Operation Manual

73
OVERZICHTSTORINGEN GEBRUIK BEDIENINGGEGEVENSINDEX
BANDENPECHWAARSCHUWING
Het principe
De bandenpechwaarschuwing controleert
de bandenspanning in de vier gemonteerde
banden tijdens de rit. Als de spanning in
een band in verhouding tot een andere
band duidelijk is gedaald, wordt dit door
het systeem gemeld.
De controle van de bandenspanning is
gebaseerd op de bewaking van de toeren-
tallen die de wielen relatief tot elkaar heb-
ben. Een lekke band wordt door een afwij-
king van bepaalde toerentalverhoudingen
herkend en gemeld.
Functionele voorwaarde
Teneinde het systeem in staat te stellen om
de correcte bandenspanning te leren ken-
nen, moet de volgende procedure worden
uitgevoerd:
1. Bandenspanning controleren in alle ban-
den en zo nodig corrigeren
2. Systeem initialiseren.
Grenzen van het systeem
De bandenpechwaarschuwing kan
ernstige plotse beschadigingen van
de banden door inwerking van buiten niet
aankondigen en herkent ook niet een
natuurlijk, gelijkmatig spanningsverlies in
de vier banden.<
In de volgende situaties echter kan een ver-
traagd vaststellen van spanningsverlies
optreden en het systeem zelfs helemaal
niet functioneren:
>Bij rijden op besneeuwd of glad wegdek
>Bij een sportieve rijstijl: doorslippen van
de aangedreven wielen, hoge dwarsver-
snelling
>Bij het rijden met sneeuwkettingen kun-
nen onjuiste waarschuwingen en niet-
herkende spanningsverliezen optreden
>Bij het rijden met het compact reserve-
wiel kan de bandenpechwaarschuwing
niet functioneren.
Systeem initialiseren
Na een correctie van de bandenspan-
ning, het vervangen van een band of
van een wiel altijd onmiddellijk een initiali-
sering uitvoeren. Hiervoor moet een rit
worden gemaakt.<
1. Voor het begin van de rit de motor star-
ten, echter nog niet wegrijden
2. De toets zolang ingedrukt houden, tot
de controlelamp in de afleeselementen
gedurende enkele seconden brandt
3. Wegrijden.
Het duurt enkele minuten, tot de banden-
pechwaarschuwing een lekke band vast-
stelt en kan melden.