Operation Manual
35
OVERZICHTSTORINGEN GEBRUIK BEDIENINGGEGEVENSINDEX
DIEFSTALBEVEILIGINGSINSTALLATIE*
Het principe
De diefstalbeveiligingsinstallatie reageert
op:
>Het openen van een portier, de motorkap
of de achterklep
>Bewegingen in het interieur van de auto
(interieurbeveiliging)
>Wijziging van de hoek van de auto, b.v.
bij een poging wielen te stelen of de auto
weg te slepen
>Onderbreking van de accuspanning.
De diefstalbeveiligingsinstallatie reageert
afhankelijk van de landenuitvoering op een
verschillende manier op onbevoegde han-
delingen:
>Akoestisch alarm van 30 seconden
>Inschakelen van de waarschuwingsknip-
perlichtinstallatie gedurende ca. vijf mi-
nuten.
Inschakelen en uitschakelen
Tegelijkertijd met het vergrendelen en ont-
grendelen van de auto via een slot of de af-
standsbediening wordt eveneens de dief-
stalbeveiligingsinstallatie in- resp.
uitgeschakeld.
De interieurbeveiliging en hellingshoeksen-
sor worden eveneens na de laatste sluitbe-
diening ingeschakeld.
De diefstalbeveiligingsinstallatie kan
niet worden geactiveerd als het be-
stuurdersportier niet correct is gesloten.<
Als de diefstalbeveiligingsinstallatie correct
is geactiveerd, treedt de waarschuwings-
knipperlichtinstallatie éénmaal in werking.
Bij het deactiveren reageert de waarschu-
wingsknipperlichtinstallatie door één keer
te knipperen.
De achterklep kan ook bij een geactiveerd
systeem via toets 1 van de afstandsbedie-
ning worden geopend, zie pagina 28. Als de
achterklep wordt gesloten, is de auto weer
centraal gesperd.
Bij sommige landenuitvoeringen kan
de alarminstallatie alleen met de af-
standsbediening worden bediend. Bij het
ontgrendelen via een slot treedt bij deze
auto's het alarm in werking.
Om het alarm te beëindigen:
toets 1 indrukken (ontgrendelen)
of
contactsleutel in stand 1 draaien.<










