Operation Manual
64
SNELHEIDSREGELING*
Deactiveren
Zo vaak op toets 2 drukken tot de controle-
lamp dooft.
De snelheidsregeling wordt bij het draaien
van de contactsleutel in stand 0 gedeacti-
veerd.
De in het geheugen opgenomen snelheid
wordt gewist.
Snelheid aanhouden en opslaan
alsmede accelereren
Toets 3 aantippen.
De momentele snelheid wordt aangehou-
den en in het geheugen bewaard. Telkens
als de toets wordt aangetipt, wordt de snel-
heid met ca. 2 km/h verhoogd.
Toets 3 ingedrukt houden.
De auto accelereert zonder dat het gaspe-
daal wordt bediend. Zodra de toets wordt
losgelaten, wordt de bereikte snelheid aan-
gehouden en in het geheugen bewaard.
Indien op een afdaling afremmen op
de motor niet voldoende is, kan de
ingestelde snelheid worden overschreden.
Bij onvoldoende motorvermogen is het
mogelijk dat op hellingen de ingestelde
snelheid niet wordt bereikt.<
Snelheid verminderen
Toets 4 aantippen.
Telkens als de toets wordt aangetipt,
neemt de snelheid af met ca. 2 km/h, als
reeds met een ingestelde snelheid wordt
gereden.
Toets 4 ingedrukt houden.
De snelheid neemt af doordat automatisch
gas wordt verminderd, als reeds met een
ingestelde snelheid wordt gereden. Zodra
de toets wordt losgelaten, wordt de
bereikte snelheid aangehouden en in het
geheugen bewaard.
Snelheidsregeling onderbreken
De snelheidsregeling wordt automatisch
onderbroken:
>Bij het remmen
>Bij het ontkoppelen
>Als gedurende langere tijd sneller of
langzamer dan de ingestelde snelheid
wordt gereden, bv. bij het indrukken van
het gaspedaal.
De controlelamp brandt verder.
U kunt de snelheidsregeling zonodig weer
gebruiken.
Bij het multifunctioneel stuurwiel kan de
snelheidsregeling handmatig worden
onderbroken:
In geactiveerde toestand toets 2 indrukken.
Snelheidsregeling voortzetten
Toets 1 indrukken.
De als laatste opgeslagen snelheid wordt
weer ingesteld en aangehouden.