Operation Manual
76
PARK DISTANCE CONTROL PDC*
Het principe
PDC helpt u bij het achteruitparkeren. Een
geluidssignaal meldt u de actuele afstand
tot een voorwerp achter uw auto. Hiertoe
meten vier ultrasoonsensoren in de achter-
bumper de afstand tot het dichtstbijzijnde
voorwerp. De sensoren op de beide hoeken
hebben een actieradius van ca. 60 cm, die
in het midden van ca. 1,5 m.
PDC is een parkeerhulp die bij het
langzaam naderen van objecten, zoals
dat bij het normale parkeren het geval is,
deze kan aanduiden. Vermijd het snel toerij-
den op een object, de kans bestaat dat het
systeem op grond van fysische omstandig-
heden te laat waarschuwt.<
Automatische functie
Het systeem wordt in stand 2 van het con-
tactslot automatisch geactiveerd, ca. één
seconde nadat de achteruitversnelling of
keuzestand R is ingeschakeld.
Wacht deze korte tijdspanne af voor-
dat u achteruit gaat rijden.<
Het wordt weer uitgeschakeld als van de
achteruitversnelling naar neutraal wordt
geschakeld.
Ter bevestiging dat de PDC actief is,
kunt u een geluidssignaal laten
instellen.<
Geluidssignalen
De afstand tot een voorwerp wordt aange-
geven door een onderbroken geluidssig-
naal. Hoe dichter u het voorwerp nadert,
des te korter worden de intervallen. Zodra
de afstand tot een herkend voorwerp klei-
ner is dan 20 cm, weerklinkt een ononder-
broken geluidssignaal.
Het geluidssignaal wordt na ca. drie secon-
den onderbroken, als binnen deze tijd-
spanne de afstand tot een voorwerp con-
stant blijft, als u bv. parallel aan een muur
rijdt.
Functionele storing
Er klinkt een hoge ononderbroken geluids-
signaal bij de eerste activering. Het
systeem is gestoord. Het systeem laten
controleren.
Geluidssterkteregeling
De geluidssterkte van de Park Distance
Control kan worden gewijzigd van
niveau 1, zacht tot niveau 6, luid.
U kunt deze functie laten instellen.<
Grenzen van het systeem
PDC kan het persoonlijk inschatten
van voorwerpen niet vervangen.
Ook sensoren kennen een dood bereik,
waarin voorwerpen niet meer kunnen wor-
den herkend. Ook is het mogelijk dat bij het
herkennen van voorwerpen de natuurkun-
dige grenzen van de ultrasoonmeting wor-
den bereikt, bv. bij aanhangerdissels en
trekhaken of dunne, wigvormige voorwer-
pen. Ook kunnen reeds aangeduide, lage
voorwerpen, bv. een stoeprand, weer uit
het bereik van de sensoren verdwijnen,
voordat een ononderbroken geluidssignaal
klinkt.
Luide geluidsbronnen buiten en binnen uw
auto kunnen het PDC-geluidssignaal over-
stemmen.<
De sensoren moeten schoon en vrij
van ijs worden gehouden, om een
goede werking te kunnen waarborgen.
Niet langdurig met een hogedrukreiniger
op de sensoren sproeien. Altijd een afstand
aanhouden van meer dan 10 cm.<