Operation Manual

56
MULTIFUNCTIONELE OPNAMESTAND
SCHERPSTELMETHODEN
De camera beschikt over automatische en handmatige scherpstelling. De scherpstelmethode wordt
ingesteld in de basic sectie van het multifunctionele opname-menu (blz. 50).
Autofocus geeft in bijna elke situatie perfecte resultaten. Er zijn echter omstandigheden waaronder
het autofocus-systeem niet optimaal werkt; kijk daarvoor bij de speciale scherpstelsituaties op blz.
25. In die gevallen kan de camera met de hand worden scherpgesteld.
Na instelling van de camera op manual focus (MF) verschijnen "ZOOM" en "FOCUS" bovenin de
LCD-monitor. Druk op het midden van de stuurknop om tussen beide te kiezen; de functie in blauw is
actief. Markeer "FOCUS" en gebruik de op/neer-toetsen om scherp te stellen; de globale
opnameafstand wordt onderin de monitor weergegeven, naast de opnameteller. Alle afstanden zijn
gemeten vanaf de CCD.
Hebt u de camera op de kortste opname-afstand ingestelde en zoomt u in, dan wordt de
opnameafstand automatisch aangepast voor de kortste instelafstand die voor de geldende
brandpuntsafstand geldt.
Is de LCD-monitor uitgeschakeld, dan is handmatige scherpstelling niet mogelijk. De stuurknop werkt
dan weer als zoomknop.
Druk op de stuurknop (1) om te wisselen tussen
scherpstelling (focus) en zoom. De actieve functie
licht blauw op (2).
Gebruik de op/neer-toetsen van de
stuurknop voor zoomen of
scherpstellen
Opname-
afstand
gemeten
vanaf de
CCD.
2
1