Operation Manual

78
VERWARMING, VENTILATIE, AIRCONDITIONING*
Luchthoeveelheid/aanjager
Aanjagerstanden 1 tot 4 instel-
baar. Stand 0: aanjager is uitge-
schakeld. De toets voor luchtre-
circulatie blokkeert de
buitenluchttoevoer.
Verwarming, ventilatie en airconditioning
kunnen vanaf stand 1 worden ingescha-
keld.
Temperatuur
Om de temperatuur in het interi-
eur te verhogen naar rechts,
rood, draaien.
Snel opwarmen: volledig naar
rechts draaien. Dan aangename binnen-
temperatuur kiezen.
Luchtverdeling
Luchtverdeling in de richting
bovenlichaam , bovenlichaam
en beenruimte , beenruimte
, beenruimte en ruiten als-
ook de ruiten .
Alle tussenstanden zijn mogelijk, zie
afbeelding en overzicht op pagina 77.
Achterruitverwarming
Achterruitverwarming ingescha-
keld:
Controlelamp brandt.
Zolang de controlelamp brandt, is de ruit-
verwarming in werking.
De ruitverwarming gaat na enige tijd auto-
matisch uit.
Voorruitverwarming*
Voorruitverwarming ingescha-
keld:
Controlelamp brandt.
Zolang de controlelamp brandt, is de ruit-
verwarming in werking.
De ruitverwarming gaat na enige tijd auto-
matisch uit.
Klimaatregeling*
Klimaatregeling ingeschakeld:
Controlelamp brandt.
De lucht wordt gekoeld,
gedroogd en afhankelijk van de tempera-
tuurinstelling weer verwarmd.
Na het starten van de motor kan de voor-
ruit korte tijd beslaan. Met ingeschakelde
klimaatregeling beslaan de ruiten niet zo
sterk.
Bij de klimaatregeling ontstaat con-
denswater, dat onder de auto wordt
afgevoerd. Dergelijke watersporen op de
grond zijn dus normaal.<
Luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht is
afgesloten:
Controlelamp brandt.
De lucht in het interieur wordt gerecircu-
leerd.
Als de ruiten in de stand voor luchtre-
circulatie beslaan, moet de luchtrecir-
culatie worden uitgeschakeld en moet
zonodig de luchttoevoer worden verhoogd.
Het is beter de luchtrecirculatie niet gedu-
rende een al te lange periode te gebruiken,
hierdoor verslechtert de luchtkwaliteit in
het interieur permanent.<