Operation Manual
Gebruiksaanwijzing Nederlands
73
Tanken en
oliepeilcontroleren
Aanwijzing
De motor moet in de fabriek met olie
gevuld zijn – controleren en indien
nodig bijvullen.
Tank diesel.
Vul de brandstoftank tot
maximaal 2,5 cm onder de rand
van de vulopening.
Sluit de brandstoftank goed af.
Controleer het oliepeil.
Het oliepeil moet tussen de
markeringen "Full/Max." en "Add/
Min." liggen (zie ook de gebruiks-
aanwijzing van de motor.
Koelwaterpeil controleren
Afbeelding 16
Het koelwaterpeil moet zich tussen
de markeringen MIN en MAX op de
vereffeningstank bevinden.
Indien nodig bijvullen (zie gedeelte
"Onderhoud").
Bandendruk controleren
Aanwijzing
Om productieredenen kan de
bandendruk hoger dan vereist zijn.
Bandendruk controleren. Indien
nodig corrigeren (zie gedeelte
"Onderhoud"):
– voren: 0,7 bar
– achteren: 1,0 bar.
Motor starten
Neem plaats op de
chauffeurstoel.
Zet de rijhendel in de neutrale
stand.
Schakel de PTO uit.
Stel de gashendel in
op /Vol gas.
Druk het rempedaal helemaal in
en vergrendel de vastzetrem.
Draai de contactsleutel op /I.
Voor het starten van een
dieselmotor is voorgloeien nodig.
Het bereiken van de voor de start
van de motor vereiste temperatuur
wordt aangegeven door het doven
van het controlelampje van de
gloeibougie.
Aanwijzing
Bij een warme motor is voorgloeien
niet nodig.
Nadat het controlelampje van de
gloeibougie is gedoofd:
Draai de contactsleutel kort
op , tot de motor loopt
(één startpoging max. 10 sec.).
Wacht 1 minuut tot de volgende
poging, zet de contactsleutel
daarbij in stand /0.
Als de motor loopt:
Draai de sleutel terug op /I.
Draai de gashendel langzaam in
de richting /Onbelast lopen.
Laat de motor ca. 3–5 minuten
warmlopen.
Aanwijzing
Gebruik de motor niet met volledige
belasting tot de motor warm
geworden is.
Bij temperaturen onder 0 °C:
– Let op de juiste viscositeit van de
motorolie (zie tabel in gedeelte
"Onderhoud" resp. handboek van
de motor).
– Ze de gashendel bij de start van
de motor in stand .
Motor stoppen
Laat de motor afkoelen,
afhankelijk van de eerdere
belasting.
– Bij geringe belasting:
Gashendel in stand en
motor ca. 1 minuut laten lopen.
– Bij sterke belasting:
Gashendel in middelste stand
en motor ca. 3–5 minuten laten
lopen.
Zet de contactsleutel op /0.
Trek de sleutel uit het contactslot.
Vergrendel de vastzetrem.
Met de zitmaaier rijden
dÉî~~ê
^Äêìéí=ÄÉÖáååÉå=ãÉí=êáàÇÉåI=
éäçíëÉäáåÖ=ëíçééÉå=Éå=êáàÇÉå=ãÉí=íÉ=
ÜçÖÉ=ëåÉäÜÉáÇ=îÉêÖêççí=ÜÉí=ÖÉî~~ê=
îççê=çåÖÉî~ääÉå=Éå=â~å=äÉáÇÉå=íçí=
ëÅÜ~ÇÉ=~~å=ÜÉí=~éé~ê~~íK
tÉÉë=ÄáàòçåÇÉê=îççêòáÅÜíáÖ=Äáà=ÜÉí=
~ÅÜíÉêìáí=êáàÇÉåK=
sÉê~åÇÉê=åççáí=î~å=êáàêáÅÜíáåÖ=çÑ=î~å=
ëåÉäÜÉáÇëÄÉêÉáâ=òçåÇÉê=ÜÉí=îçÉêíìáÖ=
ÉÉêëí=íçí=ëíáäëí~åÇ=íÉ=ÄêÉåÖÉåK
sÉêëíÉä=ÇÉ=ëíçÉä=åççáí=íáàÇÉåë=ÜÉí=
êáàÇÉåK
Stel de chauffeurstoel in.
Stel de gordel in en doe deze om.
Start de motor zoals aangegeven.
Til aan de driepuntsopbouw-
voorziening gemonteerde
opbouwapparaten omhoog.
Druk het rempedaal helemaal in
en maak de vastzetremmen los.
Stel de rijhendel in op het
gewenste snelheidsbereik
(hoog/laag).
Stel de gashendel in op het
optimale bereik voor de taak
(doorgaans /Vol gas).
Laat het rempedaal los en bedien
het pedaal voor vooruit-/
achteruitrijden langzaam tot de
gewenste snelheid bereikt is.
Controleer voor het wegrijden
dat de voorwielen in de gewenste
stand staan.
Aanwijzing
De lage snelheidsstand van de
rijhendel moet
– worden gebruikt voor het rijden op
hellingen en oneffen terrein,
– worden gekozen bij gebruik van
opbouwapparaten aan de PTO.
Pedaal voor vooruit-/achteruitrijden
werkt niet als vastzetrem
vergrendeld is.
Bedienen terwijl de vastzetrem
vergrendeld is, leidt tot voor-
tijdige slijtage van de aandrijfs-
tang.
Tractor stoppen en
wegzetten
Laat het rijpedaal los en trap het
rempedaal in tot het voertuig
stilstaat.
Zet de rijhendel in de neutrale
stand N.
Schakel de PTO uit.
Stop de motor zoals aangegeven.
Breng gemonteerd toebehoren
met het centrale hydraulische
systeem omlaag.
!