Operation Manual
64
INSTRUMENTENVERLICHTING KOPLAMPAFSTELLING
Voor het regelen van de instrumentenver-
lichting de toets indrukken.
Toename van de lichtsterkte:
de toets zo lang indrukken, tot de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Afname van de lichtsterkte:
toets kort aantippen.
Telkens als de toets wordt aangetipt neemt
de lichtsterkte trapsgewijs af.
Halogeenlicht
Om verblinding van tegemoetkomend ver-
keer te voorkomen, moet de afstelling van
de dimlichten worden aangepast aan de
wagenbelading:
Gegevens tussen ( ) gelden voor het rijden
met een aanhanger.
0 (1) = 1 - 2 personen zonder bagage
1 (2) = 4 personen zonder bagage
2 (2) = 4 personen met bagage
2 (2) = 1 persoon, met zware lading
Op de max. achterasbelasting letten, zie
pagina 143.
Bij een beladen auto de reikwijdte
van de verlichting verminderen, om
het tegemoetkomende verkeer niet te ver-
blinden.<
Xenonlicht*
Auto's met Xenonlicht zijn met een auto-
matische koplampafstelling uitgerust.