Operation Manual
Nederlands Gebruiksaanwijzing gazontractoren
46
Schakelaar voor elektrisch
omhoog zetten van maai-
mechanisme (D)
(afhankelijk
van model)
Afb. 4
Dient voor het omhoog en omlaag
zetten van het maaimechanisme
(alleen in combinatie met de hendel
voor hoogte- en diepte-instelling van
het maaimechanisme).
Maaimechanisme omlaag
=
schakelaar naar voren duwen.
Maaimechanisme omhoog
=
schakelaar naar achteren.
Aanwijzing
Het maaimechanisme wordt slechts
zo ver omlaag gebracht tot de eerste
met de hendel voor hoogte- en
diepte-instelling van het maaimecha-
nisme vooraf ingestelde hoogte
bereikt is.
Instelhendel voor maai-
hoogte (E)
(afhankelijk
van model)
Afb. 1
Dient voor het omhoog en omlaag
zetten van het maaimechanisme.
Grote maaihoogte
,
maaimechanisme hoog = hendel
op „HI/12”.
Kleine maaihoogte
,
maaimechanisme laag = hendel
op „LO/1”.
Hendel voor hoogte-
en diepte-instelling van
het maaimechanisme (F)
(afhankelijk van model)
Afb. 4
Diet voor de voorkeuze van de ge-
wenste hoogte-instelling van het
maaimechanisme (alleen in combi-
natie met het elektrisch omhoog-
zetten van het maaimechanisme).
Grote maaihoogte
,
maaimechanisme hoog = hendel
op „HI/6”.
Kleine maaihoogte
,
maaimechanisme laag = hendel
op „LO/1”.
Aanwijzing
Voor het instellen moet het maai-
mechanisme eerst met de schakelaar
voor elektrisch omhoogzetten van het
maaimechanisme volledig omhoog
worden gezet.
Indicatie tankinhoud (G)
Afb. 5
Zodra het brandstofpeil het bereik
van het kijkvenster (1) heeft bereikt,
moet er bijgevuld worden.
Hendel voor transmissie-
ontgrendeling (H)
Afb. 6
Duwen van de machine terwijl
de motor uitgeschakeld is.
Hendel uittrekken en omhoog
duwen. Hendel omlaag duwen
en indrukken als u wilt rijden.
De hendel bevindt zich op de achter-
wand van de machine.
Meetstok/vulopening
voor transmissieolie (I)
Afb. 5
Voor het controleren van het vulpeil
resp. het toevoegen van transmis-
sieolie.
Branststoftank/
vulopening (J)
Afb. 1
Opbergvak (K)
Afb. 1
Dooshouder (L)
Afb. 1
Stoelverstelhendel (M)
Afb. 7
Trek aan de hendel en stel de stoel in.
Verstelhendel stuur (N)
(afhankelijk van uitvoering)
Afb. 8
Dient voor de instelling van de stuur-
positie.
Druk de hendel in en houd deze
vast.
Verstel het stuur.
Hendel loslaten. Op correct vast-
klikken van stuurwiel letten.
Rempedaal (O)
Afb. 1
Het rempedaal kan worden gebruikt
voor snel afremmen, activeren
en deactiveren van de vastzetrem
en voor het uitschakelen van
de tempomat.
Choke (P/R) (afhankelijk
van uitvoering)
Afb. 9
Om een koude motor te starten,
zet u de chokehendel naar voren
op stand (afbeelding 9)
of zet u de gashendel op stand
(afbeelding 10).
Gashendel (P)
Afb. 10
Stel het motortoerental traploos in.
Snel motortoerental = .
Laag motortoerental = .
Schakelaar voor vast-
zetrem/Tempomat (Q)
Afb. 11
Deze schakelaar heeft een dubbele
functie:
Bedien de vastzetrem :
Rempedaal helemaal indrukken
en aan schakelaar trekken.
Rempedaal loslaten.
Vastzetrem losmaken:
Duw het rempedaal helemaal in.
De schakelaar komt los.
Tempomat inschakelen:
Tijdens het rijden de schakelaar
indrukken.
De op dit tijdstip gekozen voorwaart-
se snelheid (echter niet de maximum-
snelheid) wordt aangehouden.
U kunt uw voet van het rijpedaal
nemen.
Bij het bedienen van het rijpedaal
of het rempedaal wordt de Tempo-
mat automatisch uitgeschakeld.
Aanwijzing
De Tempomat werkt alleen bij vooruit
rijden.










