Operation Manual

adjust
set
1
2
Druk voor het instellen van een correctie
op de correctietoets (1).
Het scherm van de belichtingscorrectie
verschijnt.
Gebruik de links/rechts-toetsen van de
stuurknop (2) om de correctiewaarde in
te stellen.
Veranderingen in de belichtingscorrectie
worden doorgevoerd in het live-beeld op
de monitor.
De belichting kan worden gecorrigeerd om het uiteindelijke beeld donkerder of lichter te maken, in
een bereik van ±2 LW in stappen van 1/3 LW. De gekozen correctie blijft in werking totdat de
belichtingscorrectie is veranderd of op 0 gezet. In de automatische opnamestand wordt de
belichtingscorrectie ook ongedaan gemaakt wanneer de keuzeknop in een andere stand wordt gezet.
De belichtingscorrectie moet worden ingesteld voordat de opname wordt gemaakt.Wanneer u de
belichtingscorrectie instelt verschijnt de correctiefactor naast het belichtingscorrectiesymbool op de
monitor. Nadat de instelling is uitgevoerd geven de sluitertijd- en/of diafragma-aanduiding de
werkelijke belichting weer. Omdat de correcties in kleine stapjes kunnen worden uitgevoerd kan het
soms voorkomen dat u dezelfde sluitertijden en/of diafragmawaarde ziet als voor de correctie.Wordt
er een andere waarde dan 0.0 gekozen, dan blijft er een waarschuwing zichtbaar op het datascherm
en de monitor.
46
AUTOMATISCHEOPNAMESTAND
BELICHTINGSCORRECTIE