Operation Manual
28
Met de toets voor de digitale onderwerpsprogramma's
(1) optimaliseert u de camera-instellingen voor
bepaalde onderwerpen en omstandigheden. Belichting,
witbalans en beeldverwerking werken daarbij samen
voor de mooiste resultaten.
Met indrukken van de toets voor de
onderwerpsprogramma's doorloopt u de verschillende
standen: macro, portret, landschap, nachtportret, tekst
macro & tekst, en de originele belichtingsstand. Een
pijltje wijst het actieve programma aan. Het
onderwerpsprogramma blijft in werking totdat u een
andere keuze maakt. Op de macro-stand na kunnen de
digitale onderwerpsprogramma's niet worden gebruikt in
de multifunctionele opnamestand.
De camera kiest in principe onder alle omstandigheden de optimale instelling, maar het is mogelijk
binnen de onderwerpsprogramma's enkele instellingen te veranderen. Zo is het mogelijk de flitsstand
(blz. 30) te kiezen en kan de belichting met de belichtingscorrectie worden aangepast (blz. 46).
Onder extreme verlichtingsomstandigheden kan het voorkomen dat veranderingen in de belichting
niet het beoogde effect geven in de standen portret, nachtportret en tekst. De waarschuwing voor
cameratrilling (blz. 31) kan verschijnen bij macro, landschap, nachtportret en tekst.
AUTOMATISCHEOPNAMESTAND
TOETS DIGITALE ONDERWERPSPROGRAMMA'S
1
CCD-vlak
MACRO - te gebruiken voor dichtbij-opnamen op afstand van 16
tot 60 cm vanaf de CCD. Is de macro-stand geselecteerd, dan
zoomt het objectief automatisch naar de juiste stand; de zoom-
stand kan niet worden veranderd. De LCD-monitor moet in plaats
van de gewone zoeker worden gebruikt om de beeldcompositie te
bepalen en wordt automatisch geactiveerd. Bij gebruik van de
zoeker zou parallax optreden. De flitser wordt uitgeschakeld
(blz. 30). Invulflits kan worden geactiveerd, maar kan leiden tot een
extreme overbelichting en een ongelijkmatige uitlichting van het
onderwerp.