Operation Manual
NE-33
De mate van helderheidsverandering instellen (GAMMA MODE):
U kunt met het menu een vooraf ingestelde gammamodus kiezen.
(Zie bladzijde 26 voor menu-instellingen.)
Roep het IMAGE menu op.
Kies GAMMA MODE door op de S of T toets te drukken.
Kies de gewenste gamma instelling door op W of X toets te drukken.
Annuleren van het menu:
Druk op de MENU toets.
De oorspronkelijke mate van helderheidsverandering instellen (Zelf de gammamodus bepalen):
Om de gammamodus van uw voorkeur in te stellen (en vast te leggen) voert u de volgende procedure uit.
(Zie bladzijde 26 voor menu-instellingen.)
Kies GAMMA MODE in het IMAGE-menu.
Druk op toets W of X om USER1 of USER2 te kiezen.
Druk op de ENTER toets.
Druk op de S of T toets om REFERENCE te kiezen.
Druk op toets W of X om de basis-gammacurve te kiezen.
In het algemeen kiest u uit de vooraf ingestelde gammacurve de curve die
het meest uw voorkeur heeft.
Druk op de S of T toets om ADJUST MODE te selecteren.
Druk op de W of X om de gammacurve (ALL, RED, GREEN of BLUE) in te stellen.
Selecteer of u RED, GREEN en BLUE gezamenlijk of afzonderlijk wilt instellen.
Druk op de S of T toets om de gewenste functie te kiezen.
HIGH : Hiermee kunt u de gradatie van de lichte beelden aanpassen. (De getoonde waarden komen,
van links naar rechts, respectievelijk overeen met RED, GREEN en BLUE.)
MID : Hiermee kunt u de gradatie van de beelden met gemiddelde helderheid aanpassen. (De
getoonde waarden komen, van links naar rechts, respectievelijk overeen met RED, GREEN en
BLUE.)
LOW : Hiermee kunt u de gradatie van de donkere beelden. (De getoonde waarden komen, van links
naar rechts, respectievelijk overeen met RED, GREEN en BLUE.)
Druk op de W of X toets om de gekozen functie in te stellen.
Herhaal stappen 6 - 9 voor het optimaal instellen.
Annuleren van het menu:
Druk op de MENU toets.
Activeren van de vastgelegde gammamodus:
Kies USER1 of USER2 door op de toets GAMMA van de afstandsbediening te drukken.
Bij sommige beelden is een verandering in de helderheid mogelijk moeilijk waar te nemen.
Ruisonderdrukking
Deze projector is uitgerust met de volgende functies voor ruisonderdrukking.
Deze functies werken echter niet bij ingangssignalen van het type 720p, 1080i en 1080p en bij signalen die van een
computer afkomstig zijn.
TRNR (recursieve temporele ruisonderdrukking)
Reduceert willekeurig optredend ruis in geprojecteerde beelden.
Stel het reductieniveau in met behulp van de W of X toets.
MNR (gibb-effect of ‘mosquito noise’ reductie)
Reduceert het Gibb-effect dat rondom scherpe randen in DVD-beelden kan verschijnen.
Stel het reductieniveau in met behulp van de W of X toets.
BAR (blokruisreductie)
Reduceert blokruis of mozaïekachtige patronen die in DVD-beelden kunnen verschijnen.
Schakel deze functie in met behulp van de W of X toets.
1.
2.
3.
4.
1.
2.
3.
4.
5.
•
6.
7.
•
8.
9.
10.
11.
1.
•
REFERENCE
GAMMA MODE - USER1
VIDEO
0
0
0
0
0
0
HIGH
MID
LOW
ALL
ADJUST MODE
0
0
0
Instellen van geprojecteerde beelden (vervolg)