NL GEBRUIKSAANWIJZING 9224-2775-15
Gefeliciteerd met uw aankoop van de Minolta DiMAGE E201. Neemt u even de tijd om de gebruiksaanwijzing goed door te lezen, opdat u de mogelijkheden van uw camera maximaal kunt benutten. Deze gebruiksaanwijzing bevat informatie omtrent producten die voor mei 2001 op de markt kwamen. Wilt u weten of na die datum uitgebrachte producten in combinatie met deze camera te gebruiken zijn, neemt u dan contact op met een van de Minolta vertegenwoordigingen die op de achterzijde van deze gebruiksaanwijzing staan.
VOORDAT U BEGINT Controleer onderstaande paklijst voordat u deze camera gaat gebruiken. Ontbreken er zaken, neem dan contact op met uw handelaar of met een van de Minolta vestigingen die op de achterzijde van deze gebruiksaanwijzing staan. 1 4 1 1 1 1 1 1 1 Minolta DiMAGE E201 digitale camera AA alkaline-batterijen Draagriem Foedraal 8 MB CompactFlash kaart Videokabel USB-kabel CD-ROM voor DiMAGE E201 Adobe PhotoDeluxe Home Edition 4.0 CD-ROM (Windows versie) 1 Adobe PhotoDeluxe 2.
VOOR CORRECTE EN VEILIG GEBRUIK Neem onderstaande waarschuwingen bij het gebruik van de camera ter harte. WAARSCHUWING Verkeerd gebruik van batterijen kan er voor zorgen dat er schadelijke vloeistoffen uit vrijkomen, dat ze oververhit raken en/of exploderen; dit kan tot schade of persoonlijk letsel leiden. Neem daarom onderstaande waarschuwingen in acht. • Gebruik het in deze gebruiksaanwijzing opgegeven batterijtype. • Plaats de batterijen niet met de plus- en minpool verwisseld.
• Gebruik dit product niet in een vochtige omgeving. Pak de camera niet met natte handen beet. Treedt er vloeistof in de camera binnen, verwijder dan onmiddellijk de batterijen of trek de stekker van het laadapparaat uit het stopcontact en gebruik de camera niet meer Toch doorgaan het apparaat te gebruiken kan schade of letsel veroorzaken als gevolg van brand of een eletrische schok.
INHOUD OVER DEZE GEBRUIKSAANWIJZING Bovenaan veel bladzijden staan hulpsymbolen. Ze geven aan of de camera aan of uit moet staan, wat de benodigde gebruikstand is en de wat positie van de functieknop moet zijn. Speciale waarschuwingen staan in donkergrijze vakjes. Het ronde symbool geeft aan dat de objectiefbescherming van de camera open moet zijn. Het tweeede symbool betreft de opnamestand. Het ronde symbool geeft aan de de objectiefbescherming van de camera moet zijn.
VOORBEREIDINGEN.....................................................................................19 BATTERIJEN VERWISSELEN ...............................................................20 BATTERIJ-INDICATIES ..........................................................................21 AUTOMATISCHE UITSCHAKELING ......................................................21 NETSTROOMADAPTER GEBRUIKEN (apart verkrijgbaar) ..................22 DRAAGKOORD BEVESTIGEN ................................................
INHOUD OPNAMEMENU (Beeldinstellingen) ...............................................................43 NAVIGEREN DOOR HET OPNAMEMENU ...........................................44 BEELDKWALITEIT .................................................................................46 BEELDFORMAAT...................................................................................47 BESTANDSGROOTTE ...........................................................................47 WITBALANS ...............................
SETUP-STAND ...............................................................................................71 NAVIGEREN DOOR HET SETUP-MENU..............................................72 HELDERHEID LCD-MONITOR .............................................................74 COMPACTFLASH KAART FORMATTEREN..........................................74 TERMIJN AUTOMATISCHE UITSCHAKELING INSTELLEN ................74 DATUM EN TIJD INSTELLEN ................................................................
BENAMING VAN DE ONDERDELEN CAMERAHUIS * Deze camera is een geavanceerde optisch instrument. Denk er goed aan dat u de met een sterretje gemarkeerde onderdelen schoon houdt. Lees daarvoor de onderhouds- en reinigingsinstructies achterin deze gebruiksaanwijzing (blz. 92).
Deurtje batterij-/kaartruimte Statiefaansluiting Onderzijde camerahuis Toets digitale zoom (Digitale zoom bij opname, blz. 36) (Vergrote weergave, blz.
BENAMING VAN DE ONDERDELEN ZOEKER Beeldkader Scherpstelkader Scherpstellampje (groen) Brandt: scherpstelling voltooid en vergrendeld. Knippert snel: scherpstelling niet mogelijk (blz. 28). Knippert langzaam: beeld wordt op CompactFlash kaart opgeslagen / filmclip wordt opgenomen. Flitslampje (oranje) Brandt: flitser opgeladen, opnameklaar. Knippert: flitser wordt opgeladen, opname maken is niet mogelijk. FUNCTIEKNOP • De functieknop geeft snel een eenvoudig toegang tot de hoofdfuncties van de camera.
DATA-SCHERM Hieronder ziet u alle schermaanduidingen tegelijk. Flitsmethode blz. 30 Zelfontspanner/afstandsbediening blz. 41 Handmatige witbalansinstelling blz. 48 Belichtingscorrectie blz. 34 Batterijconditie blz. 21 Verscherping blz. 49 Beeldkwaliteit blz. 46 Dit deel van het data-scherm wordt gebruikt voor: • Opnameteller* blz. 50 • Factor belichtingscorrectie. 34 • Waarschuwing ontbreken CompactFlash kaart blz.
SNEL AAN DE SLAG Dit hoofdstuk behandelt de belangrijkste functies voor het maken van een opname, zodat u zo snel mogelijk met uw camera aan de slag kunt. Het is echter sterk aan te bevelen om de totale gebruiksaanwijzing goed door te nemen, zodat u zeker weet dat u uw camera optimaal kunt gebruiken.
SNEL AAN DE SLAG BATTERIJEN EN COMPACTFLASH KAART PLAATSEN Op het deurtje van de batterij-/kaartruimte en plaats de batterijen. • Plaats de batterijen overeenkomstig de plus/min-indicaties op de binnenzijde van het deurtje. Plaats de CompactFlash kaart. • Schuif de kaart zo naar binnen dat de voorkant naar de achterkant van de camera wijst. • Duw de kaart altijd rechtstandig naar beneden, nooit schuin. • Gebruik nooit kracht om de kaart naar binnen te schuiven.
SNEL AAN DE SLAG OPNAMEN MAKEN (Opnamestand) Na inschakeling staat de camera in de opnamestand. Voor het maken van foto’s kunt u de zoeker of de LCD-monitor gebruiken. Zet de functieknop op enkelbeeldopname ( ). Bepaald de gewenste beelduitsnede via de zoeker of de LCD-monitor. • Richt voor een goede scherpstelling het scherpstelkader van de zoeker op het onderwerp, of houd het onderwerp in het midden van de LCD-monitor. Druk de ontspanknop half in.
SNEL AAN DE SLAG OPNAMEN WEERGEVEN (Weergavestand) Zet de objectiefschuif op om de camera uit te schakelen. Om de weergavestand te activeren moet de camera uit staan. Ze de functieknop op enkelbeeld ( ). Houd display/enter-toets ca. 1 seconde ingedrukt om de LCD-monitor te activeren. De camera staat nu in de weergavestand. Gebruik de scroll-toetsen ( beeld te wisselen.
SNEL AAN DE SLAG OPNAMEN WISSEN Volg de instructies van de voorgaande bladzijde om ervoor te zorgen dat het beeld dat u wilt wissen op de LCD-monitor te zien is. Druk op flitsmethode/wis-toets. • Er verschijnt een bevestigingsscherm. DELETE ? Druk op de scroll-toetsen ( “YES” te markeren ) om • “NO” zal de wisprocedure opheffen. NO YES SELECT: ENTER Druk op de display/enter-toets om de opname te wissen. • Het bevestigingsscherm van stap 3 verschijnt opnieuw.
VOORBEREIDINGEN • • • • • • • Batterijen verwisselen Batterij-indicaties Automatische uitschakeling Netstroomadapter gebruiken Draagkoord bevestigen CompactFlash kaart plaatsen CompactFlash kaart verwijderen - 19 -
VOORBEREIDINGEN BATTERIJEN VERWISSELEN De Minolta DiMAGE E201 werkt met vier AA alkaline-batterijen. AA Ni-MH batterijen kunnen ook worden gebruikt. Gebruikt u Ni-MH batterijen, laad ze dan volledig op met een speciaal daarvoor bestemde lader. laat u door uw handelaar goed informeren omtrent de juiste lader. Gaat u batterijen verwisselen, zet dan eerst de camera uit door de objectiefschuif op te zetten.
• Controleer na het vervangen van batterijen of de klok van de camera (datum en tijd) nog goed werkt (blz. 71-74). Wordt de netstroomadapter niet gebruikt en blijft de batterijruimte van de camera meer dan 10 minuten geopend, dan kan de klok stil gaan staan of terugkeren naar de basisinstelling. Als dat is gebeurd moet u datum en tijd opnieuw instellen, volgens de instructies op blz. 71-74. BATTERIJ-INDICATIES Deze camera is voorzien van een automatische batterij-indicatie.
VOORBEREIDINGEN NETSTROOMADAPTER GEBRUIKEN (apart verkrijgbaar) De netstroomadapter stelt u in staat de camera via het lichtnet van stroom te voorzien. Bij intensief of langdurig gebruik spaart u daarmee de batterijen. Wanneer de camera op de computer wordt aangesloten is gebruik ook aan te bevelen. Ga niet over op een andere stroombron wanneer de camera aan staat. Schakel de camera altijd uit wanneer u tussen batterij- en netvoeding wisselt. Plaats de mini-stekker in de netstroomaansluiting van de camera.
VOORBEREIDINGEN COMPACTFLASH KAART PLAATSEN Voordat u de camera kunt gebruiken moet u er een CompactFlash kaart in plaatsen. Zit er geen kaart in de camera, dan verschijnt “CF” op het data-scherm en is er op de monitor een waarschuwing voor het ontbreken van een kaart te zien. Ga niet over op een andere stroombron wanneer de camera aan staat. Schakel de camera altijd uit wanneer u tussen batterij- en netvoeding wisselt.
VOORBEREIDINGEN COMPACTFLASH KAART VERWIJDEREN Controleer of de camera uit staat. Open de batterij-/kaartruimte door hem in de aangegeven richting (1) te schuiven en vervolgens het deurtje te openen (2). Klap de verwijderingshendel op. Duw de verwijderingshendel omlaag. De kaart komt omhoog. Trek de kaart rechtstandig naar buiten.
OPNAMEN MAKEN • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • De camera in de opnamestand zetten Weergave op de LCD-monitor Opnamen maken – basishandelingen Scherpstelvergrendeling Scherpstellampje/waarschuwing geen scherpstelling Speciale scherpstelsituaties Scherpstelbereik Flitsmethoden Flitsmethode veranderen Flitslampje Flitsbereik Dichtbij-opnamen (Macro-instelling) Belichtingscorrectie Digitale zoom Functieknop en opnamestanden Filmfunctie Weergaven filmfunctie Continu-opnamen Zelf op de foto (Zelfontspanne
OPNAMEN MAKEN DE CAMERA IN DE OPNAMESTAND ZETTEN De camera in de opnamestand zetten is heel eenvoudig. Zet de functieknop op enkelbeeldopname ( ) en zet de objectiefschuif op om het objectief vrij te maken en de camera in te schakelen. • De LCD-monitor wordt automatisch geactiveerd. • Om energie te sparen kunt u de LCDmonitor uitschakelen, met de display/enter-toets. Opnieuw indrukken van de display/enter-toets activeert de monitor weer.
OPNAMEN MAKEN OPNAMEN MAKEN – BASISHANDELINGEN Neem het onderwerp in het scherpstelkader van de zoeker of in het midden van de LCD-monitor. • Gebruik de scherpstelvergrendeling voor onderwerpen buiten het beeldmidden (blz. 28). • Houd de camera zo vast dat er geen vinger voor het objectief komt. Druk de ontspanknop half in. • Het groene scherpstellampje gaat branden om aan te geven dat de scherpstelling in orde is. kan de camera niet op het onderwerp scherpstellen, dan zal het groene lampje knipperen.
OPNAMEN MAKEN SCHERPSTELVERGRENDELING De scherpstelvergrendeling wordt gebruikt wanneer het onderwerp zich niet midden in beeld bevindt. U kunt er ook gebruik van maken wanneer normale scherpstelling op het onderwerp niet mogelijk is, zoals in de situaties die hiernaast zijn beschreven. Plaats het onderwerp in het scherpstelkader of in het midden van de LCD-monitor. Druk de ontspanknop half in en houd hem zo. Het groene scherpstellampje blijft branden om aan te geven dat de scherpstelling vergrendeld is.
SPECIALE SCHERPSTELSITUATIES Onder bepaalde omstandigheden (zie hieronder) kan de camera moeilijkheden met scherpstellen ondervinden. In dat geval zal het scherpstellampje (groen) knipperen. gebruik de scherpstelvergrendeling om scherp te stellen op een ander onderwerp dat zich op gelijke afstand bevindt. 1 Onderwerp is te donker 2 Onderwerp binnen scherpstelkader heeft te laag contrast. 3 Twee onderwerpen op verschillende afstand binnen het scherpstelkader.
OPNAMEN MAKEN FLITSMETHODEN Wanneer u de camera inschakelt staat hij automatisch in de stand voor automatisch flitsen. U kunt een andere flitsmethoden instellen, maar na uitschakeling keert de camera altijd weer terug naar automatisch flitsen. Weergave LCD Monitor (Geen symboool) Weergave datascherm Flitsmethode AUTOMATISCH FLITSEN De flitser wordt automatisch ontstoken wanneer er te weinig licht is. INVULFLITS De camera zal bij elke opname flitsen, ongeacht de lichtomstandigheden.
FLITSMETHODE INSTELLEN Druk in de opnamestand op de flitsmethode/wissen-toets. • De huidige flitsmethode verschijnt op het data-scherm, zonder andere aanduidingen. • U hoeft de flitsmethode/wissen-toets niet ingedrukt te houden, eenmaal indrukken is voldoende. • De flitser kan in de stand continu-opname of filmopname niet worden gebruikt of ingesteld. Druk op de scroll toetsen ( ) totdat de gewenste flitsmethode op het datascherm of LCD-monitor te zien is.
OPNAMEN MAKEN FLITSLAMPJE Het flitslampje (oranje) geeft de status van de flitser aan wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. Brandt continu: de flitser is opgeladen en opnamegereed. Knippert: flitser laadt zich op. FLITSBEREIK Voor een goede belichting is het belangrijk dat het onderwerp zich binnen het flitsbereik bevindt.
Gebruik de scroll-toetsen ( ) om het symbool voor macro-opnamen op het data-scherm te laten verschijnen. • In de macrostand kan de LCD-monitor niet worden uitgeschakeld. Druk op de flitsmethode/wissen-toets of druk de ontspanknop half in om de macrofunctie in te stellen • In de macrostand blijft de flitser uitgeschakeld. Gebruik de LCD-monitor om de beeldcompositie te bepalen. • Plaats de camera voor optimale resultaten op een stabiele ondergrond, zoals een statief.
OPNAMEN MAKEN BELICHTINGSCORRECTIE Met deze instelling zorgt u ervoor dat de automatisch belichting het beeld donkerder of lichter dan normaal maakt. U kunt variaties opgeven tot ±2 LW (lichtwaarden), in stappen van 0,5 LW. Stel de belichtingscorrectie in voordat u de opname maakt. De belichtingscorrectie is in alle opnamestanden te gebruiken. +LW Normaal – LW Druk in een van de opnamestanden op de toets voor de belichtingscorrectie.
Druk op de belichtingscorrectie/vergrendelingstoets of druk de ontspanknop half in om de gekozen belichtingscorrectie in te stellen • De aanduiding voor de belichtingscorrectie ( ) blijft op het data-scherm zichtbaar, om u eraan te herinenneren dat de correctie in werking is. • Na de opname blijft de correctie-instelling gelden totdat dat de camera wordt uitgeschakeld of de belichtingscorrectie wordt teruggezet op 0,0. LW staat voor lichtwaarde.
OPNAMEN MAKEN DIGITALE ZOOM Met de digitale zoom kunt u op het centrale deel van het beeld inzoomen. De toenemende vergroting is alleen op de LCD-monitor te zien, niet in de zoeker. Bepaal uw compositie dus altijd via de LCD-monitor. De digitale zoom kan in de filmstand niet worden gebruikt. Druk in een van de opnamestanden voor stilstand beeld op de toets voor digitale zoom. • De zoom-vergroting verschijnt rechtsboven in de LCD-monitor.
OPNAMEN MAKEN • Bij gebruik van de digitale zoom maakt de camera een uitsnede. Het beeld wordt niet via interpolatie wordt ‘opgeblazen’ tot 1796 x 1200 pixels. De betekent dat het beeldbestand kleiner wordt naarmate er sterker wordt ingezoomd. De aanduiding van het opname-aantal past zich automatisch aan. Bij vertoning op de LCD-monitor worden de opnamen wel formaatvullend weergegeven. Vergroting Beeldformaat (hor. X vert.
OPNAMEN MAKEN FILMFUNCTIE met deze digitale fotocamera kunt u ook filmclips opnamen, van maximaal 60 seconden lang. In de filmopnamestand wordt de flitser automatisch uitgeschakeld, wordt de witbalans op AUTO ingesteld en de gevoeligheid op normaal. Aanpassingen in de belichting zijn mogelijk met de belichtingscorrectie (blz. 34). De digitale zoom kan niet worden gebruikt. Zet de functieknop in de stand voor filmclips.
WEERGAVEN FILMFUNCTIE LCD-monitor Opnamestand blz. 37 Wanneer de camera niet opneemt geeft de teller het aantal filmclips op de CompactFlash kaart aan. Bij een opname start de teller met aftellen vanaf 60 seconden, of minder wanneer er op de kaart geen ruimte meer is voor een volledige clip van 60 seconden. MOVIE +0.5 Waarde belichtingscorrectie (Van -2,0 tot +2,0 in stappen van 0,5 LW) blz.
OPNAMEN MAKEN CONTINU-OPNAME De camera maakt continu-opnamen wanneer de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden. Het maximum aantal opnamen dat u in een serie kunt opnemen is afhankelijk van de gekozen kwaliteit (blz. 46). Het beeldformaat (blz. 47) heeft geen invloed op het aantal opnamen dat achtereen kan worden gemaakt. Beeldkwaliteit Maximaal aantal opnamen S.FINE (Superfijn) 1 FINE (Fijn) 4 STD. (Standaard) 8 ECON. (Economy) 12 Draai de functieknop op om de camera in de stand continu-opname te zetten.
OPNAMEN MAKEN ZELF OP DE FOTO (zelfontspanner) De zelfontspanner stelt het moment van de opname met ca. 10 seconden uit na het indrukken van de ontspanknop. Digitale zoom, flits, belichtingscorrectie en macro kunnen worden gebruikt. Plaats de camera op een statief en draai de functieknop op om de zelfontspanner te activeren. Bepaal de opstelling van onderwerp en camera. Neem het onderwerp in beeld als aangegeven in de stappen 1 en 2 van de basishandelingen voor het opnemen, blz. 27.
OPNAMEN MAKEN INFRAROOD AFSTANDSBEDIENING (apart leverbaar) De Infrarood (IR) afstandsbedieningl RC-3 maakt draadloze bediening van de camera mogelijk, tot op een afstand van 5 m. Plaats de camera op statief en en zet de functieknop op om de zelfontspanner/afstandsbedieningsfunctie in te schakelen. Bepaald de opstelling van onderwerp en camera. Neem het onderwerp binnen het scherpstelkader wanneer u de camera opstelt.
OPNAMEMENU Beeldinstellingen Het opnamemenu geldt alleen voor stilstaand beeld.
OPNAMEMENU NAVIGEREN DOOR HET OPNAMEMENU In het opnamemenu kunt u veranderingen aanbrengen in de standaardinstellingen aangaande beeldkwaliteit, formaat, kleur, verscherping en gevoeligheid. Het opnamemenu kan niet in combinatie met filmopnamen worden gebruikt. Navigeren door het opnamemenu gaat snel en eenvoudig. Zet de camera aan en zet de functieknop in een van de opnamestanden voor stilstaand beeld. Markeer vervolgens de instelling die u wilt veranderen en open die. Volg de onderstaande procedure.
OPNAMEMENU QUALITY S. FINE FINE STD. ECON. IMAGE SIZE FULL HALF (Superfijn) (Fijn) (Standaard) (Economy) AUTO (Daglicht) WB (Witbalans) (Fluorescentielicht) (Gloeilamplicht) SHARPNESS HARD NORMAL SOFT ISO (Cameragevoeligheid) HIGH NORMAL Beeldformaat (image size), witbalans (white balance) en verscherping (sharpness) worden na uitschakeling van de camera op hun standaardinstelling teruggezet. Beeldkwaliteit (image quality) en cameragevoeligheid blijven gehandhaafd.
OPNAMEMENU BEELDKWALITEIT Deze digitale camera heeft vier instellingen voor beeldkwaliteit: superfijn (S.FINE), fijn (FINE), standaard (STD.) en economie (ECON.). Kies de gewenste kwaliteit altijd voordat u de opname maakt. De beeldkwaliteit wordt bepaald door de sterkte van de compressie van de beeldinformatie en heeft z’n weerslag op de bestandsgrootte. Hoe lager de compressieverhouding, des te hoger is de beeldkwaliteit, en des te groter is het beeldbestand.
BEELDFORMAAT Er is keuze uit twee beeldformaat-instellingen: full en half. Stel het gewenste beeldformaat altijd in voordat u de opname maakt. Het beeldformaat is van invloed op het aantal opnamen dan op een CompactFlash kaart kan worden weggeschreven; opnamen in de half-stand leveren kleinere bestanden op. Zowel full- als half-beelden worden beeldvullend op de LCD-monitor getoond, maar door de verlaagde resolutie zijn half-opnamen kleiner op de monitor van uw PC. Beeldformaat Aantal pixels (hor. X vert.
OPNAMEMENU WITBALANS Met de witbalans is de camera in staat onder uiteenlopende lichtsoorten een neutrale kleurweergave te bereiken. Het effect is te vergelijken met de keuze voor daglicht - en kunstlichtfilm of het gebruik van kleurcorrectiefilters. De handmatige witbalans is nuttig wanneer een scène door een kleur wordt gedomineerd. Denk aan een bos: daar is groen de overheersende kleur. In zo’n geval zou de automatische witbalans mogelijk te sterk corrigeren.
VERSCHERPING Naar keuze worden contouren verscherpt, normaal of verzacht weergegeven. Maak uw keuze voordat u een opname maakt. U kunt kiezen tussen: HARD, NORMAL en SOFT. HARD: verhoogte de scherpte, accentueert kleine details. NORMAL: geen scherpte-aanpassing SOFT: verzachte het beeld, onderdrukt fijne details Kiest u “HARD” of “SOFT” dan verschijnt de aanduiding voor verscherping (SHARP) op het data-scherm. De verscherping wordt op “NORMAL” gezet wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
OPNAMEMENU CAPACITEIT COMPACTFLASH KAART Het aantal opnamen dat u op een CompactFlash kaart kunt opslaan wordt bepaald door de capaciteit (8 MB, 16 MB, 32 MB, 64 MB, enz.) en de grootte van de beeldbestanden. De beeldinhoud bepaalt de exacte grootte van een JPEG-bestand; sterk gedetailleerde beelden vergen extra ruimte. Onderstaande tabel geeft bij benadering aan hoeveel doorsnee-beelden er op een 8 MB CompactFlash kaart passen.
OPNAMEN WEERGEVEN Weergavestand De DiMAGE E201 staat in de weergavestand wanneer de camera uitgeschakeld is en de LCD-monitor met de display/enter-toets geactiveerd is.
OPNAMEN WEERGEVEN ENKELBEELDWEERGAVE Zet de functieknop op en zet de objectiefschuif in de stand om de camera uit te zetten en de stand enkelbeeldweergave te activeren. • Voor de weergavestand moet de camera uitgeschakeld zijn. Houd de display/enter-toets ingedrukt totdat de LCD-monitor aan gaat. • De meest recente opname verschijnt op de LCD-monitor. Druk op de scroll-toetsen ( ) om andere opnamen weer te geven.
OPNAMEN WEERGEVEN INDEXWEERGAVE Draai in de stand enkelvoudige weergave de functieknop op om naar de indexweergave over ter schakelen. • Bij indexweergave vertoont de monitor negen thumbnails (miniatuurbeelden). • Een witte rand geeft aan welke opname geselecteerd is. Gebruik de scroll-toetsen ( witte rand te verplaatsen. ) om de • Met de scroll-omlaag-toets ( ) plaatst u de rand naar het volgende beeld. Met de scrollomhoog-toets ( ) brengt u het kader naar de voorgaande opname.
OPNAMEN WEERGEVEN CAMERA IN WEERGAVESTAND UITSCHAKELEN Druk op de display/enter-toets om de LCDmonitor uit te schakelen; alle functies van de camera zijn nu uitgeschakeld. VERGROTE WEERGAVE Bij vergrote weergave kan het beeld op de LCD-monitor maximaal driemaal worden vergroot. Wanneer de camera wordt uitgeschakeld wordt de vergrote weergave teruggezet op X1.0. Druk in de stand enkelvoudige weergave op de toets voor digitale zoom.
De vergrote weergave wordt beperkte door het beeldformaat een eventueel gebruik van digitale zoom bij de opname. Wanneer bijvoorbeeld een op FULL opgenomen beeld werd opgenomen met X2.0 digitale zoom, dan kan er bij weergave niet worden vergroot tot X3.0. VERGROTING BIJ VERGROTE WEERGAVE Instelling digitale zoom bij de opname Beeldformaat van het opgenomen beeld X1.0 X1.4 X2.0 FULL X1.0/X2.0/X3.0 X1.0/X2.0/X3.0 X1.0/X2.0 HALF X1.0/X2.
OPNAMEN WEERGEVEN DIASHOW De diashow-functie geeft een automatisch vertoning van de op een CompactFlash kaart opgeslagen beelden. In de weergavestand zet u de functieknop op de stand voor gebruik van de zelfontspanner. In het diashow-menu verricht u de presentatie-instellingen. U start en stopt er de vertoning mee en regelt er de weergavetijd mee plus de wisselrichting. NAVIGEREN DOOR HET DIASHOW-MENU Navigatie door het diashow-menu gaat snel en eenvoudig.
Functie Instellingen EXIT (geen) Om de diashow te stoppen: terwijl de diashow wordt vertoond drukt u op de menu-toets om naar het diashow-menu terug te keren. Markeer “EXIT” en druk op de display/enter-toets om de diashow te stoppen. START (geen) Om de diashow te starten: markeer “START” in het diashow-menu en druk op de display/enter-toets om de presentatie te starten. INTERVAL 3 ~ 60 sec.
OPNAMEN WEERGEVEN FILMWEERGAVE Ook voor de weergave van filmclips geldt dat de camera uitgeschakeld moet zijn. Schakel de LCD-monitor in door de display/enter-toets in te drukken (1) en de functieknop in de stand voor filmweergave te zetten (2). De LCD-monitor toont het eerste beeldje van elke clip. Gebruik de scroll-toetsen (3) om een clip te selecteren. De teller geeft het clip-nummer plus het totaal aantal clips op de CompactFlash kaart.
4 5 Met een druk op de ontspanknop (4) start u de filmclip. Om de weergave te pauzeren drukt u de ontspanknop in; met opnieuw indrukken herstart u de weergave van de clip. Na afloop verschijnt het eerste beeldje van de clip weer op de LCD-monitor. Om de weergave van een filmclip te stoppen drukt u op een van de scroll-toetsen (5); het eerste beeldje van de volgende of vorige clip verschijnt dan. Weergave op LCD-monitor (tijdens weergave) Verschijnt wanneer wordt gepauzeerd.
OPNAMEN WEERGEVEN OPNAMEN OP EEN TV WEERGEVEN U kunt de op de CompactFlash kaart opgeslagen beelden op TV bekijken. De camera heeft een video-uitgang, waarop u de meegeleverde videokabel kunt aansluiten. De camera is compatible met de NTSC en PAL TV-standaards. De instelling van de videouitgang kunt u in het setup-menu controleren (blz. 71 - 75). Schakel de televisie en de camera uit. Steek de ministekker van de videokabel in de video-uitgang van de camera.
WERKEN MET BEELDEN U kunt afzonderlijke beelden wissen, vergrendelen en ontgrendelen met de knoppen bovenop de camera. Het weergavemenu wordt gebruikt voor het wissen, vergrendelen en ontgrendelen van alle beelden op de CompactFlash kaart, plus voor het creëren van DPOF-opdrachten.
WERKEN MET BEELDEN BEELDEN OPROEPEN VOOR WISSEN, VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN Schakel de camera uit en activeer de monitor, zet de functieknop op enkelbeeld- of index-weergave voor stilstaande beelden, of op filmweergave voor filmclips in enkelbeeld- of filmweergave. Kies zo met de scroll-toetsen het beeld dat u wilt wissen vergrendelen of ontgrendelen. Gebruik bij index-weergave het witte kader om de thumbnail te selecteren van het beeld dat u u wilt wissen vergrendelen of ontgrendelen.
VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN VAN AFZONDERLIJKE BESTANDEN U kunt belangrijke beelden vergrendelen, zodat ze niet ongeluk te wissen zijn. Vergrendelde belden zijn met de wisfunctie niet van de CompactFlash kaart te wissen. Zorg ervoor dat het te vergrendelen beeldof filmbestand weergegeven wordt en druk op de toets van de belichtingscorrectie. • Het vergrendelingssignaal verschijnt op de LCD-monitor om aan te geven dat het beeldbestand beschermd is.
WERKEN MET BEELDEN NAVIGEREN DOOR HET WEERGAVEMENU Via het weergavemenu kunt u alle beelden op een CompactFlash kaart wissen, vergrendelen en ontgrendelen en bovendien printen. Deze functies moeten voor stilstaand beeld en voor filmclips apart geactiveerd worden. Navigeren door het weergavemenu gaat snel en eenvoudig. Schakel de camera uit en de LCD-monitor in, zet de functieknop op enkelbeeld- of index-weergave voor stilstaand beeld of op filmweergave om met filmclips te werken.
U kunt alle beelden en filmclips in één keer van de CompactFlash kaart wissen. Zijn ze eenmaal gewist, dan kunt u ze niet meer terughalen; wees dus voorzichtig wanneer u gaat wissen. Belangrijke bestanden kunt u vergrendelen, zodat ze niet per ongeluk kunnen worden gewist (blz. 63). Weergavemenu Bevestigingsscherm DELETE ALL NO YES LOCK ALL UNLOCK ALL Printopdrachtmenu PRINT INDEX STD Printselectiescherm blz.
WERKEN MET BEELDEN ALLE BESTANDEN WISSEN (DELETE ALL) Wanneer u de opdracht geeft alle bestanden te wissen worden alle niet vergrendelde beelden van de CompactFlash kaart gewist. Gewiste beelden kunnen niet worden teruggehaald. Denk erom alle belangrijke bestanden te vergrendelen voordat u deze opdracht geeft. Kijk voor het wissen van afzonderlijke bestanden op blz. 62.
WERKEN MET BEELDEN BEELDEN PRINTEN Deze camera ondersteunt DPOF™ versie 1.1. DPOF (Digital Print Order Format) werd in samenwerking ontwikkeld door Eastman Kodak Company, Canon Inc., Fuji Photo Film Co., Ltd. en Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. voor direct printen vanuit digitale camera’s. Met dit formaat is het mogelijk beelden van digitale camera’s door professionele digitale printapparatuur en table top printers (bijv. ink jet printers) te laten afdrukken.
WERKEN MET BEELDEN PRINTOPDRACHTMENU Is de printsoort eenmaal in het weergavemenu gekozen en opgegeven, dan verschijnt het printopdrachtmenu. Met het menu stelt u in welke beelden geprint moeten worden of heft u een printopdracht op. OPDRACHT INSTELLEN (SET ORDER) Met deze functie kunt u voor het printen een eigen selectie uit de beelden op de CompactFlash kaart maken. Wanneer de functie set order is gemarkeerd en ingesteld verschijnt het printselectiescherm.
ALLE BESTANDEN PRINTEN (PRINT ALL) Met deze opdracht selecteert u alle opnamen op de CompactFlash kaart om te laten afdrukken. Is deze functie geselecteerd, dan verschijnt er een bevestigingsscherm. “NO” stopt de uitvoering, “YES” zorgt voor uitvoering van de opdracht. Het aantal beelden van de printopdracht verschijnt onderaan het printopdrachtmenu. Om terug te keren naar het weergavemenu drukt u op de menu-toets. ALLE OPDRACHTEN OPHEFFEN (CANCEL ALL) Met deze functie heft u het DPOF-bestand op.
- 70 -
SETUP-STAND In de setup-stand kunt u de werking van de camera naar eigen voorkeur instellen.
SETUP-STAND NAVIGEREN DOOR HET SETUP-MENU met het setup-menu kunt de standaardinstellingen van de camera wijzigen voor de helderheid van de lcd-monitor, de termijn voor automatische uitschakeling, datum en tijd plus het video-uitvoersignaal. Via het setup-menu kunt u ook een CompactFlash kaart formatteren, en de camera op de standaardinstellingen terugzetten. De instellingen van het setup-menu blijven na uitschakeling van de camera gehandhaafd. Navigeren door het setup-menu gaat snel en eenvoudig.
Setup-menu LCD BRIGHT Bevestigingsscherm BRIGHT NORMAL DARK NO YES FORMAT POWER OFF 30 MIN 10 MIN 5 MIN 3 MIN Stijl YYYY/MM/DD MM/DD/YYYY Year Month Day DD/MM/YYYY DATE TIME NEXT Hour Minute BACK BEEP VIDEO OUT ON OFF Bevestigingsscherm NTSC PAL NO YES DEFAULT Bevestigingsschermen - “NO” stopt de uitvoering, “YES” zorgt voor uitvoering van de opdracht. Scrollen naar de onderzijde van het eerste scherm of de bovenzijde van het tweede scherm voert automatisch naar het volgende scherm.
SETUP-STAND HELDERHEID LCD-MONITOR (LCD BRIGHT) Voor de helderheid van de LCD-monitor kunt u kiezen uit drie niveaus: (licht (bright), normaal (normal) en donker (dark). Het gekozen niveau wordt zowel voor opname als weergave toegepast. De instelling heeft geen invloed op het opgenomen beeld. Na uitschakeling van de camera blijft de instelling gehandhaafd. COMPACTFLASH KAART FORMATTEREN (FORMAT) Het formatteren van een CompactFlash wist alle informatie van de kaart.
GELUIDSSIGNAAL (BEEP) De camera heeft een geluidssignaal dat klinkt wanneer een knop wordt ingedrukt. Het is uitschakelbaar. VIDEO-UITGANG INSTELLEN (VIDEO OUT) U kunt de beelden van de camera op een TV vertonen (blz. 60). Het videouitgangssignaal kunt u instellen op NTSC en PAL. Noord-Amerika gebruikt de NTSC standaard, Europa gebruikt PAL. Kies de juiste instelling voordat u beelden via de TV gaat weergeven.
AANSLUITING OP DE COMPUTER AANSLUITING OP DE COMPUTER Lees dit gehele hoofdstuk goed door voordat u de camera op een computer aansluit. Wordt er een vergissing gemaakt, dan kan de camera, de CompactFlash kaart of de beeldinformatie beschadigd raken.
SYSTEEMEISEN SOFTWARE DiMAGE E201 EXIF Utility IBM PC / AT Compatible Macintosh Pentium 90 MHz of sneller Power Macintosh Windows 98, 98SE, 2000, ME Mac OS 9.0 - 9.1 8 MB RAM of meer 5 MB RAM of meer 10 MB ruimte op hard disk of meer 10 MB ruimte op hard disk of meer 640 X 480 monitor met 256 kleuren 640 X 480 monitor met 256 kleuren CD-ROM drive CD-ROM drive Voor het bekijken van datum-, tijd- en opname-informatie (blz. 85). Quick Time 4.
AANSLUITING OP DE COMPUTER CAMERA OP EEN COMPUTER AANSLUITEN 1 Start de computer. 2 Schuif de CompactFlash kaart in de camera. 3 4 5 • De computer moet aanstaan voordat u de camera inschakelt. • De CompactFlash kaart mag niet worden gewisseld terwijl de camera aan staat en aan de computer is gekoppeld. Kijk of de juiste kaart in de camera zit. Zet de functieknop op “PC” en zet de camera aan. • U moet de functieknop op “PC” zetten voordat de camera op een computer wordt aangesloten.
AANSLUITING OP DE COMPUTER GEBRUIK MET WINDOWS ME Wanneer de camera wordt aangesloten herkent de computer een nieuw apparaat en wordt de hardware-wizard geopend. Plaats de DiMAGE E201 CD-ROM in de CD-ROM drive. Geef aan dat u zelf de locatie van de driver opgeeft en klik om verder te gaan. Geef ook op het volgende scherm aan dat u zelf de locatie bepaalt en zoek de driver op de CD-ROM. Staat de driver in het venster klik dan om verder te gaan.
AANSLUITING OP DE COMPUTER GEBRUIK MET WINDOWS 2000 PROFESSIONAL Wanneer de camera wordt aangesloten herkent de computer een nieuw apparaat en wordt de hardware-wizard geopend. Plaats de DiMAGE E201 CD-ROM in de CD-ROM drive. Klik om te vervolgen. Kies de optie waarbij de wizard zelf de driver zoekt. Klik om door te gaan. Kies op het scherm voor het lokaliseren van de drivers voor het opgeven van de locatie. Klik om te vervolgen.
Op het volgende scherm moet u de driver op de CD-ROM te zien krijgen; U kunt de functie “Bladeren” gebruiken om zelf te zoeken. Wordt de locatie van de driver in het venster getoond, klik dan op “OK.” De wizard voor nieuwe hardware bevestigt de locatie van de driver. Klik om de installatie te starten. Het laatste venster bevestigt dat de driver is geïnstalleerd. Klik om de wizard af te sluiten. Opent u het venster “Deze Computer” dan ziet u een nieuw symbool: een removable hard disk.
AANSLUITING OP DE COMPUTER GEBRUIK MET WINDOWS 98 Wanneer de camera wordt aangesloten herkent de computer een nieuw apparaat en wordt de hardware-wizard geopend. Plaats de DiMAGE E201 CD-ROM in de CD-ROM drive. Kies de aanbevolen zoekmethode voor het vinden van de driver. Klik om te vervolgen. Geef op het volgende scherm aan dat u e locatie van de driver wilt opgeven. Nu moet de driver op de CD-ROM te zien zijn; U kunt de functie “Bladeren” gebruiken om zelf te zoeken.
Het laatste venster bevestigt dat de driver is geïnstalleerd. Klik om de wizard af te sluiten. Opent u het venster “Deze Computer” dan ziet u een nieuw symbool: een removable hard disk. Dubbelklik daarop om de CompactFlash kaart van de camera te openen, zie blz. 84. U hoeft de driver maar eenmaal te installeren. De computer zal de camera voortaan automatisch herkennen en het symbool van de removable disk weergeven. GEBRUIK MET EEN MACINTOSH Deze camera zal in combinatie met Mac OS 9.0 en 9.
AANSLUITING OP DE COMPUTER MAPPEN OP DE COMPACTFLASH KAART Foto’s (stilstaande beelden) worden opgeslagen in de map Dcim. De bestandsnaam begint met “pict” gevolgd door een viercijferig volgnummer en een JPEG of TIFF extensie. Dcim 100MLT06 Drive symbool pict0001.jpg pict0002.jpg clip0001.avi clip0002.avi MLTM Filmclips worden opgeslagen in de map MLTM. De bestandsnaam begint met “clip” gevolgd door een viercijferig volgnummer en een avi extensie.
AANSLUITING OP DE COMPUTER DiMAGE E201 EXIF UTILITY De installatie van de DiMAGE E201 Exif Utility software is zeer eenvoudig. Sleep het software-symbool van het venster van de CDROM naar de nieuwe locatie in de computer. Deze software hoeft niet speciaal te worden geïnstalleerd. De Exif Utility stelt u in staat datum, tijd en opnameinformatie van stilstaande beelden te bekijken. Dubbelklik het symbool van de utility. Er verschijnt een openingsvenster.
AANSLUITING OP DE COMPUTER CAMERA VAN DE COMPUTER LOSKOPPELEN Ontkoppel de camera nooit wanneer het scherpstellampje (groen) brandt of knippert. De beeldinformatie of de CompactFlash kaart kan beschadigd raken. Voor Windows 98 Verzeker u er van dat het groene lampje niet brandt of knippert en trek de USB-kabel uit de computer en/of de camera. For Windows ME Om de camera te ontkoppelen moet u dubbelklikken op het uitwerp- of ontkoppelingssymbool op de taakbalk. Het venster voor ontkoppelen verschijnt.
Voor Windows 2000 Professional Om de camera te ontkoppelen moet u dubbelklikken op het uitwerp- of ontkoppelingssymbool op de taakbalk. Het venster voor ontkoppelen verschijnt. De hardware die kan worden gestopt verschijnt. Klik op “Stop.” Er verschijnt een bevestigingsscherm. Door op “OK” te klikken verbreekt u de verbinding. Klik op “OK.” De camera kan nu veilig worden ontkoppeld.
Appendix • Problemen oplossen • Onderhoud en opslag • Technische gegevens - 88 -
PROBLEMEN OPLOSSEN Opnamestand Om beelden te kunnen opnemen moet de camera ingeschakeld zijn. Met de objectiefschuif maakt u het objectief vrij en zet u de camera aan. De LCD-monitor gaat automatisch aan; u kunt hem uitschakelen met de display/enter-toets. Probleem De camera werkt niet. Symptoom Op het datascherm en de LCD-monitor is niets te zien. “CF” verschijnt op het datascherm. “No card” verschijnt op de LCD-monitor. Oorzaak De camera staat uit.
PROBLEMEN OPLOSSEN - Opnamestand Probleem Sluiter gaat niet af. Symptoom Oorzaak Oplossing Functieknop staat op setup of op PC. Camera staat niet in een opnamestand. Zet de functieknop op de gewenste opnamestand (blz. 37). Data-scherm en LCD-monitor werken. Objectiefschuif.dicht. Camera staat in weergavestand. Zet LCD-monitor uit en open objectiefschuif om camera in te schakelen. De opname wordt pas na lange tijd gemaakt. Functieknop staat nog op zelfontspanner.
PROBLEMEN OPLOSSEN Weergavestand Voor weergave van opnamen moet de camera uit staat en moet u de LCD-monitor activeren. Dat doet u door de display/enter-toets even ingedrukt te houden. Probleem De LCD-monitor gaat niet aan. LCD-monitor is uitgeschakeld. Symptoom Er verschijnt niets op het data-scherm. Er verschijnt niets op het data-scherm. Oorzaak Oplossing De batterijen zijn leeg. Vervang de batterijen (blz. 15). De batterijen zijn verkeerd geplaatst.
ONDERHOUD EN OPSLAG ONDERHOUD • Stel de camera niet bloot aan slagen of schokken. • Zet de camera tijdens transport uit. • Deze camera is is niet waterdicht en ook niet spatwaterdicht. Gebruik de camera niet met natte handen. • Wees zeer voorzichtig wanneer u de camera op het strand of aan het water gebruikt. Water, zand, stof en zout kunnen tot schade leiden leiden. • Leg de camera niet in direct zonlicht. Richt het objectief niet recht naar de zon; de CCD kan erdoor beschadigd raken.
BATTERIJEN • Batterijprestaties nemen bij lagere temperaturen af. Houd batterijen bij koude warm, bijvoorbeeld onder een jas. De capaciteit van batterijen kan bij terugkeer in een warme omgeving weer herstellen. Ni-MH-batterijen vallen bij lage temperaturen minder terug in prestaties; gebruik die dus bij koude. • Verwijder de baterijen wanneer u de camera langere tijd niet gebruikt. Lekkende batterijvloeistof zou schade in de batterijruimte kunnen aanrichten.
ONDERHOUD EN OPSLAG OPSLAG • Berg de camera op een droge, koele en goed geventileerde plaats op, en uit de buurt van stof en chemicaliën. Gaat het om een zeer lange opbergperiode, plaats hem dan in een luchtdichte doos met daarin wat silicagel droogmiddel. • Verwijder de batterijen en de CompactFlash kaart uit de camera wanneer u hem voor langere tijd niet gaat gebruiken. • Bewaar de camera niet in de nabijheid van naftaleen of mottenballen.
TECHNISCHE GEGEVENS CCD type: Brandpuntsafstand: Constructie objectief: Lichtsterkte: Scherpstelbereik: Zoeker: LCD-monitor: Sluiter: Sluitertijden: Scherpstelmethode: 1/1,75 inch type interline CCD met 2,3 miljoen pixels 8,2 mm (vergelijkbaar met 38 mm bij kleinbeeld) 5 elementen in 4 groepen (inclusief 3 elementen met in totaal 4 asferische vlakken) ƒ/3,0 0,6 m tot oneindig (0,3 m tot 0,6 m in macrobereik) Omgekeerd Galileï-type 46 mm 1,8 type kleuren-LCD CCD electronische/mechanische sluiter 1/500 - 2 s
A Minolta Austria Ges.m.b.H Amalienstr. 59-61, A-1131 Wien, Österreich Tel:01 87868 176 Fax:01 87868 153 http://www.minoltaeurope.com B Minolta Belgium Branch Prins Boudewijnlaan 1 B-2550 Kontich, België Tel: 03 451 07 00 Fax: 03 458 50 48 http://www.minolta.be en http://www.minolta.nl CAN Minolta Canada Inc., Head Office 369 Britannia Road East, Mississauga, Ontario L4Z 2H5, Canada Tel.0905 890 66 00 Fax0905 890 71 99 http://www.minolta.com CH Minolta (Schweiz) AG Riedstr.