Operation Manual

De beeldkwaliteit moet worden ingesteld voordat de
foto wordt gemaakt. Er zijn vier instellingen beschik-
baar 1600 X 1200 Fine, 1600 X 1200 Standard, 1280 X
960 Standard en 640 X 480 Standard. Beeldkwaliteit is
gebaseerd op twee factoren: beeldgrootte en compressie.
Veranderingen worden weergegeven op de LCD-monitor. De beeldkwa-
liteit wordt ingesteld in het hoofd-opnamemenu, zie blz. 36.
BEELDKWALITEIT
Wordt de beeldkwaliteit veranderd, dan geeft de opnameteller het nieuwe aantal opnamen weer dat
bij benadering kan worden opgeslagen op de geheugenkaart die in de camera zit. Op een geheugen-
kaart kunnen beelden met verschillende beeldkwaliteitsinstellingen worden opgeslagen. Het aantal
beelden dat kan worden opgeslagen wordt bepaald door de capaciteit van de geheugenkaart en de
bestandsgrootte van de beelden. De werkelijke bestandsgrootte wordt mede door het onderwerp
bepaald; sommige onderwerpen kunnen sterker worden gecomprimeerd dan andere.
45
De getallen in de kwaliteitsinstelling hebben betrekking op de horizontale en verticale maat, gemeten
in aantal pixels. Hoe groter het aantal pixels, des te groter wordt het beeldbestand. Kies de beeld-
grootte op basis van het beoogde gebruik van de opname - kleinere beelden zijn meer geschikt voor
webpagina’s, terwijl grotere maten meer geschikt zijn voor prints.
Alle beelden worden gecomprimeerd op opgeslagen als JPEG-bestanden. De compressieverhouding
wordt aangegeven met FINE (fijn) en STD (standard). Met “Fine”opgenomen beelden hebben een lage
compressieverhouding en een hogere bestandsgrootte. “Standard” is voldoende voor normaal
gebruik.
FINE
STD.
STD.
STD.
LCD-monitor
Beeldkwaliteit
1600
1600
1280
640
Beeldgrootte
(aantal pixels)
1600 X 1200
1600 X 1200
1280 X 960
640 X 480
640 X 480 Standard
1280 X 960 Standard
1600 X 1200 Standard
1600 X 1200 Fine
Compressie
Laag
Standaard
Standaard
Standaard
Kwaliteit