druk op + . De klok zal stoppen en de tijd
wordt gereset naar de starttijd (zie sectie 7-3).
De starttijd
van de klok is
9 min.
7-3 Starttijd veranderen
1 Druk verschillende keren op + totdat de
aftelklok-scherm wordt weergegeven:
2 Druk op of om het aantal startminuten in te
stellen.
3 Druk op . De klok zal nu niet beginnen af te
tellen (om de klok te starten, zie sectie 7-1).