Operation Manual

76
ELEKTRONISCHE AIRCONDITIONING*
Automatische luchtverdeling
AUTO-programma: automatische
instelling van de luchtverdeling,
luchttoevoer en aanpassing van de tempe-
ratuur aan externe invloeden (buitentem-
peratuur en zonnestraling).
Gelijktijdig wordt de airconditioning inge-
schakeld, die gescheiden weer kan worden
uitgeschakeld.
Airconditioning met elektronische
temperatuurregeling uit- en
inschakelen
Aanjager, verwarming en aircondi-
tioning zijn uitgeschakeld.
Airconditioning met elektronische tempe-
ratuurregeling weer inschakelen:
Willekeurige toets van de airconditioning
met elektronische temperatuurregeling in-
drukken.
De laatste instelling wordt weer actief.
Airconditioning AC
Airconditioning ingeschakeld:
De lucht wordt gekoeld, gedroogd
en afhankelijk van de temperatuurinstel-
ling weer verwarmd.
Na het starten van de motor kan de voor-
ruit korte tijd beslaan.
In de airconditioning ontstaat con-
denswater, dat onder de auto wordt
afgevoerd. Dergelijke watersporen op de
grond zijn dus normaal.<
Luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht is afge-
sloten:
De lucht in het interieur wordt gerecircu-
leerd.
Als de ruiten in de stand voor luchtre-
circulatie beslaan, moet de luchtrecir-
culatie worden uitgeschakeld en moet zo-
nodig de luchttoevoer worden verhoogd.<
Achter-/voorruitverwarming*
Achter-/voorruitverwarming inge-
schakeld: controlelamp brandt.
De achter-/voorruitverwarming wordt au-
tomatisch uitgeschakeld, zie pagina 55.
Temperatuur
Temperatuur instellen:
Gekartelde knop in de betref-
fende richting aantippen of
draaien, om de temperatuur
stapsgewijs te verhogen.
De aangegeven temperatuurwaarden die-
nen als richtlijn voor de temperatuur in het
interieur. Na het begin van de rit wordt de
gekozen temperatuur zo snel mogelijk be-
reikt en vervolgens constant gehouden.
Permanent verwarmen met het
maximale vermogen bij de tempera-
tuurinstelling "HI". Permanent koelen bij
"LO".<
Luchttoevoer
Linker of rechter toetshelft indruk-
ken: luchttoevoer varieert.
De automatische regeling van de luchttoe-
voer wordt hiermee uitgeschakeld. De au-
tomatische regeling voor de luchtverdeling
blijft echter ongewijzigd.
Ruiten ontdooien en ontwasemen
De voorruit en de zijruit worden
ontdooit en ontwasemd: controle-
lamp knippert.
Lucht naar de voorruit en de achter-/voor-
ruitverwarming inschakelen:
toets kort indrukken.
Alleen lucht naar de voorruit:
toets kort indrukken.