Operation Manual
45 NAVMAN Diesel brandstof-flow-sensorkit Installatie- en bedieningshandleiding
5 Installatie van de kabels
Zodra de flow-sensoren zijn geïnstalleerd,
dient u de kabels te installeren.
Tijdens kabelinstallatie:
Houd de kabel verwijderd van elektrische
signalen of elektrische ruis.
Leg de kabel op een nette en veilige
manier.
Plet, knel of verdraai de kabel niet.
Maak de kabel met regelmatige
tussenruimtes vast met kabelbinders
of geïsoleerde elektrische nietjes; de
kabel dient door kabelbuis te gaan of op
een andere manier in toom te worden
gehouden.
Verzekert u zich ervan dat er geen
connectoren of open eindstukjes in het
ruim liggen.
5 -1 Verbindings- en tachometerkabels
Verbindingskabel
De linkkabel om de sensor die de data levert
op de retoursensor aan te sluiten is 2 m lang en
heeft connectoren met bruine sluitmoeren:
1 Steek het ene eind in de connector van de
datasensor met een bruine moer. Draai
de sluitmoer aan om de verbinding aan te
sluiten.
2 Leg de kabel op een nette en veilige
manier. Gebruik indien nodig een extra
verlengkabel.
3 Steek het uiteinde van de connector in de
retoursensor met een bruine moer. Draai
de sluitmoer aan om de verbinding aan te
sluiten.
Tachometerkabel
De kabel van de tachometer naar de
retoursensor is 4 m lang en heeft een
connector met een gele sluitmoer:
1 Leg de kabel op een nette en veilige manier
van de tachometer naar de retoursensor.
Bevestig de kabel goed, zodat deze niet
vast kan komen te zitten in bewegende
delen, of zou kunnen smelten door hete
motoroppervlaktes. Gebruik indien nodig
een extra verlengkabel.
2 Steek het uiteinde van de connector in de
retoursensor met een gele moer. Draai de
sluitmoer aan om de verbinding aan te
sluiten. De tachometer dient van stroom
voorzien te worden voor de uiteindelijke
bevestiging, voor een goede plaatsing.
Gebruik een (moer)sleutel voor de
flensmoer en een andere aan de
vlakke kant van de cilinderaansluiting.
Flensmoeren dienen goed vast te zitten om
lekkage te voorkomen.
12 Open de brandstofkraan aan de
brandstoftank voorzichtig totdat de
brandstof uit de uitlaat van de sensor in de
aanvoerleiding druppelt. Nu zou de pijp
tot de eerste aansluiting met brandstof
gevuld moeten zijn - dit betekent dat er
minder lucht in het systeem zit dat u uit het
systeem moet laten lopen om de motor te
starten. Draai de kraan uit.
13 Draai de fitting aan de uitlaatkant van
de aanvoersensor vast met het correcte
gereedschap.
Gebruik een (moer)sleutel voor de
flensmoer en een andere aan de
vlakke kant van de cilinderaansluiting.
Flensmoeren dienen goed vast te zitten om
lekkage te voorkomen.
14 Draai de omleidingsklep naar verticaal aan
beide sensoren (normale bedieningsstand).
15 Als u zowel de aanvoer- als de
retourleidingen aangesloten hebt en alle
fittingen hebt aangedraaid dient u de
brandstofleidingen leeg te laten lopen.
Hiervoor gebruikt u dezelfde procedure als
na het verwisselen van een brandstoffilter
- raadpleeg de motorhandleiding.
16 Draai de brandstofkraan bij de tank
aan. Laat de motor 5 minuten draaien.
Controleer op pijplekkage.
17 Laat de in diesel gedrenkte doeken niet
in de boot achter - ze zijn een brandrisico.
Ruim ze op en verwijder ze op een nette
manier.
18 Ga verder met de installatie.
(Zie diagram in sectie 3-1)










