Operation Manual

38
CORRECT ZITTEN STOELEN VERSTELLEN
Voorwaarde voor ontspannen rijden zonder
moe te worden is een zitpositie die aan uw
wensen is aangepast. Samen met de veilig-
heidsgordels en de airbags vergroot de
juiste zitpositie de passieve veiligheid van
de inzittenden bij een ongeval. Daarom de
volgende aanwijzingen in acht nemen, om
te voorkomen dat de beschermende wer-
king van de veiligheidssystemen nadelig
wordt beïnvloed.
Extra informatie over het meenemen van
kinderen, zie pagina 45.
Correcte zitpositie met airbags
Voldoende afstand tot de airbags
aanhouden. het stuurwiel altijd aan
de rand vasthouden, om verwondingen aan
handen en armen te voorkomen als de air-
bag wordt geactiveerd. Tussen de airbag en
de inzittende mogen zich geen andere per-
sonen, huisdieren of andere voorwerpen
bevinden. De afdekking van de voorairbag
aan passagierszijde niet gebruiken om iets
neer te leggen, ook niet de voeten of be-
nen.<
Zie voor de plaats van de airbags evenals
voor verdere opmerkingen pagina 44.
Veilig met de veiligheidsgordel
Een veiligheidsgordel slechts voor
één persoon gebruiken. Baby's en kin-
deren mogen niet op schoot worden geno-
men. De veiligheidsgordel mag niet ver-
draaid liggen en moet strak over het
bekken en de schouder lopen. Zorg ervoor
dat de gordel niet over harde of breekbare
voorwerpen in de kleding loopt. De veilig-
heidsgordel mag niet tegen de hals aanlig-
gen, worden ingeklemd of langs scherpe
randen schuren.
Geen dikke kleding dragen en de gordel af
en toe over de schouder straktrekken. An-
ders kan de heupgordel bij frontale aanrij-
dingen over de heup glijden en het onderli-
chaam verwonden. Bovendien wordt de
werking van de gordel verminderd door de
grotere ruimte tussen lichaam en gordel.
Ook tijdens de zwangerschap altijd de vei-
ligheidsgordel gebruiken en er op letten
dat de heupgordel laag over de heup ligt en
niet op het onderlichaam drukt.<
Bedienen van de veiligheidsgordels, zie
pagina 41.
Vóór het instellen in acht nemen
De stand van de bestuurdersstoel
niet tijdens het rijden veranderen.
Anders kunt u door een onverwachte stoel-
beweging de controle over de auto verlie-
zen en een ongeval veroorzaken.
De rugleuning tijdens het rijden niet te ver
naar achteren stellen (dit geldt in het bij-
zonder voor de passagierszijde), om te
voorkomen dat men bij een ongeval onder
de veiligheidsgordel "doorglijdt" en de be-
schermende werking van de gordel verlo-
ren gaat.<
Afstellen van de stoelen, zie volgende
pagina.