Operation Manual

59
58
Geavanceerde opnametechniek
Lichtmeetmethoden
Met de lichtmeetmethode bepaalt u het meetpatroon dat
de belichtingsmeter van de camera hanteert. De lichtmeet-
methode wordt ingesteld met de functietoets (blz. 56).
Gebruik in het functieselectiescherm de op/neer-toetsen
van de stuureenheid om de lichtmeetmethoden te
selecteren en de links/rechts-toetsen om een bepaalde
stand te kiezen. Druk op de centrale toets om de instelling
te voltooien.
Spotmeting - meet het licht binnen een kleine cirkel. Met
spotmeting kunt u een bepaald onderwerp zeer precies
meten, zonder dat de meting wordt misleid door zeer lichte
of donkere beeldpartijen in de nabijheid van het onderwerp.
Centrumgerichte meting - meet het licht in het totale beeldveld, met nadruk op het
centrum.
Spotmeetveld
Meerveldsmeting - de standaard meetmethode van de camera, geschikt voor de meeste
situaties. Door de verkregen metingen te combineren met informatie over de positie van
het onderwerp en de afstand uit het autofocus-systeem laat deze methode zich minder
sterk misleiden door sterke lichtbronnen of tegenlicht.
AF-standen
Enkelvoudige AF (Autofocus), continu AF, automatische AF
en handmatige scherpstelling kunt u kiezen met de
functietoets (blz. 56).
Het AF-systeem wordt geactiveerd wanneer u de
ontspanknop half indrukt of met de stuureenheid (blz. 57).
De scherpstelling wordt bevestigd met de
scherpstelsignalen in de zoeker, zie blz. 29.
Enkelvoudige AF - autofocusstand voor algemeen gebruik. De werking is beschreven bij
de basistechniek opname. Scherpstelvergrendeling is mogelijk (blz. 30).
Continu AF - voor het fotograferen van zich verplaatsende onderwerpen. De camera blijft
op het onderwerp scherpstellen, ook wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Spot- en locale AF-velden lichten op als het onderwerp zich door het brede scherpstel-
kader verplaatst om aan te geven op welke positie de continu AF actief is.
Scherpstelvergrendeling is niet mogelijk.
Directe handmatige scherpstelling - werkt als automatische AF, maar na het
scherpstellen door het AF-systeem kan de scherpstelling handmatig door de fotograaf
worden bijgeregeld. Druk de ontspanknop half in of druk op de stuureenheid om het AF-
systeem te activeren. Als het scherpstelsignaal in de zoeker verschijnt kunt u de
scherpstelling handmatig bijregelen. Probeer niet de scherpstelling bij te regelen als het
scherpstelsignaal nog niet is verschenen.
Automatische AF - de camera maakt zelf de keuze tussen enkelvoudige AF en continu
AF, afhankelijk van de beweging van het onderwerp.
AF mode
Automatic AF
:func. :select :enter
De actieve stand verschijnt op de monitor.
Metering mode
Multi-segment
:func. :select :enter
De actieve stand verschijnt op de monitor.
Liggen de helderheidsniveaus van een scene buiten het meetbereik,
dan knipperen beide pijlen aan de uiteinden van de LW-schaal.
Gebruik bij weinig licht de flitser van de camera. Plaats bij teveel licht
een grijsfilter voor het objectief om het licht te verminderen.