Operation Manual
35
Gebruiksaanwijzing
Tips voor de beste trimresultaten
Houd de snijkop parallel aan de grond.
Maai alleen met de punt van de draad, in het bijzonder
langs muren. Maaien met meer dan de punt vermindert
het maaivermogen en kan tot overbelasting van de
motor leiden.
Gras van meer dan 20 cm hoog moet in meerdere keren
gemaaid worden door het steeds een stukje korter te
snijden om een voortijdige slijtage van de draad of het
aanlopen van de motor te vermijden.
Maai indien mogelijk van links naar rechts.
Maaien naar rechts levert een beter maaivermogen van
het apparaat op. Grasafval wordt dan van de gebruiker
weggeslingerd.
Beweeg de grastrimmer langzaam op de gewenste
hoogte in en uit het gedeelte dat u wilt maaien.
Beweeg zelf vooruit en achteruit of van links naar rechts.
Het knippen van korte stukken leidt tot betere resultaten.
Knip alleen wanneer gras en onkruid droog zijn.
Voor de levensduur van de trimdraad spelen een aantal
factoren een rol.
De levensduur van de trimdraad hangt af van;
de te maaien planten;
waar deze gemaaid worden;
Een draad verslijt bijvoorbeeld sneller bij het maaien
langs een muur dan bij het maaien rondom een boom.
Decoratief maaien
U krijgt een decoratief resultaat wanneer u alle planten rond
bomen, palen, hekken enz. wegmaait.
Draai het hele apparaat zodanig dat u de snijkop in een hoek
van 30° tot de grond houdt (afb. 22).
Gebruik met snijmes (afhankelijk van model)
Houd het apparaat in de werkstand (afb. 20).
Zie „Grastrimmer vasthouden”.
Tips voor het gebruik met het snijmes:
Maai op regelmatige wijze.
Zorg ervoor dat u stevig en gemakkelijk staat.
Geef vol gas voordat u naar het te maaien gedeelte gaat.
Het mes heeft bij vol gas maximale snijkracht.
Daardoor voorkomt u vastklemmen, blijven steken
of schokken van het mes, waardoor ernstig letsel
bij de gebruiker of andere personen kan optreden.
Maai door met bovenste gedeelte van uw lichaam
van links naar rechts te draaien.
Laat de gashendel altijd los en laat de motor onbelast
lopen wanneer u niet maait.
Draai het apparaat in dezelfde richting waarin het mes
snijdt. Dit bevordert het maaien.
Ga door naar de volgende plek na het uitvoeren
van de snijbeweging en neem opnieuw een stevige
houding aan.
Zet na het terugdraaien één of meer passen in de richting
van het volgende te maaien stuk en ga weer stevig staan.
Volg deze aanwijzingen op om de kans te beperken dat
planten zich om het mes wikkelen:
Geef vol gas wanneer u maait.
Draai van rechts naar links in de te maaien planten
(afb. 23).
Maai niet in de zojuist afgemaaide planten wanneer
u terugdraait.
Onderhoud en reparaties
Let op: Scherp mes bij de veiligheidsafscherming:
– Zet de motor uit.
– Wacht tot alle bewegende delen volledig tot stilstand
gekomen zijn. De motor moet afgekoeld zijn.
– Trek de bougiestekker los van de motor, zodat
onbedoeld starten van de motor niet mogelijk is.
Laat alle reparaties uitsluitend door een gespecialiseerd
bedrijf uitvoeren.
Laat de machine aan het einde van het seizoen door een
gespecialiseerd bedrijf inspecteren en onderhouden.
Trimdraad aanbrengen (afhankelijk van model)
Hier wordt het aanbrengen van de Split-Line™
en de gewone standaarddraad beschreven.
Gebruik altijd een vervangingstrimdraad met een diameter
van 2,41 mm. Bij gebruik van een trimdraad met een andere
lengte dan aangegeven kan de motor oververhit of defect
raken.
Er zijn twee mogelijkheden om de trimdraad te vervangen:
Een nieuwe draad op de binnenste spoel rollen
Een binnenste spoel met een vooraf opgewikkelde draad
aanbrengen
Een draad op de bestaande binnenste spoel rollen
1. Houd de buitenste spoel met één hand vast en draai
de aantipknop met de wijzers van de klok mee met
de andere hand los (afb. 24). Controleer dat de schroef
binnen de aantipknop vrij kan worden bewogen.
Vervang de aantipknop wanneer deze beschadigd is.
2. Trek de binnenste spoel los van de buitenste spoel.
(afb. 24).
3. Neem de veer uit de binnenste spoel (afb. 24).
4. Gebruik een schone doek voor het reinigen van
de binnenste spoel, de veer, de as en de binnenkant
van de buitenste spoel (afb. 25).
5. Controleer de slijtage van de vertanding van de bin-
nenste en buitenste spoel (afb. 26). Verwijder indien
nodig de braam of vervang de spoelen.