User manual
26
Nederlands
3.2 Zendmodule AUDIO LINK TX
zie afbeelding
Draadloos audiolinkbedrijf: Het uitgangssignaal
van een actieve luidspreker TXA-1022CD (cen-
traal apparaat) kunt u via de zendmodule ervan
overdragen op de ontvangstmodule van andere
actieve luidsprekers (nevenapparaten) in de serie
TXA-800 / -1020. Stel op de ontvangstmodules
van de nevenapparaten het transmissiekanaal in,
en stel de zendmodule van het centrale apparaat
in op hetzelfde kanaal. Ter informatie: Op het
centrale apparaat moeten ontvangst- en zend-
module op verschillende kanalen zijn ingesteld,
anders worden de signalen teruggekoppeld.
Opmerking: De klankregelaars (6) en de regelaar
MASTER (11) op het hoofdapparaat hebben geen
invloed op het uitgangssignaal van de zendmodule.
4 Opstelling / transport
Het apparaat kan vrij opgesteld of via de statief-
aansluiting aan de onderzijde op een PA-luid-
sprekerstatief gemonteerd worden.
Voor het transport is het apparaat voorzien
van een uittrekbare telescoopgreep. Druk de
ontgrendelingstoets aan de greeponderzijde
naar beneden en schuif de greep naar wens
uit / in elkaar.
5 Voedingsspanning
5.1 Gebruik op netstroom /
accu’sladen
Als u het apparaat op netstroom wilt gebrui-
ken en / of u de interne accu’s wilt opladen, sluit
het bijgeleverde netsnoer dan aan op de jack
POWER (19) en plug de stekker in een stopcon-
tact (230 V/ 50 Hz).
Bij aansluiting op netstroom schakelt het
automatisch laadsysteem voor accu’s in: Tijdens
het laden lichten de leds van de batterij-indicator
(4) permanent achtereenvolgens op. Het appa-
raat moet niet zijn ingeschakeld om te laden,
maar kan ook tijdens het laden worden ge bruikt.
Als het laden voltooid is, licht de bovenste led
“FULL” permanent op.
Na gebruik of na het laden van de accu’s trekt u
de stekker van het apparaat uit het stopcontact,
zodat er niet onnodig stroom wordt verbruikt.
5.2 Gebruik met accu’s
Tijdens het accubedrijf kunt u via de respectieve
led van de batterij-indicator (4) de laadtoestand
van de accu’s aflezen:
lading 80 – 100 %
lading minder dan 80 %
lading minder dan 50 %
lading minder dan 20 %
Belangrijk: Om beschadiging van de accu‘s door
volledige ontlading te vermijden en een verminderde
levensduur ervan te verhinderen, neemt u de vol-
gende aanwijzingen in acht:
– Voor de eerste ingebruikname en na langere bui-
tenbedrijfstelling moet u de accu‘s steeds volledig
opladen.
– Als de led “20 %” knippert, zijn de accu‘s bijna
ontladen en moeten ze zo snel mogelijk worden
geladen.
– Zorg dat de accu‘s volledig worden geladen, voor-
dat u ze voor lange periode opbergt, en herhaal
dit ten minste om de twee maanden tijdens de
opbergperiode.
6 Audio-aansluitingen
Alle aansluitingen mogen alleen bij uitgescha-
keld apparaat worden uitgevoerd.
6.1 Ingangen
U kunt twee microfoons aansluiten: de eerste
microfoon via een XLR- of een 6,3 mm-stekker
op de aansluiting MIC 1 (18) en de tweede via
een 6,3 mm-stekker op de jack MIC2(17).
Op de Cinchjacks LINE IN (13) en de 3,5 mm-
jack AUX IN (15) kunt u audio apparatuur met
lijnsignaalniveau (bijv. cd- / mp3-speler, meng-
paneel, cassettedeck, tuner) aansluiten. U kunt
zowel mono- als stereoapparatuur aansluiten, bij
een stereo-ingangssignaal worden het linker en
rechter kanaal tot een monosignaal gemengd.
6.2 Uitgangen
Op de uitgangen LINE OUT en AUX OUT (14)
kunt u andere audioapparatuur aansluiten,
bijv. een opnameapparaat of een bijkomende
actieve luidspreker. Op beide uitgangen is het
mengsignaal van de ge luidsbronnen beschik-
baar, ongewijzigd door de klankregelaars (6) en
de regelaar MASTER (11). Op elke uitgangsjack
–de twee cinchjacks en de 3,5 mm-jack – is
een monosignaal beschikbaar.
7 Bediening
OPGELET Stel het volume nooit te hoog in.
Langdurige blootstelling aan hoge
volumes kan het gehoor bescha-
digen!
Het gehoor raakt aangepast aan hoge volumes
die na een tijdje niet meer zo hoog lijken. Ver-
hoog daarom het volume niet nog meer, nadat
u er gewoon aan bent geraakt.
1)
Stel de regelaar MASTER (11) van het ap-
paraat in op de stand “MIN”, alvorens het
apparaat in te schakelen.
2) Om het apparaat in en uit te schakelen, ge-
bruikt u de schakelaar POWER (5). Bij inge-
schakeld apparaat licht de schakelaar op. De
batterij-indicator (4) geeft de laadtoestand
van de accu’s aan.
Om bij accubedrijf een beschadiging van
de accu’s door volledige ontlading te vermij-
den, zorgt een ontladingsbeveiliging ervoor
dat het apparaat automatisch uitschakelt.
Door de zelfontlading van de accu’s kan een
volledige ontlading echter ook optreden, als
het apparaat niet langer wordt gebruikt. Let
daarbij absoluut op de tekst in het kader “Be-
langrijk” in hoofdstuk 5.2.
3) Schakel de geluidsbronnen die u wilt horen,
en stel het gewenste geluidsvolume in met
de respectieve regelaars (zie hieronder); met
de regelaar MASTER (11) stelt u het totale
geluidsvolume voor de actieve luidspreker in.
Regeling van het geluidsbronvolume:
– voor de twee ontvangers van het tweeka-
naalse ontvangstmodule gebruikt u de res-
pectieve volumeregelaar (2), CH.A of CH.B.
bediening: zie hoofdstuk 7.1
– voor de ingebouwde audiospeler gebruikt
u de volumeregelaar VOLUME (22)
bediening: zie hoofdstukken 7.3 en 3.1
–
voor een apparaat op de ingang AUX
IN (15) en voor de Bluetooth-ontvanger
gebruikt u de volumeregelaar (8) op het
bedieningspaneel AUX
bediening van de Bluetooth-ontvanger:
zie hoofdstuk 7.2
Opmerking: De regelaar bepaalt het geluidsvo-
lume van het mengsignaal van beide bronnen,
als ze gelijktijdig worden gebruikt.
–
voor een apparaat op de ingang LINE IN
(13) gebruikt u de volumeregelaar (7) op
het bedieningspaneel LINE
– voor een aangesloten microfoon gebruikt
u de respectieve volumerege laar (10 of 9)
erboven
Stel het geluidsvolume van niet-ge bruikte
bronnen steeds in op de minimumstand of
schakel de bronnen volledig uit.
4) Voor de bediening van de zendmodule: zie
hoofdstuk 3.2.
5) Stel met de regelaar van de hoge tonen TRE-
BLE en de regelaar van de lage tonen BASS
(6) de klank in voor de actieve luidspreker.
6) Met de toets VOICE PRIORITY (12) kunt u de
voorrangsschakeling van de microfoon acti-
veren. Als de toets is ingedrukt (led eronder
licht op), wordt bij aankondigingen via een
aangesloten microfoon of via een radiomicro-
foon het geluidsvolume van de muziek sterk
gedempt. Om de functie ongedaan te maken,
schakelt u de toets weer uit.
Opmerking: De functie heeft ook invloed op het
uitgangssignaal van de jacks LINE OUT en AUX
OUT (14) en ook op het uitgangssignaal van de
zendmodule.
Bedieningselementen en display
35
Display voor de weergave van het transmissiekanaal (CH 1 … CH 16)
36
Zenderled; licht op bij ingeschakelde zendmodule
37
Niveauleds voor het audiosignaal op de ingang van de zendmodule:
– gele led: licht op vanaf een bepaald minimumniveau
– rode led: oversturingsled, mag slechts bij signaalpieken kort oplichten; als ze permanent oplicht,
verminder dan het geluidsvolume van de respectieve geluidsbron(nen)
38
Toetsen voor het instellen van het transmissiekanaal:
1. Druk op de toets SET: De kanaalaanduiding op het display knippert.
2. Zolang de kanaalaanduiding knippert (10 sec lang) kunt u met de pijltoetsen het kanaal selec-
teren.
3. Bevestig de kanaalkeuze met toets SET (anders schakelt de zendmodule na 10 sec terug naar het
tevoren ingestelde kanaal).
Om tijdens het bedrijf kort de radiofrequentie te kunnen bekijken, houdt u een van de pijltoetsen
ingedrukt: Gedurende deze tijd verschijnt de frequentie in plaats van het kanaal op het display.
39
POWER-schakelaar en volumeregelaar van de zendmodule