HANDLEIDING MINI ONE MINI COOPER
HARTELIJK GEFELICITEERD MET UW NIEUWE MINI
Opmerkingen met betrekking tot de handleiding De nadruk is gelegd op een snelle oriëntering in deze handleiding. Bepaalde onderwerpen zijn het snelst te vinden met het trefwoordenregister achterin. Een eerste overzicht van de auto vindt u in het eerste hoofdstuk. Gebruikte symbolen Uw individuele auto duidt op waarschuwingen die u beslist moet lezen – in verband met uw veiligheid, de veiligheid van anderen en om schade aan uw auto te voorkomen.
Geldigheid ten tijde van druk Het brandstofverbruik is ten tijde van het drukken van deze handleiding bepaald. Belangrijke veiligheidsinformatie Gebruik uitsluitend onderdelen en accessoires die door de fabrikant voor uw auto zijn goedgekeurd. Bij auto's met het stuur rechts zijn de bedieningsorganen voor een deel anders ge- Door de fabrikant voor uw auto goedgekeurde onderdelen en accessoires zijn op plaatst dan op de afbeeldingen in deze hun veiligheid, werking en deugdelijkheid handleiding te zien is.
4
GEBRUIK, ONDERHOUD, REINIGING OVERZICHT BEDIENING TECHNISCHE GEGEVENS GEGEVENS INDEX INDEX STORINGEN GEBRUIK BEDIENING STORINGEN HET BELANGRIJKSTE 5
INHOUDSOPGAVE Het belangrijkste in het kort Bediening Bedieningsorganen 12 Instrumentenpaneel 14 Controle- en waarschuwingslampen 16 Multifunctioneel stuurwiel MFL 19 Alarmlichten 20 Gevarendriehoek 20 EHBO-doos 20 Tanken 21 Brandstofkwaliteit 21 Bandenspanning 22 Openen en sluiten: Sleutels 26 Centrale vergrendeling 26 Openen en sluiten – van buitenaf 27 Openen en sluiten – van binnenuit 30 Achterklep 31 Ruitbediening 32 Schuif-/kanteldak 33 Zonnescherm 34 Diefstalbeveiligingsinstallatie 35 Afstellen: C
Verlichting: Instrumentenverlichting 64 Koplampafstelling 64 Mistlampen 65 Interieurverlichting 65 Behaaglijke temperatuur: Verwarming en ventilatie 66 Airconditioning 70 Elektronische airconditioning 74 Stoelverwarming 77 Praktische interieuruitrusting: Dashboardkastje 78 Opbergvakken 78 Asbak 78 Aansteker 79 Belading en transport: Afdekking laadruimte 80 Rugleuning achterbank 80 Belading 81 Dakdrager 82 Rijden met een aanhanger 82 Gebruik, onderhoud, reiniging Praktische tips: Inrijden 86 Praktische tips
INHOUDSOPGAVE Storingen Technische gegevens Trefwoorden Vervangen van onderdelen: Boordgereedschap 114 Ruitenwisserbladen 114 Verlichting en lampen 114 Bandenpech verhelpen 120 Bandenpech – MINI Mobility systeem 120 Bandenpech – Banden met noodloopeigenschappen 124 Wiel verwisselen – MINI met compact reservewiel 125 Wielbouten met slot 129 Accu 130 Zekeringen 133 Schuif-/kanteldak 134 Achterklep 134 Motorgegevens 140 Brandstofverbruik, kooldioxide/ O-emissie 141 Afmetingen 142 Gewichten 143 Prestaties 1
9
10
STORINGEN TECHNISCHE GEGEVENS INDEX Overzicht OVERZICHT BEDIENING GEBRUIK STORINGEN GEBRUIK, ONDERHOUD, REINIGING GEGEVENS BEDIENING INDEX HET BELANGRIJKSTE 11
BEDIENINGSORGANEN 12
OVERZICHT BEDIENING GEBRUIK STORINGEN GEGEVENS 1 Koplampafstelling 64 2 > Stads-/dimlicht 53 >Richtingaanwijzers 53 >Parkeerlicht 53 >Grootlicht 53 >Lichtsignaal 53 >Boordcomputer* 61 3 Ruitenwisserinstallatie 54 4 Instrumentenverlichting 64 5 Buitenspiegel afstellen 42 6 Alarmlichten 20 7 Motorkapontgrendeling 96 8 Claxon 19 9 Stuurkolom verstellen 42 10 OBD-stekker 110 INDEX BEDIENINGSORGANEN 13
INSTRUMENTENPANEEL 14
OVERZICHT BEDIENING GEBRUIK STORINGEN Boven de middenconsole GEGEVENS Op de stuurkolom 1 Toerenteller 58 3 Snelheidsmeter met controle- en waarmet controle- en waarschuwingslampen schuwingslampen voor voor > Antiblokkeersysteem ABS 18 > Snelheidsregeling* 18 > Handrem/hydraulisch remsysteem/ >Automatische stabiliteitscontrole remvloeistofpeil/elektronische plus tractieregeling ASC+T 18 remkrachtverdeling EBV 16 >Veiligheidsgordel omgespen 17 >Airbags 17 2 Display voor boordcomputer*, bedie>Motorkap/acht
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPEN Techniek die zichzelf controleert Rood: direct stoppen Een groot aantal systemen van uw MINI controleert zichzelf automatisch, zowel tijdens het starten als tijdens het rijden. Controle- en waarschuwingslampen die met een "●" zijn aangegeven, worden bij het aanzetten van het contact op hun werking gecontroleerd. Ze branden allen eenmaal, maar de lengte van de periode kan voor elk verschillend zijn. Laadstroom accu ● De accu wordt niet meer geladen.
Airbags ● Door uw MINI dealer laten controleren. Meer informatie op pagina 44 Motorkap/achterklep *● Brandt bij een geopende motorkap en/of achterklep. Meer informatie op pagina 96, 31 OVERZICHT BEDIENING Rood: als belangrijke herinnering GEBRUIK Waarschuwingslamp remsysteem Waarschuwingslamp remsysteem samen met gele controlelampen bij aangetrokken handrem. voor ABS, EBV en ASC+T: Meer informatie over de handrem Regelsysteem ABS, EBV en ASC+T is op pagina 48 uitgevallen.
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPEN Geel: zo spoedig mogelijk laten controleren Bandenpechwaarschuwing ● Brandt continu: het syseem wordt geïnitialiseerd of is defect. Bij een storing: door uw MINI dealer laten controleren. Meer informatie op pagina 63, 22 Antiblokkeersysteem ABS ● Het ABS is vanwege een storing uitgeschakeld. De normale remwerking blijft onbeperkt aanwezig. Door uw MINI dealer laten controleren.
Rechts: 1 Volume STORINGEN GEGEVENS INDEX Toetsen van de bestuurder afgewend: Het multifunctioneel stuurwiel MFL is voor- Toetsen naar de bestuurder gericht: zien van toetsen, om snel en zonder van het 1 Snelheidsregeling: inschakelen/onderLinks: verkeer afgeleid te worden de volgende breken/uitschakelen 1 >Radio systemen te kunnen bedienen: 2 Snelheidsregeling voortzetten Kort indrukken: FM-zender zoeken 3 Claxon > een aantal radiofuncties Lang indrukken: zoekfunctie 4 Snelheidsregeling: opslaan in het g
ALARMLICHTEN GEVARENDRIEHOEK * De knipperlichtfunctie heeft prioriteit De gevarendriehoek bevindt zich onder de over de waarschuwingsknipperlicht- hoedenplank. functie. De wettelijke voorschriften omtrent Vanaf stand 1 van het contactslot kunnen het meenemen van een gevarendriede knipperlichten worden bediend, ook als de waarschuwingsknipperlichtinstallatie is hoek opvolgen.< ingeschakeld.
>het vroegtijdig onderbreken >een verminderde terugvoer van brandstofdampen. De tank is vol wanneer het tanken bij een correcte bediening van het vulpistool de eerste keer wordt onderbroken. 1. Klep voor de tankdop openen 2. Tankdop linksom draaien 3. Tankdop in de houder op de klep aanbrengen. Bij het omgaan met brandstoffen de veiligheidsvoorschriften bij de tankstations in acht nemen.< Tankinhoud: ca. 50 liter Klep van tankdop sluiten: 1. Tankdop aanbrengen 2. Rechtsom draaien tot hij klikt 3.
BRANDSTOFKWALITEIT BANDENSPANNING Specifieke uitrusting voor loodhoudende brandstof* Bandenspanning controleren Op de volgende pagina vindt u de bandenspanning in eenheden voor diverse landen (kPa/psi). Deze bandenspanning geldt voor banden op omgevingstemperatuur. De motor is geschikt voor loodvrije en loodhoudende brandstof. Omdat de motoren zijn voorzien van een pingelregeling is het mogelijk brandstof van verschillende kwaliteit te tanken.
MINI COOPER 2,4 (240/35) 2,4 (240/35) 175/60 R 16 82 H Alle winterbanden 2,3 (230/33) 2,3 (230/33) 2,6 (260/38) 2,6 (260/38) Compact wiel 4,2 (420/61) 4,2 (420/61) 4,2 (420/61) 4,2 (420/61) Alle zomerbanden behalve 175/60 R 16 82 H 2,1 (210/30) 2,1 (210/30) 2,4 (240/35) 2,4 (240/35) 175/60 R 16 82 H Alle winterbanden 2,3 (230/33) 2,3 (230/33) 2,6 (260/38) 2,6 (260/38) Compact wiel 4,2 (420/61) 4,2 (420/61) 4,2 (420/61) 4,2 (420/61) Bij banden voor het gehele jaar geldt de bandenspanning voo
24
STORINGEN TECHNISCHE GEGEVENS INDEX Bediening OVERZICHT BEDIENING GEBRUIK STORINGEN GEBRUIK, ONDERHOUD, REINIGING GEGEVENS BEDIENING INDEX HET BELANGRIJKSTE 25
SLEUTELS CENTRALE VERGRENDELING Het principe Het centraal-vergrendelingssysteem treedt in werking als het bestuurdersportier gesloten is. De portieren, de achterklep en de klep voor de tankdop worden tegelijkertijd ont- of vergrendeld.
OVERZICHT OPENEN EN SLUITEN – VAN BUITENAF Ontgrendelen Kinderen kunnen de portieren van binnenuit vergrendelen. De autosleutel daarom altijd meenemen, zodat de auto altijd weer van buitenaf kan worden geopend.< Toets 1 indrukken. Bij sommige landenuitvoeringen toets 1 tweemaal indrukken. Eerst wordt het bestuurdersportier en vervolgens de gehele auto ontgrendeld.
OPENEN EN SLUITEN – VAN BUITENAF Interieurverlichting inschakelen Bij vergrendelde auto: Toets 2 indrukken. Hellingshoeksensor* en interieurbeveiliging* uitschakelen Toets 2 direct na het vergrendelen opnieuw indrukken, zie pagina 36. Vergrendelen en centraal sperren Achterklep openen Toets 2 indrukken. Toets 1 ca. vijf seconden ingedrukt houden. Vergrendel de auto niet als zich daarin personen bevinden, omdat ontgrendelen van binnenuit niet mogelijk is.
Met de sleutel Vergrendel de auto niet als zich daarin personen bevinden, omdat ontgrendelen van binnenuit niet mogelijk is.< Handmatige bediening (bij een storing aan de elektrische installatie) In de eindstanden van het portierslot kan het bestuurdersportier worden ontgrendeld resp. vergrendeld. Tijdens het sluiten controleren of niemand wordt ingeklemd. Als de sleutel wordt losgelaten wordt de beweging onderbroken.
OPENEN EN SLUITEN – VAN BINNENUIT Ontgrendelen en openen Vergrendelen 1. Schakelaar voor centrale vergrendeling aantippen 2. De handgreep boven de armleuning bedienen Schakelaar voor centrale vergrendeling aantippen of de handgreep van elk portier afzonderlijk twee keer bedienen: om te ontgrendelen en te openen. Met deze schakelaar wordt bij gesloten portieren het centraal-vergrendelingssysteem bediend. Hiermee worden de portieren en de achterklep alleen ont- resp.
De handgrepen in de binnenbekleding van de achterklep vergemakkelijken het naar beneden trekken. Om verwondigen te voorkomen, moet er bij het sluiten altijd op worden gelet dat het bewegingsbereik van de achterklep vrij is.< Onderbreking van de stroomvoorziening of defect Bij een storing aan de elektrische installatie kan de achterklep handmatig worden bediend, zie pagina 134. OVERZICHT BEDIENING GEBRUIK Sluiten 1. Alle ruiten alsmede het schuif-/kanteldak sluiten 2.
RUITBEDIENING Na het uitschakelen van het contact: de ruiten kunnen nog worden bediend zolang geen voorportier is geopend. Als het portier tijdens de bediening wordt geopend, wordt de beweging onmiddellijk onderbroken. Ruiten openen en sluiten Vanaf stand 1 van het contactslot: De contactsleutel bij het verlaten van de auto altijd meenemen en de portieren afsluiten, zodat bijvoorbeeld kinderen de ruiten niet meer kunnen bedienen en zich verwonden.
of schakelaar tot het drukpunt naar achteren schuiven. Openen en sluiten 1. Schakelaar tot het drukpunt in de gewenste richting schuiven 2. schakelaar loslaten als de gewenste stand is bereikt. OVERZICHT BEDIENING Het schuif-/kanteldak kan nog gedurende één minuut worden bediend, zolang geen portier is geopend. GEBRUIK Na het uitschakelen van het contact: STORINGEN schakelaar indrukken Een gekanteld schuif-/kanteldak niet met geweld proberen te sluiten, anders wordt het mechanisme beschadigd.
SCHUIF-/KANTELDAK * ZONNESCHERM* Automatisch openen en sluiten Beveiligingsfunctie Openen: Wanneer bij het sluiten van het schuif-/ kanteldak, ongeveer vanaf het midden van het dak, weerstand wordt ondervonden, wordt het sluiten direct onderbroken en het schuif-/kanteldak weer iets verder geopend. Schakelaar door het drukpunt heen schuiven: het dak wordt compleet geopend. Sluiten: 1. Schakelaar door het drukpunt heen indrukken: het dak sluit tot in de gekantelde stand. 2.
verschillende manier op onbevoegde handelingen: >Akoestisch alarm van 30 seconden >Inschakelen van de waarschuwingsknipperlichtinstallatie gedurende ca. vijf minuten. Als de diefstalbeveiligingsinstallatie correct is geactiveerd, treedt de waarschuwingsknipperlichtinstallatie éénmaal in werking. Bij het deactiveren reageert de waarschuwingsknipperlichtinstallatie door één keer te knipperen. De achterklep kan ook bij een geactiveerd systeem via toets 1 van de afstandsbediening worden geopend, zie pagina 28.
DIEFSTALBEVEILIGINGSINSTALLATIE * Controlelamp van de diefstalbeveiligingsinstallatie >De controlelamp in de ruitenwisserschakelaar gaat na 10 seconden van snel knipperen over op continu flitsen: de installatie is geactiveerd. >De controlelamp reageert niet: portieren, motorkap of achterklep zijn niet goed gesloten. Ook wanneer deze niet meer gesloten worden, is de diefstalbeveiligingsinstallatie actief en wordt de rest van de auto beveiligd.
De zender en ontvanger van de interieurbeveiliging bevinden zich onder een afdekking tegen het dak van de auto. Voor een optimale werking van de interieurbeveiliging moeten de ruiten, het schuif-/kanteldak en de portieren gesloten zijn.
CORRECT ZITTEN Voorwaarde voor ontspannen rijden zonder moe te worden is een zitpositie die aan uw wensen is aangepast. Samen met de veiligheidsgordels en de airbags vergroot de juiste zitpositie de passieve veiligheid van de inzittenden bij een ongeval. Daarom de volgende aanwijzingen in acht nemen, om te voorkomen dat de beschermende werking van de veiligheidssystemen nadelig wordt beïnvloed. STOELEN VERSTELLEN Veilig met de veiligheidsgordel Een veiligheidsgordel slechts voor één persoon gebruiken.
1. Handgreep optillen 1. Naar boven: 1. Aan de hendel trekken 2. Stoel in de gewenste richting schuiven zo vaak aan de handgreep trekken, tot 2. De rugleuning naar wens belasten of 3. Na het loslaten van de handgreep de de gewenste hoogte is bereikt ontlasten. stoel iets voor- en achteruitbewegen zo- 2. Naar beneden: dat hij goed aangrijpt. zo vaak op de handgreep drukken, tot de gewenste hoogte is bereikt.
STOELEN VERSTELLEN HOOFDSTEUNEN Aanbrengen 1. Toets indrukken en de hoofdsteun in de bevestigingen aanbrengen 2. Hoofdsteun verstellen. De achterste hoofdsteunen slechts laten zakken als geen passagiers achterin zitten, omdat anders de wet wordt overtreden. De ingeschoven hoofdsteunen weer uitschuiven, voordat achterin passagiers worden meegenomen.
VEILIGHEIDSGORDELS Comfortinstap Veiligheidsgordels altijd gebruiken Gordelhoogte instellen 1. Hefboom naar voren drukken De rugleuning wordt door het Comfortinstapmechanisme automatisch naar voren geklapt 2. Stoel naar voren schuiven. De veiligheidsgordel ondanks de airbag bij elke rit gebruiken, omdat het airbagsysteem een aanvullende veiligheidsvoorziening is. De veiligheidsgordels d.m.v. de hoogteverstelling individueel aan de lichaamslengte aanpassen.
STUURWIEL SPIEGELS Met de hand instellen De spiegels kunnen eveneens handmatig worden ingesteld: druk op de randen van het spiegelglas. Elektrische verwarming* De beide spiegels worden in stand 2 van het contactslot automatisch verwarmd. Stuurwielhoogte instellen Buitenspiegel instellen 1. Hefboom naar beneden klappen 2. Gewenste stuurwielpositie instellen 3. Hefboom weer terugdrukken.
Verlichte make-up spiegel* Vanaf stand 1 van het contactslot: 1. Zonneklep omlaagklappen 2. Afdekking naar boven klappen. Zonnekleppen Kunnen voor de portierruit worden gedraaid. De spiegel gaat automatisch over in de heldere stand als de achteruitversnelling resp. keuzestand R wordt ingeschakeld. De fotocel in het spiegelframe voor het probleemloos functioneren van de spiegel niet afdekken en schoon houden. STORINGEN hefboom naar voren drukken. De spiegel dimt automatisch en traploos.
AIRBAGS Bij lichte aanrijdingen, bij het over de worden uitgevoerd. Hiertoe behoren ook de kop slaan en bij aanrijdingen van ach- afdekkingen in het stuurwiel, in het dashteren treden de airbags niet in werking.< board en in dakstijlen alsmede in de zijkanten van de hemelbekleding en de originele Ook als alle aanwijzingen in acht zijn geno- bekleding van de rugleuning van de voormen kunnen, afhankelijk van de individuele stoelen.
KINDEREN VEILIG VERVOEREN Controlelamp Kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 150 cm mogen alleen achterin op een goedgekeurd veiligheidssystemen voor kinderen worden vervoerd. Systeem in orde: >De controlelamp gaat kort branden. Voor elke leeftijds- resp. gewichtsgroep is bij uw MINI dealer een geschikt veiligheidssysteem verkrijgbaar.
CAR MEMORY Hoe het werkt >Selectieve centrale vergrendeling Eerst wordt het bestuurdersportier en Waarschijnlijk heeft u weleens gewenst vervolgens de gehele auto ontgrendeld. dat u afzonderlijke functies van uw auto naar eigen wens individueel kon laten inDit symbool wijst u in de handleiding stellen. De fabrikant heeft tijdens de ontop andere functies van Car Mewikkeling een aantal vrij kiesbare functies in de auto "ingebouwd", die u overeenkom- mory.
0 1 2 3 Stuurwiel vergrendeld Stuurwiel ontgrendeld Contact aangezet Motor starten 0 Stuurwiel vergrendeld De sleutel kan alleen in deze stand in het slot worden gestoken of worden verwijderd. Om de stuurinrichting te vergrendelen: 1. Sleutel verwijderen 2. Het stuurwiel iets draaien tot het stuurslot aangrijpt. Starten De startmotor niet te kort bedienen, Bij het draaien van de sleutel van stand 0 in maar ook niet langer dan ca. 20 sestand 1 het stuurwiel zonodig iets heen en conden.
MOTOR STARTEN MOTOR AFZETTEN De motor niet laten draaien in een afgesloten ruimte. In het uitlaatgas bevindt zich het kleur- en reukloze, maar giftige koolmonoxide. Het inademen van uitlaatgassen is schadelijk voor de gezondheid en kan bewusteloosheid en de dood veroorzaken. De auto nooit met draaiende motor achterlaten, omdat dit een groot potentieel gevaar met zich meebrengt.< Contactsleutel in stand 1 of 0 draaien.
Om corrosie en een eenzijdige remwerking te vermijden af en toe de handrem tijdens het uitrollen naar een verkeerslicht licht aantrekken, voor zover de verkeerssituatie dat toelaat. Alleen bij stilstaande auto inschakelen. OVERZICHT Achteruitversnelling Bij het schakelen naar neutraal veert het versnellingshandel vanzelf terug in zijn ruststand. GEBRUIK Op hellingen de auto niet met slippende koppeling op zijn plaats houden maar de handrem gebruiken.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE MET STEPTRONIC * Er kan op dezelfde wijze als met een conventionele automatische transmissie worden gereden, terwijl bovendien met de hand kan worden geschakeld. Als de keuzehendel vanuit stand D naar links in het schakelvlak S + – wordt geplaatst, worden de sportieve rijprogramma's van de automatische transmissie ingeschakeld.
"Kick-down" In de "kick-down"-stand worden de maximale prestaties bereikt. Hiertoe moet het gaspedaal door de verhoogde weerstand bij volgasstand worden ingedrukt. S + – Sportprogramma en handbediening Wisselen van D naar S + –: het sportprogramma wordt geactiveerd en met SD in de snelheidsmeter aangegeven. >Eenmaal aantippen: de automatische transmissie schakelt vanuit het sportprogramma over op handbediening. >Keuzehendel in de richting "+" aantippen: de transmissie schakelt op.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE MET STEPTRONIC * Geen werkzaamheden in de motorruimte uitvoeren als een rijstand is ingeschakeld; anders kan de auto zich in beweging zetten.< Slepen en starten m.b.v. hulpstartkabels vanaf pagina 135.< Mogelijke aanduidingen P R N D SD 1 2 3 4 5 6 EP Schakelelektronica Bij een defect in het transmissiesysteem verschijnt de melding EP. Alle keuzestanden kunnen nog worden ingeschakeld. In de standen voor vooruitrijden: de auto rijdt alleen nog in bepaalde versnellingen.
LICHTSCHAKELAAR Parkeerlicht inschakelen BEDIENING Bij het parkeren kan de auto eenzijdig worden verlicht (in het buitenland op de wettelijke bepalingen letten). OVERZICHT PARKEER-/DIMLICHT In stand 0 van het contactslot: de richtingaanwijzerschakelaar in de betreffende stand zetten. 2 Grootlicht/lichtsignaal (blauwe controlelamp) Dagrijlicht* Kort inschakelen van de Indien gewenst kan de verlichtingschakerichtingaanwijzers laar in de tweede stand blijven staan: als In de tweede stand draaien.
RUITENWISSERINSTALLATIE Intervalstand of regensensor* De regensensor zit op de voorruit, direct voor de binnenspiegel. Als de regensensor is geactiveerd wordt de werking van de ruitenwissers afhankelijk van de hoeveelheid regen (en natuurlijk ook sneeuw) automatisch aangestuurd. Regensensor activeren: vanaf stand 1 van het contactslot: schakelaar in stand 1.
Koplampen reinigen* Uitschakelen Verlichting ingeschakeld: De toets bij een brandende controlelamp indrukken. Inschakelen Toets indrukken. Zolang de controlelamp brandt, werkt de verwarming met de maximale capaciteit (voor het snel ontdooien). Controlelamp dooft. De achterruitverwarming werkt met gereduceerde capaciteit verder en schakelt vervolgens automatisch uit. GEBRUIK De ruitensproeier worden in stand 2 van het contactslot automatisch verwarmd*.
SNELHEIDSREGELING * Snelheid aanhouden en opslaan alsmede accelereren Snelheid verminderen Toets 4 aantippen. Toets 3 aantippen. Telkens als de toets wordt aangetipt, De momentele snelheid wordt aangehou- neemt de snelheid af met ca. 2 km/h, als reeds met een ingestelde snelheid wordt den en in het geheugen bewaard. Telkens als de toets wordt aangetipt, wordt de snel- gereden. heid met ca. 2 km/h verhoogd. Toets 4 ingedrukt houden. Toets 3 ingedrukt houden.
>Bij het remmen >Bij het ontkoppelen of bij het verplaatsen van het keuzehandel van D naar P, N of R >Als gedurende langere tijd sneller of langzamer dan de ingestelde snelheid wordt gereden, b.v. bij het indrukken van het gaspedaal. De controlelamp dooft en de opgeslagen snelheid wordt gewist. OVERZICHT BEDIENING Bovendien wordt de snelheidsregeling automatisch onderbroken: De als laatste opgeslagen snelheid wordt weer ingesteld en aangehouden.
KILOMETERTELLER TOERENTELLER* 1 Dagteller Motortoerentallen in het rode gebied beslist vermijden. Op nul zetten: Vanaf stand 1 van het contactslot de knop zo lang ingedrukt houden, tot de dagteller op nul springt. BRANDSTOFMETER Als controlelamp 1 continu gaat branden, bevindt zich nog ca. 8 liter brandstof in de In dit gebied wordt ter bescherming van de tank. motor het vermogen beperkt. Tankinhoud: 50 liter.
1 Rode controlelamp De naald bevindt zich onder resp. rechts. Koude motor. Met een matig motortoerental en lage snelheid rijden. Middenstand Normale bedrijfstemperatuur van de motor. Hoge temperatuur Zodra de naald zich vanuit de middenstand naar boven of naar links beweegt: rustig en met een gering toerental rijden of de motor afzetten en laten afkoelen. Koelvloeistofpeil controleren, zie pagina 103.
SERVICE-INTERVALMELDING KLOK Als de auto stilstaat en de accu is losgekoppeld, wordt hiermee geen rekening gehouden door de service-intervalmelding. Let er daarom op dat de remvloeistof, onafhankelijk van de aanduiding, tenminste elke twee jaar wordt ververst, zie pagina 104.< 60 Remvloeistof verversen Instellen De resterende dagen tot de remvloeistofverversing kan worden opgeroepen door tijdens de weergave van de eerstvolgende onderhoudsbeurt de knop in het instrumentenpaneel in te drukken.
Als de auto stilstaat met afgezette motor, wordt hiermee geen rekening gehouden bij de berekening. Functies oproepen Buitentemperatuur Met de toets in de richtingaanwijzerschakelaar kunt u vanaf stand 1 van het contactslot de boordcomputerinformatie in het display van de toerenteller oproepen. Telkens als deze toets kort wordt ingedrukt, wordt een nieuwe functie aangegeven. Als de auto is uitgerust met een toerenteller, maar niet met een boordcomputer wordt altijd de temperatuur aangegeven.
ASC+T Het principe ASC+T weer inschakelen Dit systeem verbetert de koersstabiliteit en de tractie, vooral bij het wegrijden, bij het accelereren en in bochten. ASC+T herkent het gevaar van doordraaiende wielen en verhoogt de koersstabiliteit evenals de tractie door het motorvermogen te verminderen en eventueel door het afzonderlijk afremmen van de voorwielen. Het ASC+T is na het starten van de motor bedrijfsklaar. Schakelaar opnieuw aantippen. Controlelamp Controlelamp dooft.
Voorwaarde Teneinde het systeem in staat te stellen om de correcte bandenspanning te "leren kennen", moet de volgende procedure worden Systeem initialiseren* uitgevoerd: 1. Contactsleutel in stand 2 zetten 1. De spanning van alle banden controleren 2. De toets zolang ingedrukt houden, tot 2. Met de bandenspanningstabel (zie pagide controlelamp in het instrumentenpana 23) vergelijken en zo nodig corrigeren neel gedurende enkele seconden geel 3. Systeem initialiseren.
INSTRUMENTENVERLICHTING KOPLAMPAFSTELLING Op de max. achterasbelasting letten, zie pagina 143. Bij een beladen auto de reikwijdte van de verlichting verminderen, om het tegemoetkomende verkeer niet te verblinden.< Xenonlicht* Auto's met Xenonlicht zijn met een automatische koplampafstelling uitgerust. Voor het regelen van de instrumentenverlichting de toets indrukken.
Bij ingeschakeld stads-/dimlicht: Interieurverlichting handmatig in- en uitschakelen OVERZICHT INTERIEURVERLICHTING Mistlampen* Leeslampen* in- en uitschakelen De toets ernaast indrukken. De lampen kunnen naar voren en naar achgroene LED in de schakelaar brandt. teren worden bewogen. Mistlampen ingeschakeld: Mistachterlicht Mistachterlicht ingeschakeld: gele LED in de schakelaar brandt. STORINGEN Om uit te schakelen opnieuw aantippen. Toets indrukken.
VERWARMING EN VENTILATIE 66
2 Lucht naar het bovenlichaam Met de knoppen kan de luchttoevoer traploos worden geopend en gesloten, met de beweegbare uitstroomopeningen kan de uitstroomrichting worden gewijzigd, zie pagina 68 3 Lucht voor de beenruimte, voor en achter OVERZICHT 1 Lucht naar de voorruit en de zijruiten BEDIENING VERWARMING EN VENTILATIE 4 Temperatuur 68 8 Luchtrecirculatie 68 9 Achterruitverwarming 68 STORINGEN GEGEVENS Alle tussenstanden zijn mogelijk, zie pagina 68 INDEX 7 Luchtverdeling naar >bovenlichaam >b
VERWARMING EN VENTILATIE Luchttoevoer Achterruitverwarming U kunt de aanjagerstanden 1 t/m Achterruitverwarming ingescha4 kiezen. Stand 0: de aanjager en keld: controlelamp brandt. De verwarming zijn uitgeschakeld. achterruitverwarming wordt auDe luchttoevoer kan in stand 0 tomatisch uitgeschakeld, zie pagina 55. met de toets voor de luchtrecirculatie volledig worden afgesloten. Voorruitverwarming* Voorruitverwarming ingeschakeld: controlelamp brandt.
OVERZICHT VERWARMING EN VENTILATIE Microfilter Het microfilter houdt stof en pollen in de toegevoerde lucht tegen. STORINGEN GEGEVENS 1. Aanjagerschakelaar in stand 4 2. Temperatuurdraaischakelaar volledig naar rechts (rood) 3. Draaiknop voor de luchtverdeling in stand 4. Achterruit ontdooien: achterruit- en zo nodig voorruitverwarming inschakelen. INDEX Ruiten ontdooien en ontwasemen GEBRUIK BEDIENING Het wordt door uw MINI dealer tijdens de normale onderhoudsbeurt vervangen.
AIRCONDITIONING* 70
2 Lucht naar het bovenlichaam Met de knoppen kan de luchttoevoer traploos worden geopend en gesloten, met de beweegbare uitstroomopeningen kan de uitstroomrichting worden gewijzigd, zie pagina 73 3 Lucht voor de beenruimte, voor en achter OVERZICHT 1 Lucht naar de voorruit en de zijruiten BEDIENING AIRCONDITIONING* 7 Airconditioning AC 72 8 Luchtverdeling naar >bovenlichaam >bovenlichaam en beenruimte >beenruimte >beenruimte en ruiten >ruiten Alle tussenstanden zijn mogelijk, zie pagina 72 STORINGEN
AIRCONDITIONING* Luchttoevoer Achterruitverwarming U kunt de aanjagerstanden 1 t/m Achterruitverwarming ingescha4 kiezen. Stand 0: de aanjager en keld: controlelamp brandt. De verwarming zijn uitgeschakeld. achterruitverwarming wordt auDe luchttoevoer kan in stand 0 tomatisch uitgeschakeld, zie pagina 55. met de toets voor de luchtrecirculatie volledig worden afgesloten. Voorruitverwarming* Temperatuur Om de temperatuur in het interieur te verhogen naar rechts (rood) draaien.
OVERZICHT AIRCONDITIONING* Microfilter Het microfilter houdt stof en pollen in de toegevoerde lucht tegen. schakelaar 1: de uitstroomopeningen door te draaien traploos openen en sluiten. De stippen geven de betreffende stand aan. Uitstroomopening 2: uitstroomrichting wijzigen door te draaien. STORINGEN 1. Aanjagerschakelaar in stand 4 2. Temperatuurdraaischakelaar volledig naar rechts (rood) 3. Draaiknop voor de luchtverdeling in stand 4.
ELEKTRONISCHE AIRCONDITIONING * 74
2 Lucht naar het bovenlichaam met de knoppen kan de luchttoevoer traploos worden geopend en gesloten, met de beweegbare uitstroomopeningen kan de uitstroomrichting worden gewijzigd, zie pagina 77 3 Lucht voor de beenruimte, voor en achter OVERZICHT 1 Lucht naar de voorruit en de zijruiten BEDIENING ELEKTRONISCHE AIRCONDITIONING * 5 Temperatuursensor voor het interieur – a.u.b.
ELEKTRONISCHE AIRCONDITIONING * Automatische luchtverdeling AUTO-programma: automatische instelling van de luchtverdeling, luchttoevoer en aanpassing van de temperatuur aan externe invloeden (buitentemperatuur en zonnestraling). Gelijktijdig wordt de airconditioning ingeschakeld, die gescheiden weer kan worden uitgeschakeld. Airconditioning met elektronische temperatuurregeling uit- en inschakelen Aanjager, verwarming en airconditioning zijn uitgeschakeld.
STOELVERWARMING * Individuele luchtverdeling In- en uitschakelen. Het microfilter houdt stof en pollen in de Betreffende toets indrukken. toegevoerde lucht tegen. Het actief-koolstoffilter reinigt bovendien de binnenstromende buitenlucht van gasvormige schadelijke stoffen. Dit gecombineerde filter wordt tijdens het onderhoud door uw MINI dealer vervangen. Een aanzienlijk verminderde luchttoevoer duidt erop dat het filter vroegtijdig moet worden vervangen.
DASHBOARDKASTJE * OPBERGVAKKEN ASBAK* Er zijn de volgende opbergmogelijkheden: >Aan bestuurderszijde >Aan passagierszijde >Zijdelings opbergvak, achter >Opbergvak in voorportier >Netten aan de rugleuningen van de voorstoelen*. Bekerhouder Openen: aan het handvat trekken. De verlichting treedt in werking. Sluiten: deksel omhoogklappen. Het dashboardkastje moet na gebruik direct weer worden gesloten, om letsel te voorkomen bij ongevallen.
Kan als stopcontact worden gebruikt voor een looplamp, autostofzuiger, of iets dergelijks tot ca. 200 W bij 12 V. De fitting niet door een ongeschikte stekker beschadigen. Niet-rokerspakket OVERZICHT Fitting van aansteker BEDIENING AANSTEKER* STORINGEN de klep optillen. GEGEVENS De hete aansteker alleen bij de knop vasthouden om verbrandingen te voorkomen. De aansteker kan ook worden gebruikt bij verwijderde contactsleutel. Kinderen daarom niet zonder begeleiding in de auto achterlaten.
AFDEKKING LAADRUIMTE NEERKLAPBARE RUGLEUNING Verwijderen Voor het meenemen van grote voorwerpen kan de afdekking worden verwijderd. 1. De bevestigingsbanden van de achterklep losmaken 2. De afdekking naar achteren uit de bevestigingen trekken. Als de achterklep wordt geopend gaat de afdekking eveneens omhoog. Geen zware of harde voorwerpen op de afdekking leggen, omdat deze bij het afremmen een gevaar voor de inzittenden kunnen vormen. < De gevarendriehoek bevindt zich onder de afdekking.
OVERZICHT STORINGEN GEGEVENS Lading vastzetten >Bij zeer zware voorwerpen en een niet gebruikte achterbank de buitenste veiligWanneer in uw MINI voorwerpen worden >Kleine en lichte voorwerpen met het kofheidsgordels in het tegenoverliggende vervoerd: ferruimtenet* resp. spanbanden vastzetslot steken. Hierdoor worden de rugleuten >Zware bagagestukken zo ver mogelijk ningen extra gestabiliseerd.
82 BELADING DAKDRAGER* RIJDEN MET EEN AANHANGER* De mee te nemen voorwerpen altijd zorgvuldig aanbrengen en vastzetten, omdat anders bij rem- en uitwijkmanoeuvres de inzittenden gevaar lopen. Het maximale totaalgewicht en de maximale aslast, zie pagina 143, niet overschrijden, omdat anders de bedrijfszekerheid van de auto niet meer is gegarandeerd. Bovendien voldoet u dan niet meer aan de wettelijke voorschriften.
Hoe hoger men boven zeeniveau komt, hoe verder het motorvermogen afneemt. Houd er daarom bij het rijden in de bergen rekening mee dat het klimvermogen afneemt. Tevens moet worden afgezien van het beladen tot het maximaal toegestane gewicht van auto en aanhanger. Bandenspanning Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de bandenspanning van zowel de auto als de aanhanger. Voor de aanhanger zijn de voorschriften van de fabrikant maatgevend, zie pagina 22.
84
STORINGEN TECHNISCHE GEGEVENS INDEX Gebruik OVERZICHT BEDIENING GEBRUIK STORINGEN GEBRUIK, ONDERHOUD, REINIGING GEGEVENS BEDIENING INDEX HET BELANGRIJKSTE 85
INRIJDEN PRAKTISCHE TIPS Banden Remmen: tijdens het rijden de voet niet op het Direct na de productie is de grip van nieuwe rempedaal laten rusten. Zelfs een geringe, banden nog niet optimaal. Daarom moet gedurende de eerste 300 km rustig worden maar aanhoudende druk op het rempedaal kan hoge temperaturen, remblokslijtage en Motor gereden. mogelijk het uitvallen van het remsysteem Tot km-stand 2000: tot gevolg hebben.
>De voorgeschreven onderhoudswerkzaamheden beslist aanhouden >De brandstoftank niet leegrijden >De auto alleen aanslepen bij koude motor, omdat anders onverbrande brandstof in de katalysator tot ontsteking kan komen, waardoor deze wordt beschadigd. Het is beter om de auto te starten met hulpstartkabels >Voorkom omstandigheden waarbij de brandstof in de motor niet of onvoldoende verbrandt, zoals bijv.
REMSYSTEEM Remvloeistofpeil Bij een te laag remvloeistofniveau en een langere slag van het rempedaal is het mogelijk dat één van de twee hydraulische remcircuits is uitgevallen. De dichtstbijzijnde MINI dealer opzoeken. Er kan een hogere pedaaldruk nodig zijn, er kunnen duidelijk langere remwegen optreden en de auto kan iets gaan "scheeftrekken". Het rijgedrag moet hieraan worden aangepast.
OVERZICHT Het als optie leverbare veiligheidsbandsysteem bestaat uit zelfdragende banden en speciale velgen. De bandversterking zorgt ervoor dat de band bij spanningsverlies zijn vorm behoudt, zodat zonder problemen kan worden doorgereden. De auto is uitgerust met een bandenpechcontrolesysteem, dat bandenpech aangeeft. Zie voor meer informatie pagina 63, 124. GEBRUIK Voor het controleren van de bandenspanning bevindt zich op de bumper een van buitenaf bereikbaar ventielverlengstuk.
BANDENPROFIEL BANDEN VERNIEUWEN WIELEN VERWISSELEN Om de goede rij-eigenschappen te behouden mogen alleen banden van hetzelfde merk en met hetzelfde profiel worden gemonteerd. De fabrikant van uw MINI test wiel/bandcombinaties en keurt ze goed, vanaf pagina 94. Tussen de assen Het gebruik van zgn. coverbanden is niet toegestaan, omdat deze een negatieve invloed op de rijveiligheid kunnen hebben.
OVERZICHT WIEL-BANDCOMBINATIES De juiste bandenkeuze Opschriften op de banden en wielen Bij winterbanden: De door de fabriek goedgekeurde radiaalbanden en veiligheidsbanden zijn op uw auto afgestemd en bieden zowel een optimale rijveiligheid als een uitstekend rijcomfort. Kennis van de opschriften vergemakkelijkt de juiste keuze. Q M+S = tot 160 km/h Opschriften op radiaalbanden: H M+S = tot 210 km/h bijv.
WINTERBANDEN De juiste banden Snelheid in acht nemen Profieldiepte en bandenspanning Voor het rijden op besneeuwde wegen raadt de febrikant het gebruik van speciale winterbanden aan (M+S-radiaalbanden). Zoganaamde banden voor het gehele jaar met M+S-identificatie voldoen in de winter weliswaar beter dan zomerbanden, maar zijn in de regel niet zo geschikt als winterbanden.
OVERZICHT BEDIENING GEBRUIK Met sneeuwkettingen mag een snelheid van 50 km/h niet worden overschreden. In dit uitzonderlijke geval is het aan te raden, ASC+T kortstondig uit te schakelen, zie pagina 62. STORINGEN Het gebruik van sneeuwkettingen is alleen paarsgewijs op de voorwielen met de volgende banden toegestaan: 175/65 R 15 84 T 175/60 R 16 82 H Bij de montage de voorschriften van de fabrikant in acht nemen.
GOEDGEKEURDE WIEL- EN BANDENMATEN – MINI ONE Afhankelijk van de bandenmaat zijn bepaalde bandenmerken door de fabrikant getest, als verkeersveilig beoordeeld en vrijgegeven. Vraag hiernaar bij uw MINI dealer. De eventuele voorschriften van het betreffende land, bijv. vermelding in de autopapieren, in acht nemen.
Bandenmaat Stalen wiel Lichtmetalen wiel 175/65 R 15 84 T – 5,5Jx15 175/60 R 16 82 H – 5,5Jx16 195/55 R 16 87 H – 6,5Jx16 205/45 R 17 84 V – 7Jx17 MINI COOPER Sneeuwkettingen* Alleen bij de volgende standaard banden is het monteren van sneeuwkettingen mogelijk: 175/65 R 15 84 T; Q, T M+S 175/60 R 16 82 H; Q, T M+S OVERZICHT Afhankelijk van de bandenmaat zijn bepaalde bandenmerken door de fabrikant getest, als verkeersveilig beoordeeld en vrijgegeven. Vraag hiernaar bij uw MINI dealer.
MOTORKAP Geen werkzaamheden aan de auto uitvoeren zonder de noodzakelijke kennis. Vóór het uitvoeren van werkzaamheden in de motorruimte de motor afzetten en laten afkoelen. Bij werkzaamheden aan de elektrische installatie eerst de massakabel van de accu losmaken. Bij alle werkzaamheden aan de auto moeten de betreffende richtlijnen en aanwijzingen worden opgevolgd. Als u hiervan niet op de hoogte bent, kunt u de werkzaamheden beter door een MINI dealer laten uitvoeren.
97 INDEX GEGEVENS STORINGEN GEBRUIK BEDIENING OVERZICHT
MOTORRUIMTE 98
1 Reservoir voor ruitreinigingsinstallatie 100 OVERZICHT MOTORRUIMTE 2 Remvloeistofreservoir 104 4 Vulopening motorolie 101 5 Accu 130 6 Reservoir voor koplampreinigingsinstallatie* 100 BEDIENING 3 Expansietank voor koelvloeistof 103 INDEX GEGEVENS STORINGEN GEBRUIK 7 Motoroliepeilstaaf 101 99
VLOEISTOF VOOR DE REINIGINGSINSTALLATIES De sproeiervloeistof vóór het vullen goed mengen.< SPROEIERS Koplampreinigingsinstallatie Indien nodig door uw MINI dealer laten afstellen. Antivries voor de reinigingsinstallaties is ontvlambaar. Deze daarom ver- Ruitreinigingsinstallatie wijderd houden van ontstekingsbronnen De sproeiers kunnen niet worden afgesteld. en alleen in de afgesloten originele verpakking en buiten het bereik van kinderen bewaren. De aanwijzingen op de verpakking in acht nemen.
OVERZICHT BEDIENING GEBRUIK Het olieverbruik is evenals het brandstofverbruik afhankelijk van de rijstijl en de be- Motorolie bijvullen drijfsomstandigheden. Het olieverbruik is, evenals het brandstofPas olie bijvullen als het oliepeil tot iets boverbruik, afhankelijk van de rijstijl en de be- De oliehoeveelheid tussen de beide marke- ven de onderste markering op de peilstaaf ringen ("MIN", "MAX") van de peilstaaf be- is gedaald. Het oliepeil mag nooit onder de drijfsomstandigheden. draagt ca. 1 liter.
MOTOROLIE Voorgeschreven motorolie Milieuvoorschriften t.a.v. het afvoeren van afgewerkte olie in acht neDe kwaliteit van de motorolie is uiterst belangrijk voor de werking en levensduur van men.< de motor. Op basis van uitgebreide onderzoeken keurt de fabrikant alleen bepaalde De fabrikant raadt aan om de olie uitsluitend door uw MINI dealer te laten ververmotoroliën goed. sen. Gebruik uitsluitend de goedgekeurde "BMW Longlife-oliën".
tot aan de markering "MAX" op de transparante expansietank. De dop van de expansietank alleen bij afgekoelde motor losdraaien. De naald van de koelvloeistoftemperatuurmeter mag maximaal in het blauwe gedeelte Milieuvoorschriften t.a.v. het afvoestaan, anders bestaat het gevaar voor ren van koelvloeistof in acht nemen.< brandwonden.< De koelvloeistof elke 4 jaar verversen. STORINGEN Correct koelvloeistofpeil bij koude motor (ca.
REMVLOEISTOF Door remvloeistofverlies kan de slag van het rempedaal toenemen. Zie hiertoe de opmerkingen op pagina 88. Controlelamp De waarschuwingslamp voor het remsysteem brandt bij niet-aangetrokken handrem: remvloeistofpeil te laag, zie pagina 16. Remvloeistof bijvullen Remvloeistof is hygroscopisch, d.w.z. dat in de loop van de tijd vocht uit de lucht wordt opgenomen.
Laat onderhouds- en reparatiewerkzaamheden bij uw MINI dealer uitvoeren. Bij de bepaling van de intervallen wordt re- Wij verzoeken u erop te letten dat de onderhoudswerkzaamheden ook werkelijk in kening gehouden met nagenoeg alle bedrijfsomstandigheden. Automobilisten die het onderhoudsboekje worden bevestigd. Dit dient als bewijs omtrent het regelmaDenkt u er a.u.b.
ONDERHOUD VAN DE AUTO Geschikte onderhoudsmiddelen In wasinstallaties de regensensor uit- Lak schakelen, zie pagina 54, anders kan Regelmatig onderhoud draagt in hoge door ongewild wissen schade optreden.< mate bij tot de rijveiligheid en het waardebehoud. Bij het onderhoud van de koplampen Desondanks is het mogelijk dat plaatselijk op het volgende letten: niet droog Het wassen van de auto voorkomende milieu-invloeden op de autowrijven en geen schurende of etsende reilak inwerken.
Bij sterke zonnestraling en langdurige stilstand de stoelen of alle ruiten afdekken, zo- Verchroomde onderdelen* zoals ruitframes, portierhandgrepen e.d.: dat de stof niet verbleekt. deze onderdelen moeten bij aantasting door strooizout met veel water waaraan eventueel shampoo is toegevoegd worden gereinigd. Voor een aanvullende behandeling kan een reinigingsmiddel voor chroom worden gebruikt. Rubber delen: behalve met water alleen met een onderhoudsmiddel voor rubber behandelen.
ONDERHOUD VAN DE AUTO Lederonderhoud Het door de fabrikant toegepaste leder* is een hoogwaardig, volgens de laatste stand van de techniek verwerkt natuurproduct, dat zijn kwaliteiten, mits goed onderhouden, jarenlang behoudt. Regelmatig reinigen en onderhouden is noodzakelijk, omdat stof, vuil en dergelijke in de poriën en vouwen dringen, hetgeen leidt tot een sterke slijtage en er eveneens de oorzaak van is dat het leder vroegtijdig hard wordt. Daarom het leder geregeld met een doek of stofzuiger reinigen.
om verblinding van tegemoetkomend verkeer door de koplampen te voorkomen is bij uw MINI dealer zelfklevende folie verkrijgbaar. Voor het aanbrengen van de folie de bijgevoegde gebruiksaanwijzing in acht nemen. De afdekking niet verwijderen en niet gedurende meerdere uren direct in de ongefilterde straal kijken, omdat anders het netvlies van het oog geïrriteerd kan raken.
OBD-STEKKER De stekker voor de On-Board-Diagnose bevindt zich aan bestuurderszijde, aan de onderzijde van het dashboard, onder een afdekking. De afdekking is voorzien van het opschrift "OBD". Componenten die belangrijk zijn voor de uitlaatgassamenstelling kunnen via deze aansluiting met een testapparaat worden gecontroleerd.
111 INDEX GEGEVENS STORINGEN GEBRUIK BEDIENING OVERZICHT
112
STORINGEN TECHNISCHE GEGEVENS INDEX Storingen OVERZICHT BEDIENING GEBRUIK STORINGEN GEBRUIK, ONDERHOUD, REINIGING GEGEVENS BEDIENING INDEX HET BELANGRIJKSTE 113
BOORDGEREEDSCHAP RUITENWISSERBLADEN VERLICHTING EN LAMPEN Bij het omgaan met de lampen en verlichting moet zorgvuldig te werk worden gegaan. Als u niet met dergelijke werkzaamheden vertrouwd bent, laat ze dan door uw MINI dealer uitvoeren. Plaats 1. De afbeelding toont als voorbeeld het MINI 2. 3. Mobility systeem. 4. Afhankelijk van de uitvoering is uw MINI met speciaal boordgereedschap uitgerust, 5. dat op de volgende plaatsen is ondergebracht: 6. Met compact reservewiel: 7.
2 Grootlicht Gloeilamp H7, 55 watt De gloeilamp H7 staat onder druk, daarom oogbescherming en handschoenen dragen. Bij beschadiging van de gloeilamp bestaat anders het gevaar voor verwondingen.< 1. Afdekking van de betreffende lamp verwijderen 2. Bevestigingsdraad naar buiten drukken 3. Bevestigingsdraad naar beneden klappen 4. Lamp verwijderen en vervangen.
VERLICHTING EN LAMPEN Richtingaanwijzer, voor Richtingaanwijzer aan de zijkant Mistlampen* Gloeilamp 21 watt Gloeilamp 5 watt Gloeilamp H7, 55 watt 1. Motorkap openen 1. Lamp naar de achterzijde van de auto 2. Vanaf de bovenzijde een hand in de opedrukken en verwijderen ning voor de richtingaanwijzers steken 2. Lamp verwijderen en vervangen. 3. Gloeilamp iets indrukken en naar links draaien 4. Lamp verwijderen en vervangen. De gloeilamp staat onder druk, daarom oogbescherming en handschoenen dragen.
Mistachterlicht Richtingaanwijzer Achterlicht Achterlicht/remlicht rood geel rood rood STORINGEN 1 2 3 4 Gloeilampen vervangen 1. Voedingsstekker losmaken 2. Lamphouder ontgrendelen (pijl) en verwijderen 3. Lamp iets indrukken en naar links draaien 4. Lamp verwijderen en vervangen 5. Voedingsstekker aansluiten 6. Lamphouder aandrukken tot hij hoorbaar vergrendelt.
VERLICHTING EN LAMPEN Middelste remlicht Kentekenplaatverlichting Interieurverlichting LED-lichtunit in de achterklep. Gloeilamp 5 watt Wendt u zich bij een defect tot een MINI dealer. 1. Schroevendraaier in de uitsparing aanbrengen en losdrukken 2. Gloeilamp vervangen. Interieurverlichting (gloeilamp 6 watt Xenon) 1. Lampafdekking met een schroevendraaier losdrukken 2. Lamp verwijderen en vervangen. Leeslampen (lampen 2 x 6 watt Xenon) 1. Lampafdekking met een schroevendraaier losdrukken 2.
Gloeilamp 5 watt Verlichte make-up spiegel* Kofferruimteverlichting Verlichting in de make-up spiegel in de zon- Gloeilamp 5 watt neklep. 1. Verlichting met een schroevendraaier Wendt u zich bij een defect tot een MINI naar links drukken en losdrukken dealer. 2. Lamp verwijderen en vervangen. 1. De lamp met een schroevendraaier losdrukken 2. Lamp verwijderen en vervangen. OVERZICHT BEDIENING Verlichting dashboardkastje* GEBRUIK 1. De lamp met een schroevendraaier losdrukken 2.
BANDENPECH VERHELPEN BANDENPECH – MINI MOBILITY SYSTEEM Veiligheidsmaatregelen bij pech: de auto zo ver mogelijk van het voorbijrijdende verkeer neerzetten en de waarschuwingsknipperlichtinstallatie inschakelen. Het stuurslot in de rechtuitstand van de wielen laten aangrijpen, de handrem aantrekken en de eerste versnelling of de achteruitversnelling resp. keuzestand P inschakelen. Alle inzittenden laten uitstappen; zij moeten zich buiten de gevarenzone begeven (bijv. achter de vangrails).
OVERZICHT 7. Vulfles met de vulslang naar benden houden en indrukken. De volledige inhoud van de fles in de band drukken 8. Vulslang losmaken 9. Het binnenventiel met de ventielsleutel in het ventiel draaien. BEDIENING BANDENPECH – MINI MOBILITY SYSTEEM Het binnenventiel en de ventielsleutel op een schone plek neerleggen.< 5. Afsluitplug van de vulslang verwijderen 6. Vulslang op het ventiel aanbrengen STORINGEN GEGEVENS 1. Vulfles schudden 2. Vulslang op de fles schroeven 3.
BANDENPECH – MINI MOBILITY SYSTEEM 4. Band tot 1,8-2,5 bar oppompen. Voor het controleren van de actuele bandenspanning het systeem kort uitschakelen De compressor niet langer dan 6 minuten ingeschakeld laten, om oververhitting te voorkomen.< Bandenspanning tot stand brengen 1. Slang met de manometer op het binnenventiel draaien 2. Stekker in de fitting van de aansteker in het interieur steken, zie pagina 79 3.
Als nog 1,3 bar wordt aangegeven: 3. Stand 1 van het contactslot: compressor inschakelen. Bandenspanning tot de voorgeschreven waarde corrigeren, zie "Bandenspanningstabel" pagina 23 4. Band zo snel mogelijk laten vervangen. Met het MINI Mobility systeem kunnen geen beschadigingen worden gerepareerd die groter zijn dan ca. 4 mm. Als de band niet met het MINI Mobility systeem kan worden gerepareerd, contact opnemen met de dichtstbijzijnde MINI dealer.
BANDENPECH – VEILIGHEIDSBANDSYSTEEM* Als uw MINI met veiligheidsbanden is uitgerust, moet het volgende in acht worden genomen: het veiligheidsbandsysteem bestaat uit zelfdragende banden en speciale velgen. De bandversterking zorgt ervoor dat de band bij spanningsverlies zijn vorm behoudt, zodat zonder problemen kan worden doorgereden. Bandenpech De band door een MINI dealer laten vervangen. Om veiligheidsredenen mag een band met noodloopeigenschappen niet worden gerepareerd.
GEBRUIK Bij auto's met een compact reservewiel bevindt de wielverwisselset zich in de kofferruimte, onder de vloermat. STORINGEN Wielverwisselset klaarzetten GEGEVENS >Wielverwisselset klaarzetten, zie volgende kolom >Het compacte reservewiel verwijderen, zie pagina 126 >Wiel verwisselen voorbereiden, zie pagina 127 >Auto omhoog brengen, zie pagina 127 >Wielbouten vastzetten, zie pagina 128 >Rijden met het compacte reservewiel, zie pagina 128.
WIEL VERWISSELEN – MINI MET COMPACT RESERVEWIEL * Compacte reservewiel verwijderen De bevestigingsmoer van het compacte reservewiel bevindt zich in de kofferruimte onder de vloermat, op de bodem van het opbergvak voor de wielverwisselset. 1. De bevestigingsmoer met behulp van de wielsleutel losdraaien 2. Afdekking verwijderen 126 3. De handgreep uit het boordgereedschap op de schroefdraad draaien 4. De handgreep iets optillen 5. De borgveer samendrukken 6.
10. 11. 12. OVERZICHT BEDIENING GEBRUIK 9. 1. De auto tegen wegrollen beveiligen: Bij een sterke helling de auto extra tegen wegrollen beveiligen 2. Bij uitvoering met wieldeksel*: het wieldeksel in de beluchtingsopeningen vastpakken en van het wiel aftrekken 3. Bij de uitvoering met naafdop*: de Auto omhoog brengen Het compacte reservewiel onder de naafdop met de naafdoptrekker uit de auto naar achteren trekken 1. De krik in de kriksteun aanbrengen die wielverwisselset verwijderen.
WIEL VERWISSELEN – MINI MET COMPACT RESERVEWIEL * Compact reservewiel monteren 2. De krik bij het omhoogbrengen in de rechthoekige uitsparing van het kriksteunpunt aanbrengen 3. De auto zover opkrikken dat het betreffende wiel vrijkomt. 1. Wielbouten en wiel verwijderen 2. Grof vuil van de aanligvlakken van wiel en naaf verwijderen en de wielbouten reinigen 3. Het compacte reservewiel aanbrengen 4. Minstens twee bouten kruiselings aanbrengen 5. De overige wielbouten aanbrengen 6.
Verwijderen: 1. Afdekking 1 met de wielsleutel iets naar links draaien en verwijderen 2. Adapter 3 uit het boordgereedschap nemen en in de wielbout steken 3. Wielbout 2 verwijderen. Na het vastdraaien de adapter weer verwijderen en de afdekking op zijn plaats drukken. OVERZICHT BEDIENING GEBRUIK 1 Afdekking 2 Wielbout voor adapter 3 Adapter (in boordgereedschap) STORINGEN Het codenummer is aan de voorzijde van de adapter ingeslagen.
ACCU Plaats Onderhoud De accu bevindt zich in de motorruimte, rechts onder de afdekking. De accu is absoluut onderhoudsvrij, d.w.z. dat de hoeveelheid elektrolyt voldoende is voor de levensduur van de accu in een gematigd klimaat. De afdekking van de zekeringhouder openen: hiertoe beide snelsluitingen indrukken. Wendt u zich met alle vragen t.a.v. de accu tot uw MINI dealer. Aangezien de accu absoluut onderhoudsvrij is, dient wat hierna volgt uitsluitend ter informatie.
Accuzuur is sterk bijtend. Draag veiligheidshandschoenen en een veiligheidsbril. De accu niet kantelen, uit de ontluchtopeningen kan accuzuur naar buiten komen. vestigingsbeugel met de middelste stelbout monteren, omdat anders de accu bij een ongeval niet voldoende is geborgd.< OVERZICHT De accukabels niet bij draaiende motor losmaken, anders raakt de boordDraag een veiligheidsbril. Let erop elektronica door spanningspieken beschadat geen accuzuur of looddeeltjes digd.
ACCU Accu opladen De accu in de auto alleen met niet draaiende motor opladen. Bij alle werkzaamheden aan de elektrische installatie de massakabel van de accu losmaken, om kans op brand en verwondingen door kortsluiting te voorkomen.< Lege accu's bij de daarvoor bestemde adressen of bij uw MINI dealer inleveren. Gevulde accu's moeten tijdens het vervoer en het opslaan rechtop staan. Tijdens het vervoer voorkomen dat de accu omvalt.
Als een stroomverbruiker uitvalt, moet deze worden uitgeschakeld en moet de zekering worden gecontroleerd. In het interieur Aan de linkerzijde van de beenruimte, in de zijbekleding. Een overzicht van de zekeringen met het De afdekking van de zekeringhouder opeampèrage en de verbruikers bevindt zich op nen. Hiertoe de bevestiging indrukken. de achterzijde van de afdekkingen.
SCHUIF-/KANTELDAK * ACHTERKLEP Handbediening Handbediening 1. Klok losmaken 2. Het schuif-/kanteldak met de sleutel in het boordgereedschap in de gewenste richting draaien. De noodontgrendeling van de achterklep bevindt zich aan de linkerzijde onder de achterbank, in de vorm van een ring. Aan de ring trekken. De achterklep wordt ontgrendeld.
Niet van de volgende procedure afwijken, om te voorkomen dat verwondingen of beschadigingen aan de auto's ontstaan: 1. Controleren of de accu van de andere auto een spanning van 12 volt en ongeveer dezelfde capaciteit (Ah) heeft (dit is op de accu vermeld) 2. Een ontladen accu niet van het boordnet losmaken 3. Erop letten dat de beide auto's elkaar niet raken – gevaar voor kortsluiting 4. De afdekking van de accu van de MINI verwijderen 5.
STARTHULP SLEPEN EN AANSLEPEN 8. Motor van de stroomleverende auto laten draaien 9. De motor van de andere auto zoals gebruikelijk starten. Als dit niet lukt, de startpoging pas na enkele minuten herhalen, om de ontladen accu in staat te stellen stroom op te nemen 10. Bij de MINI: voordat de hulpstartkabels worden losgemaakt de verlichting, achterruitverwarming en de hoogste aanjagerstand Het sleepoog tot de aanslag vastinschakelen en de motor tenminste ca.
gatieve invloed heeft op het rijgedrag.< 1. Waarschuwingsknipperlichtinstallatie inschakelen (in het buitenland op de wettelijke bepalingen letten) 2. Contactsleutel in stand 2 zetten 3. 3e versnelling inschakelen 4. De auto met ingedrukt koppelingspedaal laten aanslepen 5. Het koppelingspedaal langzaam laten opkomen 6. Na het starten van de motor het koppelingspedaal weer indrukken 7. Waarschuwingsknipperlichtinstallatie uitschakelen. De oorzaak van de startproblemen door een MINI dealer laten verhelpen.
138
STORINGEN TECHNISCHE GEGEVENS INDEX Gegevens OVERZICHT BEDIENING GEBRUIK STORINGEN GEBRUIK, ONDERHOUD, REINIGING GEGEVENS BEDIENING INDEX HET BELANGRIJKSTE 139
MOTORGEGEVENS MINI ONE MINI COOPER Cilinderinhoud Aantal cilinders cmm 1598 4 1598 4 Max. vermogen bij toerental kW/pk 1/min 66/90 5500 85/115 6000 Max.
Het brandstofverbruik wordt volgens genormaliseerde testvoorschriften vastgesteld (93/116/EG). Dit verbruik is in geen geval gelijk aan het gemiddelde brandstofverbruik, dat van diverse factoren afhankelijk is, zoals rijstijl, belasting, toestand van de weg, verkeersdichtheid en -drukte, weersomstandigheden, bandenspanning enz. Het meten van de motorprestaties en rijprestaties vindt plaats onder de voorwaarden van de 80/1269 EG resp. DIN 70 020 norm (met de auto in standaarduitvoering).
AFMETINGEN Alle maten in millimeter. Draaicirkel tussen muren D 10,66 m.
1125 1150 kg kg 1470 1495 1480 1505 kg kg 2120 2145 2130 2155 Maximale asbelasting, voor kg 870 870 Maximale asbelasting, achter bij het rijden met een aanhanger kg kg 700 730 700 730 Aanhangergewicht volgens EG-voorschriften (volgens fabrieksvoorschrift). Details over eventuele verhogingen zijn bij uw MINI dealer bekend. Let bij enkele landenuitvoeringen op de eventuele afwijkende waarden.
PRESTATIES MINI ONE 144 MINI COOPER Maximumsnelheid km/h 185 200 Acceleratie van: 0 tot 100 km/h s 10,9 9,2 80 tot 120 km/h in de 4e versnelling s 12,8 10,5 80 tot 120 km/h in de 5e versnelling s 14,5 14,5 1000 m met staande start s 33,0 30,8
Meer informatie, zie pagina 100 Koelsysteem incl. verwarming 5,6 MINI ONE 5,6 MINI COOPER Meer informatie, zie pagina 103 Motor met oliefiltervervanging 4,8 MINI ONE 4,8 MINI COOPER Longlife-olie Meer informatie, zie pagina 101 Handgeschakelde versnellingsbak incl. differentieel ca. 2 Wendt u zich voor meer informatie tot uw MINI dealer Automatische transmissie incl. differentieel ca. 3,5 Wendt u zich voor meer informatie tot uw MINI dealer OVERZICHT ca.
ELEKTRISCHE INSTALLATIE Accu 12 V, 46 Ah 12 V, 55 Ah Bougies NGK BKR 6 EQUP 146 Originele MINI onderdelen en accessoires evenals gekwalificeerd advies krijgt u bij uw MINI dealer.
147 INDEX GEGEVENS STORINGEN GEBRUIK BEDIENING OVERZICHT
148
STORINGEN TECHNISCHE GEGEVENS INDEX Index OVERZICHT BEDIENING GEBRUIK STORINGEN GEBRUIK, ONDERHOUD, REINIGING GEGEVENS BEDIENING INDEX HET BELANGRIJKSTE 149
Hilfsrahmen für Querverweise ALLES VAN A TOT Z A Aanduiding ingeschakelde versnelling 52 Aanjager 68, 72, 76 Aanslepen 136, 137 met automatische transmissie 137 Aansteker 79 Aanwijzing brandstofmeter 58 ABS Antiblokkeersysteem 17, 18, 87 AC Airconditioning 72, 76 Acceleratie 144 Accessoires 3 Accu 130, 135, 146 gegevens 146 laadstroom 16 laadtoestand 130 laden 132 onderhoud 130 plaats 130 uit- en inbouwen 131 Achterklep 17, 31 handmatig ontgrendelen 134 Achterlicht 117 Achterlichten gloeilampen vervangen 1
Capaciteit accu 146 Car Memory 46 Centraalvergrendelingssysteem 26 toets 30 Cilinderinhoud 140 Circulatie van de lucht 68, 72, 76 Claxon 13 O-emissie 141 Combinatie van wiel-band 91 Combischakelaar 53 Comfortinstap 41 Compact reservewiel 94 bandenspanning 23 wiel verwisselen 125 Compressieverhouding 140 Condenswater 72, 76 Contactslot 47 Controlelamp reserve 58 Controlelampen 16 Copyright 2 D Dagrijlichtschakeling 53 Dagteller 58 Dakdrager 82 Dashboardkastje 78 Defect, elektrisch 134 Derde remlicht 118 Die
ALLES VAN A TOT Z Elektrisch defect 134 bestuurdersportier 29 Elektrische installatie 83, 146 Elektronische remkrachtverdeling EBV 17 F Fabrikant 2 Follow me home lights 53 G Gedeelde rugleuning 80 Gegevens motor 140 rijprestaties 144 technische 140 Gemiddeld brandstofverbruik 61 Gemiddelde snelheid 61 Gereedschap 114 Gevarendriehoek 20 Gloeilamp vervangen achteruitrijlamp 117 instapverlichting 119 interieurverlichting 118 kentekenplaatverlichting 118 kofferruimteverlichting 119 make-up spiegel 119 mistla
M M+S-banden 92 Make-up spiegel gloeilamp vervangen 119 verlicht 43 Markering banden 91 velgen 91 wielen 91 Maximum snelheid 83 Melding bandenpech 17, 18 Meldingen, instrumentenpaneel 14 OVERZICHT BEDIENING Microfilter 69, 73, 77 Middenste remlicht 118 MINI Mobility systeem 114, 120 afdichtmiddel 121 MINI-fabrikant 2 MINIonderhoudssysteem 105 Mistachterlichten 65 gloeilamp vervangen 117 Mistlampen 65 gloeilamp vervangen 116 Mobil Service, zie Servicecentrale 135 Mobile Service 135 Mobility systeem 114, 12
ALLES VAN A TOT Z controleren 101 druk 16 speciale olie 102 verbruik 101 voorgeschreven oliën 102 Motorruimte koplampreinigingsinstallatie 100 ruitreinigingsinstallatie 100 Motorvermogen 140 Multifunctioneel stuurwiel MFL 19 N Neerklapbare rugleuning 80 Niet-rokerspakket 79 Noodbediening portieren 29 Noodontgrendeling achterklep 134 schuif-/kanteldak 134 O OBD stopcontact 110 Ogen 136 Olie 101 druk, controlelamp 16 peil, controlelamp 16 peilstaaf 101 154 toevoegingen 101 verbruik 101 Oliepeil controlere
U Uitstroomopeningen, ventilatie 68, 73, 77 OVERZICHT Tanken 21 Tankinhoud, inhouden 145 Technische gegevens 140 Technische wijzigingen 3, 109 Temperatuur airconditioning 72 airconditioning met elektronische temperatuurregeling 76 verwarming en ventilatie 68 Temperatuurmeter buitentemperatuur 61 koelvloeistof 59 Temperatuurscheiding 68, 73, 77 Tempomaat, zie snelheidsregeling 56 Toerental 18, 140 Toerenteller 58 Topsnelheid 144 BEDIENING T GEBRUIK Spiegelverwarming 42 Sprietantenne 106 Sproeierreservo
ALLES VAN A TOT Z Veiligheidsbandsysteem 89, 90, 92, 124 Veiligheidsgordel 38 Veiligheidsgordels 41, 107 instellen 41 Veiligheidssysteem 45 Veiligheidssystemen voor kinderen 45 Velgen 91 Ventilatie tochtvrij 68, 73, 77 Ventilatieroosters 68, 73, 77 Ventileren 69, 73 Verbruik 61 Verbruiksmeter 58 Verbruikswaarden 141 Verchroomde onderdelen 107 Verlichte make-up spiegel 43 Verlichting 114 Verlichting dashboardkastje gloeilamp vervangen 119 Vermogen 18, 140 Versnellingsaanduiding 52 Versnellingsbak 49 Ververse
TANKSTOP Brandstof Omschrijving RON: Motorolie Kwaliteit De olie-inhoud tussen de beide merktekens op de oliepeilstaaf bedraagt ca. 1 liter. Bandenspanning Zomer voor 2 personen 4 Personen plus Gepäck achter Winter voor achter Om bij een tankstop altijd alle belangrijke gegevens bij de hand hebben, raden wiju aan in de tabel hiernaast devoor uw auto geldende waarden in te vullen.
DRIVE ME.