Operation Manual
Gebruikershandboek NAVIGON 14xx | 24xx
- 56 - Werken met de kaart
Zoomen: Wanneer deze knop actief is, kunt u met uw vinger een
kaartfragment tekenen.
Tekent u het kaartfragment van linksboven naar rechtsonder, dan wordt
het vervolgens naar beeldschermgrootte gezoomd.
Tekent u het kaartfragment van rechtsonder naar linksboven, dan wordt
uit de kaart uitgezoomd.
Verschuiven: Wanneer deze knop actief is, kunt u met uw vinger het
weergegeven kaartfragment veranderen. Schuif de kaart gewoon in de
gewenste richting.
Hele route: Zoomt de kaart zodanig dat de hele route zichtbaar is.
Actuele locatie: Kiest het weergegeven kaartfragment zodanig dat de
huidige locatie in het midden ligt.
7.5.1 Werken in de modus Bestemming zoeken
1. Druk op het punt waarheen u wilt navigeren.
Het punt van bestemming waarop u heeft gedrukt, verschijnt onder
het dradenkruis.
In het onderste derde deel van het beeldscherm verschijnen de
geografische coördinaten van het punt van bestemming en het
betreffende adres.
2. Druk op
(OK).
Er verschijnen knoppen met verschillende functies.
Daarheen navigeren
: Start de navigatie naar het gekozen punt. Wanneer u zich
net in een navigatie bevindt, wordt deze afgebroken.
MyReport
: Opent het venster MYREPORT. Daar kunt u wijzigingen bij
verkeerscontrolesystemen en in de verkeersroutering bij NAVIGON
melden.
Tussenbestemming
: Stelt het gekozen punt als tussenbestemming in. De
navigatie gaat dan eerst naar deze tussenbestemming. Daarna kunt u
de navigatie naar uw oorspronkelijke bestemming voortzetten.
Deze functie is alleen geactiveerd, wanneer u zich net in een navigatie
bevindt.
Aan route toevoegen
: Voegt het gekozen punt als laatste punt aan de
routeplanning toe, zodat de navigatie daarheen plaatsvindt na de
oorspronkelijke bestemming of na de andere routepunten.