Operation Manual

G-PILOT 3100 Bedieningshandleiding
NAVMAN
68
3 Inschakelen, gebruiken en uitschakelen
van de G-PILOT:
Voor kompas-stand: zie sectie 4.
Voor GPS-stand: zie sectie 5.
Voor wind-stand: zie sectie 6.
4 Het is mogelijk om de stuurstand te
veranderen terwijl u vaart, bijv.:
Verander van GPS naar kompas aan
het eind van een route.
Verander op een zeilboot van wind
naar kompas of GPS wanneer u van
zeil naar motor wisselt (zie sectie 3-4).
5 De G-PILOT kan worden aangepast om de
stuurfunctie te optimaliseren:
Indien nodig kunt u het draaitempo
aanpassen zodat de boot in een redelijk
tempo draait; ga naar TURN RATE in
het opties-menu (zie sectie 3-7)
Kies een passend pro el voor de
condities (zie sectie 7-2).
Indien nodig dient u de data in het pro el
aan te passen om de stuurfunctie te
verbeteren (zie sectie 7-3).
Indien de stuurfunctie van G-PILOT
slecht is en het sturen niet verbetert
door bovenstaande aanpassingen,
overweeg dan een complete
haveninstelling en zeetest zoals
beschreven wordt in de G-PILOT 3100
Installatiehandleiding.
Belangrijk:
De G-PILOT 3100 kan een boot niet beter
sturen dan een schipper. De G-PILOT
3100 is niet bedoeld voor gebruik onder
extreme weersomstandigheden, in
ongunstige condities of in de buurt van
andere boten, gevaarlijk water of land.
Onder deze omstandigheden dient u de
G-PILOT uit te schakelen en de boot
handmatig te sturen.
Laat het roer nooit onbemand. Zorg dat er
te allen tijde iemand op de uitkijk staat en
wees paraat om het roer over te nemen.
Probeer het roer niet handmatig te sturen
terwijl de G-PILOT is ingeschakeld.
Lokale variaties in magnetische velden
kunnen de precisie van de kompas-
koersrichting beïnvloeden. Deze variaties
zijn de verantwoordelijkheid van de gebruiker.
2-3-3 Actie in een noodgeval
Om controle over de boot te herstellen in een
noodsituatie:
Druk of op AUTO om de G-PILOT 3100
op STBY (stand-by) te zetten
of schakel de stroom uit.
Stuur de boot vervolgens handmatig.
2-3-4 Uitschakelen van de
G-PILOT 3100
Normaal gesproken schakelt u de G-PILOT
uit wanneer uw bestemming is bereikt.
2-4 Instelling van de stuurstand
De G-PILOT 3100 kan de boot op drie manieren
besturen: kompas, GPS of wind. Deze worden
de stuurstanden genoemd.
Voor een motorboot
Voor een boot zonder GPS of voor een
boot met GPS wanneer u niet naar
een waypoint wil navigeren, kiest u
de kompasstand. De G-PILOT 3100
stuurt de boot naar een ingestelde
kompaskoersrichting.
Om de G-PILOT 3100 te gebruiken om
met een GPS naar een waypoint of over
een route te navigeren, kiest u de GPS-
stand. De G-PILOT 3100 stuurt de boot
gebruik makende van navigatiedata van
de GPS.
Voor een zeilboot
Om te zeilen, laveren en gijpen op een
bepaalde hoek aan de wind, kiest u de
windstand. Voor de windstand heeft u
een via NavBus of NMEA aangesloten
windinstrument nodig, zoals Navman’s
WIND 3100.
Om naar een ingestelde kompasrichting
te sturen kiest u de kompasstand
Om de G-PILOT 3100 te gebruiken om
met een GPS naar een waypoint of over
een route te navigeren, kiest u de GPS-
stand.
Opmerking voor zeilboten
Gebruik van de G-PILOT wordt niet
aangeraden in lichte, veranderlijke of
vlagerige wind.
Pas op dat u voor de wind geen klapgijp
veroorzaakt.
Voor de windstand is een accurate
kalibratie van het windinstrument nodig.