Operation Manual
Gebruikershandboek NAVIGON 14xx | 24xx
Nuttige functies - 59 -
6. Druk op Opslaan.
7. Pas het routeprofiel aan uw behoeften aan.
8. Druk op OK
.
Het nieuwe routeprofiel verschijnt in de lijst R
OUTEPROFIELEN.
8.1.4 Routeprofiel selecteren
1. Druk op Opties > Instellingen > (Actueel routeprofiel)
Wanneer de kaart in de modus Standaard is geopend, druk dan op
Opties
> Route > Routeprofiel.
2. Druk op de naam van het routeprofiel dat u wilt gebruiken.
3. Druk op
(Terug).
8.1.5 Routeprofielen beheren
Door de gebruiker gedefinieerde routeprofielen kunnen worden
bewerkt, een nieuwe naam krijgen en worden gewist.
Routeprofiel bewerken
1. Druk op Opties
> Instellingen.
Wanneer de kaart in de modus Standaard is geopend, druk dan op
Opties
> Algemeen > Instellingen.
2. Druk op de knop
(Actueel routeprofiel). Op deze knop kan ook
een ander symbool zijn weergegeven.
3. Druk op de knop
(Wijzigen) naast het routeprofiel dat u wilt
bewerken.
4. Leg de gewenste instellingen vast.
5. Druk op OK
.
De instelling Gebruik van tolwegen
bestaat uit meerdere afzonderlijke
instellingen. U kunt bijv. voor elk land met vignetplichtige
autosnelwegen vastleggen of u deze wegen wilt gebruiken voor de
navigatie.
1. Druk op de knop
(Wijzigen) naast de instelling Gebruik van
tolwegen.
Het venster G
EBRUIK VAN TOLWEGEN wordt geopend.
2. Pas de afzonderlijke instellingen aan uw behoeften aan (Ja
, Nee,
Altijd vragen
).
Als u de instelling Altijd vragen
activeert, wordt u telkens wanneer
de routepreview een route over een tolweg wil berekenen,
gevraagd of u dit soort tolwegen wilt gebruiken. U kunt deze
instelling dan ook vastleggen voor toekomstige ritten.