Operation Manual
141
OVERZICHTSTORINGEN GEBRUIK BEDIENINGGEGEVENSINDEX
AUTO IN GANG TREKKEN EN WEGSLEPEN
De sleepogen van de beide auto's moeten
zich op dezelfde zijde bevinden. Is een
schuine stand van de stang niet te vermij-
den, houd dan rekening met het volgende:
>De stuuruitslag bij het nemen van boch-
ten is beperkt
>De schuine stand van de sleepstang pro-
duceert zijdelingse kracht.
De sleepstang uitsluitend aan de
sleepogen bevestigen. Aan andere
delen van de auto kunnen anders beschadi-
gingen optreden.<
Met wegsleepkabel:
Let er bij het wegrijden van het trekkend
voertuig op dat de wegsleepkabel is aange-
spannen.
Gebruik voor het slepen nylonkabels
of nylonbanden die al te schokkende
trekbelastingen vermijden. Wegsleepka-
bels uitsluitend aan het sleepoog bevesti-
gen. Aan andere delen van de auto kunnen
anders beschadigingen optreden.<
Met takelwagen:
Laat de MINI of de MINI Cabrio transporte-
ren met een takelwagen met zogenaamde
hefbril of op een laadvlak.
Auto's met automatische transmis-
sie mogen alleen met een opgeheven
vooras of op een speciale auto-ambulance
worden vervoerd, om schade aan de trans-
missie te voorkomen.
Til de auto niet op aan sleepoog of carros-
serie- en chassisdelen, daardoor kunnen
beschadigingen ontstaan.<
In gang trekken
Auto's met automatische transmis-
sie niet in gang trekken.
Starten met hulpstartkabels, zie
pagina 138.<
Auto's met katalysator alleen met koude
motor in gang trekken. De motor bij voor-
keur starten met hulpstartkabels, zie
pagina 138.
1. Waarschuwingsknipperlichtinstallatie
inschakelen, de voorschriften van het
land in acht nemen
2. Contactsleutel in stand 2 draaien
3. De 3de versnelling inschakelen
4. In gang laten trekken bij ingedrukt kop-
pelingpedaal en de koppeling langzaam
loslaten. Na het aanslaan van de motor
onmiddellijk het koppelingspedaal weer
indrukken
5. Op een geschikte plaats stoppen, de
sleepstang of de wegsleepkabel verwij-
deren, de waarschuwingsknipperlichtin-
stallatie uitschakelen
6. De auto laten controleren.