Operation Manual
137
OVERZICHTSTORINGEN GEBRUIK BEDIENINGGEGEVENSINDEX
SLEPEN EN AANSLEPEN
Slepen met stang
Als de sleepogen van beide auto's zich niet
aan dezelfde kant bevinden, moet op het
volgende worden gelet:
>De stuuruitslag bij het nemen van boch-
ten is beperkt
>Door de schuine stand van de sleepstang
ontstaan zijdelings gerichte krachten
(vooral op een glad wegdek gevaarlijk).
Geen auto slepen die zwaarder is dan
de trekkende auto, omdat dit een ne-
gatieve invloed heeft op het rijgedrag.<
Aanslepen
Bij auto's met automatische trans-
missie kan de motor niet worden ge-
start door de auto aan te slepen. De auto-
matische transmissie kan dan beschadigd
raken.
Starten m.b.v. hulpstartkabels, zie
pagina 135.<
Auto's met katalysator alleen aanslepen bij
een koude motor. Het is beter hulpstartka-
bels te gebruiken.
1. Waarschuwingsknipperlichtinstallatie
inschakelen
(in het buitenland op de wettelijke bepa-
lingen letten)
2. Contactsleutel in stand 2 zetten
3. 3e versnelling inschakelen
4. De auto met ingedrukt koppelingspe-
daal laten aanslepen
5. Het koppelingspedaal langzaam laten
opkomen
6. Na het starten van de motor het koppe-
lingspedaal weer indrukken
7. Waarschuwingsknipperlichtinstallatie
uitschakelen.
De oorzaak van de startproblemen door
een MINI dealer laten verhelpen.
Slepen
Auto's met automatische transmis-
sie mogen alleen met een opgeheven
vooras of op een speciale auto-ambulance
worden vervoerd, om schade aan de trans-
missie te voorkomen.<
1 Contactsleutel in stand 1.
De remlichten, richtingaanwijzers,
claxon en ruitenwissers kunnen worden
bediend
2 Waarschuwingsknipperlichtinstallatie
inschakelen (let op de wettelijke bepalin-
gen in het buitenland).
Bij storingen aan de elektrische installatie
de gesleepte auto duidelijk markeren, bijv.
met een bord of een gevarendriehoek ach-
ter de achterruit.
Bij een uitgevallen elektrische instal-
latie moet toch met de contactsleutel
in stand 1 worden gereden, om te voorko-
men dat het stuurslot blokkeert en de auto
onbestuurbaar wordt.
Bij niet-draaiende motor is geen rem- en
stuurbekrachtiging aanwezig. Hierdoor is
voor het remmen en het sturen meer
kracht nodig.<