Operation Manual

81
OVERZICHTSTORINGEN GEBRUIK BEDIENINGGEGEVENSINDEX
AIRCONDITIONING MET ELEKTRONISCHE TEMPERATUURREGELING*
Automatische luchtverdeling en
luchthoeveelheid
AUTO-programma.
Controlelamp brandt.
Automatische instelling van de luchtverde-
ling, luchthoeveelheid en aanpassing van
de temperatuur aan externe invloeden,
buitentemperatuur en zonnestraling.
In het AUTO-programma wordt automa-
tisch de klimaatregeling geactiveerd. Met
het oog op een aangenaam klimaat is de
luchttemperatuur uit de uitstroomopenin-
gen ter hoogte van het bovenlichaam lager
dan de luchttemperatuur in de beenruimte.
Luchthoeveelheid/aanjager
Airconditioning met elektronische
temperatuurregeling uit- en inschake-
len
Luchthoeveelheid/aanjager.
Linker of rechter toetshelft indruk-
ken. De luchthoeveelheid varieert. De auto-
matische afstelling van de luchthoeveel-
heid wordt gedeactiveerd.
Airconditioningsaggregaat uit-/inschake-
len.
In de kleinste aanjagerstand de linker
toetshelft indrukken. Aanjager, verwar-
ming en klimaatregeling zijn uitgescha-
keld. Alle aanduidingen doven.
Met een willekeurige toets de airconditio-
ning met elektronische temperatuurrege-
ling opnieuw inschakelen.
Klimaatregeling
Controlelamp brandt.
De lucht wordt gekoeld, gedroogd
en afhankelijk van de temperatuurinstel-
ling weer verwarmd.
De klimaatregeling wordt in het AUTO-pro-
gramma automatisch geactiveerd.
Na het starten van de motor kan de voor-
ruit korte tijd beslaan. Met ingeschakelde
klimaatregeling beslaan de ruiten niet zo
sterk.
In de airconditioning ontstaat con-
denswater, dat onder de auto wordt
afgevoerd. Dergelijke watersporen op de
grond zijn dus normaal.<
Luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht is afge-
sloten.
Controlelamp brandt.
De lucht in het interieur wordt gerecircu-
leerd.
In het AUTO-programma wordt om bij
warm weer een snelle afkoeling te verkrij-
gen tijdelijk de luchtrecirculatie geacti-
veerd.
De controlelamp van de luchtrecirculatie-
toets brandt niet.
Het is beter de luchtrecirculatie niet
gedurende een al te lange periode te
gebruiken, hierdoor verslechtert de lucht-
kwaliteit in het interieur permanent. Als de
ruiten in de stand voor luchtrecirculatie
beslaan, moet de luchtrecirculatie worden
uitgeschakeld en moet zonodig de lucht-
toevoer worden verhoogd.<
Achter-/voorruitverwarming*
Controlelamp brandt.
Zolang de controlelamp brandt, is
de ruitverwarming in werking.
De ruitverwarming gaat na enige tijd auto-
matisch uit.
Temperatuur
Gekartelde knop in de betref-
fende richting aantippen of
draaien, om de temperatuur
stapsgewijs te wijzigen.
De aangegeven temperatuurwaarden die-
nen als richtlijn voor de temperatuur in het
interieur. Na het begin van de rit wordt de
gekozen temperatuur zo snel mogelijk