Operation Manual

40 Bluetooth™- en Wi-Fi-verbindingen
5 Raak indien nodig OK aan of voer de code van het
apparaat (bijvoorbeeld 0000) in om verbinding met
het apparaat te maken. Wanneer er verbinding met
het apparaat is gemaakt, wordt het
Bluetooth-pictogram weergegeven in de
statusbalk.
Opmerking: het gebruik van een mobiel apparaat of
accessoire kan u tijdens het rijden afleiden en is
mogelijk niet toegestaan. Overtreed de wet niet en rijd
veilig.
Nadat u bent verbonden:
Als u opnieuw verbinding wilt maken met een
apparaat, schakelt u het apparaat in of raakt u de
apparaatnaam aan in de lijst met
Bluetooth-apparaten.
Als u een verbinding wilt verbreken met een
apparaat, schakelt u het apparaat uit of raakt u de
naam van het apparaat aan in de lijst met apparaten
en vervolgens Menu > Verbinding verbreken.
Bluetooth uitschakelen: raak Menu >
Instellingen > Draadloos en netwerken >
Bluetooth aan.
Wi-Fi-netwerken
Verbinding maken met een netwerk binnen uw bereik:
1 Raak Menu > Instellingen > Draadloos en
netwerken
> Wi-Fi-instellingen aan.
2 Raak Wi-Fi aan om deze functie in te schakelen en
het zoeken te starten. Raak Menu > Scannen
aan als Wi-Fi al is ingeschakeld. Op uw telefoon
wordt een lijst weergegeven met netwerken die
zich binnen het bereik van de telefoon bevinden.
Tip: Als u het MAC-adres of overige gegevens over
Wi-Fi van de telefoon wilt weergeven, raakt
u Menu > Geavanceerd aan.
3 Raak het netwerk aan waarmee u verbinding wilt
maken. Voer indien nodig codes van de
netwerkbeheerder in en raak Verbinden aan.
Wanneer Wi-Fi is ingeschakeld en uw telefoon een
netwerk vindt dat u eerder hebt gebruikt, maakt de
telefoon hier automatisch verbinding mee en wordt
in de statusbalk weergegeven.
Wi-Fi uitschakelen: raak Menu > Instellingen >
Draadloos en netwerken > Wi-Fi aan.
Wi-Fi-hotspot
U kunt uw telefoon als Wi-Fi-hotspot instellen om
draagbare internettoegang voor andere
Wi-Fi-apparaten mogelijk te maken.