HANDLEIDING MINI MINI CABRIO
HARTELIJK GEFELICITEERD MET UW NIEUWE MINI
INHOUDSOPGAVE OPMERKINGEN HET BELANGRIJKSTE BEDIENING Over deze handleiding 6 Extra informatiebronnen 6 Gebruikte symbolen 6 Symbool op onderdelen van de auto 6 Uw individuele auto 6 Geldigheid ten tijde van de druk 7 Belangrijke veiligheidsinformatie 7 Bedieningsorganen 10 Afleeselementen 11 Afleeselementen bij navigatiesysteem of Cockpit Chrono Pack 12 Controle- en waarschuwingslampen 14 Multifunctionele stuurwielen 18 Openen en sluiten: Sleutels 22 Centraal vergrendelingssysteem 22 Openen en sluiten
Praktische interieuruitrusting: Dashboardkastje 83 Asbak, drinkbekerhouder 84 Aansteker, stopcontact 12 V 84 Belading en transport: Laadruimte bij de MINI 85 Kofferruimte bij de MINI Cabrio 86 Belading 87 Dakdrager 88 Rijden met een aanhanger 89 OVERZICHT BEDIENING Wielen en banden: Bandenspanning 99 Bandenprofiel 100 Nieuwe wielen en banden 101 Banden met noodloopeigenschappen 103 Sneeuwkettingen 104 GEBRUIK Behaaglijke temperatuur: Verwarming, ventilatie, airconditioning 77 Airconditioning met elektro
INHOUDSOPGAVE Onder de motorkap: Motorkap 105 Motorruimte: MINI ONE, MINI ONE Cabrio, MINI COOPER en MINI COOPER Cabrio 106 MINI ONE DIESEL 107 MINI COOPER S en MINI COOPER S Cabrio 108 Sproeiervloeistof 109 Motorolie 109 Koelvloeistof 111 Remvloeistof 112 Onderhoud en reiniging: MINI onderhoudssysteem 113 Onderhoud van de auto 114 Buiten bedrijf stellen 116 Wettelijke voorschriften: Rechts-/linksrijdend verkeer 117 OBD-stopcontact 117 Recycling: Terugname van de auto 118 4 STORINGEN TECHNISCHE GEGEVENS
GEGEVENS STORINGEN GEBRUIK BEDIENING OVERZICHT Alles van A tot Z 156 INDEX INDEX 5
OPMERKINGEN Over deze handleiding Gebruikte symbolen De nadruk is gelegd op een snelle oriënteduidt op waarschuwingen die u ring in deze handleiding. Zoeken naar het beslist moet lezen in verband met uw gewenste thema gaat het snelst met veiligheid, de veiligheid van anderen en om behulp van het uitgebreide trefwoordenre- schade aan uw auto te voorkomen. gister achterin het boekje. Als u om te beginnen een eerste overzicht over uw duidt op informatie die u in staat stelt uw auto optimaal te gebruiken.
Onderdelen en accessoires: De fabrikant van uw MINI raadt u aan onderdelen en accessoires te gebruiken die door de fabrikant van uw MINI voor uw auto zijn goedgekeurd. De MINI dealer is de juiste contactpersoon voor MINI originele onderdelen en accessoires, voor andere door de fabrikant van uw MINI goedgekeurde producten evenals het bijhorende deskundig advies. Deze onderdelen en producten zijn door de fabrikant van uw MINI op hun veiligheid, werking en deugdelijkheid getest.
8
GEBRUIK, ONDERHOUD, REINIGING Overzicht OVERZICHT BEDIENING TECHNISCHE GEGEVENS GEGEVENS INDEX INDEX STORINGEN GEBRUIK BEDIENING STORINGEN HET BELANGRIJKSTE 9
BEDIENINGSORGANEN 10 1 Koplampafstelling 60 3 Ruitenwisserinstallatie 62 7 Motorkapontgrendeling 105 2 >Stads-/dimlicht 58 > Richtingaanwijzers 59 > Parkeerlicht 58 >Grootlicht 59 > Lichtsignaal 59 > Boordcomputer 68 4 Instrumentenverlichting 59 8 Claxon 5 Buitenspiegel afstellen 46 6 Waarschuwingsknipperlichtinstallatie 9 Stuurwiel verstellen 46 10 OBD-stopcontact 117
OVERZICHT INDEX 6 Dagteller op nul zetten 65 1 Toerenteller 67 4 Controlelamp voor grootlicht/ Instellen van de klok 65 met controle- en waarschuwingslampen, lichtsignaal 17 vanaf pagina 14 7 Brandstofmeter 65 5 Display voor 2 Display voor boordcomputer 69 > Kilometerteller 65 8 Thermometer voor het Zonder boordcomputer: >Dagteller 65 motorkoelvloeistof 66 Aanduiding van de buitentemperatuur > Service-interval 67 en momentele snelheid > Programma-aanduiding voor automatische transmissie 57 3 Snelheidsmeter
AFLEESELEMENTEN BIJ NAVIGATIESYSTEEM * OF COCKPIT CHRONO PACK * 1 Toerenteller 67 3 Snelheidsmeter met controle- en waarmet controle- en waarschuwingslampen, schuwingslampen, vanaf pagina 14 vanaf pagina 14 4 Dagteller op nul zetten 65 2 Aanduiding voor de boordcomputer 68 Instellen van de klok 65 12 5 Display voor >Kilometerteller 65 > Dagteller 65 > Service-interval 67 >Programma-aanduiding voor automatische transmissie 57 >Klok 65
3 Motorolietemperatuur 4 Motoroliedruk 6 Controle- en waarschuwingslampen, vanaf pagina 14 2 Brandstofmeter 65 5 Koelvloeistoftemperatuur 7 Brandstofmeter 65 Meer informatie over het navigatiesysteem, zie Gebruiksaanwijzing van het navigatiesysteem.
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPEN Techniek die zichzelf controleert Rood: direct stoppen Controle- en waarschuwingslampen die Laadstroom accu + De accu wordt niet meer geladen. met een + zijn aangegeven, worden bij het aanzetten van het contact op hun werking V-riem of laadstroomcircuit van de gecontroleerd. Ze branden allen eenmaal, dynamo defect. Contact opnemen met de maar de lengte van de periode kan voor elk MINI dealer. verschillend zijn.
In beide gevallen abrupte rem- en stuurbewegingen vermijden. Bandenspanning controleren. Handelwijze bij bandenpech, zie pagina's 103, 126, 127, 130. Algemene informatie over de bandenpechwaarschuwing, zie pagina 73. Naargelang de uitvoering bevindt zich de controlelamp in de nabijheid van het navigatiesysteem of van het Cockpit Chrono Pack.< Veiligheidsgordel omgespen + Brandt afhankelijk van de uitvoering enkele seconden resp. tot na het omgespen van de veiligheidsgordel.
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPEN Airbags + Geel: zo spoedig mogelijk laten Er is een storing opgetreden in het controleren airbagsysteem. Het systeem zo snel Antiblokkeersysteem ABS + mogelijk laten controleren. ABS is uitgevallen. De normale Meer informatie op pagina 75. remwerking blijft onbeperkt aanNaargelang de uitvoering bevindt wezig. Het systeem zo snel mogelijk laten zich de controlelamp in de nabijheid controleren. van het navigatiesysteem of van het Cock- Meer informatie op pagina 73.
signaal. Meer informatie op pagina 59. OVERZICHT BEDIENING Grootlicht Brandt bij ingeschakeld grootlicht en bij het bedienen van het licht- GEBRUIK Snelheidsregeling Brandt bij ingeschakeld systeem: bediening via het multifunctioneel stuurwiel of het sportstuurwiel met talrijke functies. Meer informatie op pagina 64. Blauw: ter informatie STORINGEN Groen: ter informatie Dieselvoorgloeien* + Richtingaanwijzers De motor pas starten als de controKnippert bij ingeschakelde richlelamp is gedoofd.
MULTIFUNCTIONELE STUURWIELEN * Stuurwielen met talrijke functies Het multifunctioneel stuurwiel MFL en het sportstuurwiel zijn voorzien van toetsen, om snel en zonder van het verkeer afgeleid te worden de volgende systemen te kunnen bedienen: > Enkele functies van de audioapparatuur > De snelheidsregeling.
6 Volume Sportstuurwiel 1 Snelheidsregeling oproepen en voortzetten 2 Snelheidsregeling in het geheugen opslaan en accelereren 3 Snelheidsregeling inschakelen/onderbreken/uitschakelen OVERZICHT BEDIENING De bediening van het cassetteloopwerk is bij de radio wave niet mogelijk.
20
STORINGEN TECHNISCHE GEGEVENS INDEX Bediening OVERZICHT BEDIENING GEBRUIK STORINGEN GEBRUIK, ONDERHOUD, REINIGING GEGEVENS BEDIENING INDEX HET BELANGRIJKSTE 21
SLEUTELS CENTRALE VERGRENDELING 2 Portier- en contactsleutel* Met deze sleutel kunnen de portieren alleen mechanisch worden geopend 3 Reservesleutel Om veilig te bewaren, bv. in de portemonnee. Niet bedoeld om voortdurend te worden gebruikt De sleutelset De set omvat drie sleutels. Naargelang de uitrusting horen daar de volgende soorten sleutels bij: 1 Centrale sleutel met afstandsbediening Hij bepaalt de functie van het Key Memory.
Deze functie kunt u laten activeren/ deactiveren.< 1 Ontgrendelen, comfortopenen en alarminstallatie buiten werking stellen Wordt binnen de 2 minuten geen 2 Vergrendelen en centraal sperren, alarmportier geopend, vergrendelt het ceninstallatie activeren, hellingshoeksensor traal vergrendelingssysteem de auto weer en interieurbeveiliging uitschakelen automatisch. De antidiefstalbeveiliging is 3 Achterklep ontgrendelen niet geactiveerd en de alarminstallatie niet ingeschakeld.
OPENEN EN SLUITEN: VAN BUITENAF Comfortopenen Toets ingedrukt houden. Elektrische ruiten, glazen dak of kap worden geopend. Hellingshoeksensor* en interieurbeveiliging* uitschakelen De toets direct na het vergrendelen opnieuw indrukken. Bij de MINI Cabrio wordt eerst het vouwdak Meer informatie over hellingshoeksensor geopend, door nogmaals te activeren en interieurbeveiliging, zie pagina 40. wordt de kap volledig geopend. Achterklep ontgrendelen Comfortsluiten met de afstandsbediening is niet mogelijk.
De elektrisch bediende ruiten en het glazen dak kunnen ook via het portierslot worden gesloten. Met het portierslot Vergrendel de auto niet van buitenaf als zich daarin personen bevinden, omdat ontgrendelen van binnenuit daarna niet mogelijk is.< Bij een gesloten portier de sleutel in de stand Vergrendelen vasthouden. Bij de MINI Cabrio wordt eerst de kap en daarna de zijruiten gesloten.
OPENEN EN SLUITEN: VAN BINNENUIT Vergrendelen Ontgrendelen en openen >Schakelaar naar beneden tippen of 1. Schakelaar naar boven tippen >de vergrendelingsknoppen van de portie- 2. De handgreep boven de armleuning ren indrukken. bedienen Na het wegrijden vergrendelt het centraal vergrendelingssysteem uw auto automatisch vanaf een bepaalde snelheid.< of de handgreep van elk portier afzonderlijk twee keer bedienen: Om te ontgrendelen en te openen.
OVERZICHT ACHTERKLEP Sluiten Ontgrendelen van het centraal vergrendelingssysteem, zie pagina 24. Handgreepkommen bij de MINI De handgrepen in de binnenbekleding van de achterklep vergemakkelijken het naar beneden trekken. STORINGEN De toets in de handgreeplijst indrukken en de achterklep openen. 1. Alle ruiten, glazen dak en vouwdak bij de MINI Cabrio sluiten 2.
ACHTERKLEP Handmatig ontgrendelen bij de MINI Achterklep bij de MINI Cabrio Handmatig ontgrendelen bij de MINI De geopende achterklep kan met een Cabrio Bij een storing aan de elektrische installatie gewicht van maximum 80 kg worden Bij een storing aan de elektrische installatie kan de achterklep handmatig worden ontbelast.< grendeld. kan de achterklep handmatig worden ontgrendeld. 1. De achterbank opklappen 2. Aan de ring trekken, de achterklep wordt ontgrendeld. 28 1.
2. De achterbank naar boven klappen en de 5. Aan de handgreep, pijl, trekken. daaraan bevestigde haak verwijderen de achterklep wordt ontgrendeld. 3. Tussen kap en rugleuning van de achterbank door met de haak aan de ene hefboom voor de ontgrendeling van de klapbare rugleuningen van de achterbank trekken, zie pagina 85 4.
RUITBEDIENING Vanaf stand 1 van het contactslot: Comfortbediening >Schakelaar naar omhoog drukken. De ruit sluit tot de schakelaar wordt losgelaten of De comfortbediening is met de afstandsbediening, zie pagina 24 en met het portierslot, zie pagina 25 mogelijk. Met draaiende motor: Ruitbediening initialiseren >Schakelaar kort naar boven tikken. Werd de accu afgekoppeld, bv. om te Ruit sluit automatisch.
Vanaf stand 1 van het contactslot: Automatisch openen en sluiten 1. Schakelaar tot het drukpunt in de gewenste richting schuiven en vasthouden 2. Schakelaar loslaten als de gewenste stand is bereikt. Vanaf stand 2 van het contactslot: Openen en sluiten Bij het openen van het glazen dak erop letten, dat voldoende ruimte overblijft voor de beweging van het glazen dak. Anders kunnen beschadigingen optreden. De contactsleutel bij het verlaten van de auto altijd meenemen en de portieren sluiten, zodat bv.
GLAZEN DAK, ELEKTRISCH * ZONNESCHERM* Inklembeveiliging Ontmoet het glazen dak tijdens het sluiten binnen ca. de laatste 20 cm weerstand, dan wordt het sluiten onderbroken en het dak gaat weer iets open. Let er ondanks deze inklembeveiliging in ieder geval op dat het bewegingsgebied van het glazen dak vrij is; in grensgevallen zoals bv. bij een te geringe weerstand, is een onderbreking van het sluiten niet gewaarborgd.
Rijden met niet volledig voltooid openings- of sluitingsproces kan tot beschadigingen of letsel leiden. Tijdens het openen en sluiten niet in het mechanisme van het kapframe grijpen. Kinderen tijdens de bediening uit het zwenkbereik houden van de kap. Om tijdens de rit de elektrisch bediende zijruiten te sluiten altijd eerst de achterste ruiten of alle vier ruiten tegelijkertijd sluiten, omdat anders bij hogere snelheden de ruiten niet volledig dicht sluiten.
KAP Vanaf stand 1 van het contactslot, met stil- Controlelampen staande auto: >De controlelamp brandt tijdens de kapbediening zolang de openings- of sluit1. Neem de bovengenoemde veiligheidsfase nog niet volledig is voltooid voorschriften in acht 2. Op de toets voor de kapbediening druk- >De controlelamp knippert nadat de toets wordt losgelaten: ken om het vouwdak te openen. Door De openings- of sluitfase is nog niet volnogmaals te drukken wordt de kap ledig voltooid. geopend.
Comfortbediening De comfortbediening is met de afstandsbe- Vóór het sluiten 1. Achterklep openen diening, zie pagina 24 en met het portier2. De hulpinrichting voor het beladen ontslot, zie pagina 25 mogelijk. Kam de kap na herhaalde malen achgrendelen, zie pagina 86 ter elkaar te zijn geactiveerd alleen 3. De afdekking in de linker zijbekleding Met de hand sluiten bij een defect van nog in één richting bewogen worden, dan is verwijderen de elektrische installatie het kapsysteem te sterk verhit. Laat het 4.
KAP De sluitfase moet volledig worden voltooid, omdat anders beschadigingen en letsel kunnen ontstaan.< Richt u om een defect te verhelpen tot uw MINI dealer.< Sluiten 1. De kap aan het betreffende frame van de zijkant met beide handen aanvatten 2. De kap er aan beide zijden gelijktijdig uittillen en naar voren op de paravent zwenken. 3. De afdekking aan het dakmidden met de schroevendraaier uittillen 4.
OVERZICHT WINDSCHERM* GEBRUIK 1. Bevestigingspennen 1 en 2 op de ene zijde uitschuiven tot ze aangrijpen 2. Windscherm met de bevestigingspennen in de daarvoor bestemde openingen op deze voertuigzijde inzetten STORINGEN Aanbrengen 1. Windscherm uit de zak halen 2. Windscherm uiteen klappen 3. Arretering samendrukken tot ze aangrijpt. GEGEVENS Vóór de montage INDEX Het windscherm niet in aanraking brengen met scherpe voorwerpen, daardoor kan het net worden beschadigd.
WINDSCHERM* Met opgezet windscherm de rugleuningen niet te ver naar achteren laten hellen als de stoelen tot de eindpositie moet worden teruggeschoven, omdat daardoor het windscherm kan worden beschadigd.< Verwijderen Openklappen 3. Bevestigingspennen op de andere zijde in de daarvoor bestemde openingen schuiven en doen aangrijpen 4. Bovenste helft van het windscherm naar boven klappen.
Inschakelen en uitschakelen >Controlelamp in de bedieningshendel van de ruitenwisserinstallatie knippert continu: De installatie is geactiveerd >De controlelamp knippert bij het vergrendelen: Portieren of achterklep zijn niet goed gesloten. Ook als deze niet meer worden gesloten, is de auto voor het overige beveiligd en de controlelamp flitst na 10 seconden.
ALARMINSTALLATIE* >De controlelamp knippert na het ontgrendelen nog gedurende ca. 2 seconden: Er zijn in de tussentijd onbevoegde handelingen verricht aan uw auto. Interieurbeveiliging: >De controlelamp reageert niet: Portieren of achterklep zijn niet goed gesloten >De controlelamp knippert continu: De ruit aan bestuurders-/passagierszijde of het glazen dak zijn geopend. De interieurbeveiliging is niet geactiveerd.
Per veiligheidsgordel altijd maar één enkele persoon omgespen. Baby's en kinderen mogen niet op schoot worden genomen. Ook tijdens de zwangerschap altijd de veiligheidsgordel gebruiken en er op letten dat de heupgordel laag over de heup ligt en niet op het onderlichaam drukt. De veiligheidsgordel mag niet tegen de hals aanliggen, worden ingeklemd of langs scherpe randen schuren.
STOELEN VERSTELLEN Vóór het instellen in acht nemen De stand van de bestuurdersstoel niet tijdens het rijden veranderen. Anders kunt u door een onverwachte stoelbeweging de controle over de auto verliezen en een ongeval veroorzaken. De rugleuning tijdens de rit niet te ver naar achteren laten hellen, dit is vooral van belang voor de passagierszijde. Bij een ongeval dreigt anders het gevaar dat u onder de veiligheidsgordel door glijdt en de beschermende werking van de gordel verloren Lengterichting gaat.< 1.
OVERZICHT HOOFDSTEUNEN De welving van de rugleuning kan worden aangepast, zodat de wervelkolom, lordose, wordt ondersteund. Doordat de bovenste bekkenrand en de wervelkolom worden ondersteund, is een rechte en ontspannen zithouding mogelijk. 1. Aan de hendel trekken aan de binnenzijde van de stoel 2. De rugleuning naar wens belasten of ontlasten 3. Hendel loslaten, zodat de rugleuning aangrijpt. Naar boven: aan de hoofdsteunen trekken. Aan het wiel draaien. Welving wordt sterker of zwakker.
HOOFDSTEUNEN INSTAP NAAR ACHTEREN Verwijderen Oorspronkelijke stand 1. De hoofdsteun tot de aanslag naar boven trekken 2. Toets indrukken en tegelijkertijd hoofdsteun verwijderen. De leuning pas terugklappen als zich de stoel in de uitgangsstand bevindt, anders vergrendelt de stoel in de momentele stand. In dit geval de lengterichting handmatig instellen, zie pagina 42.< Aanbrengen 1. Stoel terug in de uitgangsstand schuiven 2. Rugleuning terugklappen in de uitgangsstand om de stoel te vergrendelen.
Het gordelslot moet hoorbaar aangrijpen. De veiligheidsgordels d.m.v. de hoogteverstelling individueel aan de lichaamslengte aanpassen. Controlelamp De controlelamp op het display brandt enkele seconden of, afhankelijk van de uitvoering, tot na het omgespen van de veiligheidsgordel*. Afhankelijk van de uitvoering klinkt tegelijkertijd een akoestisch signaal*. Openen 1. Gordel vasthouden 2. Rode toets in het gordelslot indrukken 3. Gordel bij het oprollen geleiden.
STOELVERWARMING * STUURWIEL SPIEGELS De temperatuur van zittingen en rugleuningen wordt geregeld. Buitenspiegel afstellen Eenmaal drukken per temperatuurstand. Het stuurwiel niet tijdens het rijden verstellen om ongevallen door een onverwachte beweging te voorkomen.< Uitschakelen: Instellen Toets lang indrukken. 1. Hefboom naar beneden klappen 2. Gewenste stuurwielpositie instellen 3. Hefboom weer terugdrukken.
Binnenspiegel Om verblinding in het donker te voorkomen: Hefboom naar voren drukken. Verlichte make-up spiegel* Vanaf stand 1 van het contactslot: 1. Zonneklep omlaagklappen 2. Afdekking naar boven klappen. Zonnekleppen Kunnen voor de portierruit worden gedraaid. Op de bestuurderskant is een extra zonneklep ingebouwd voor een betere afscherming van de bestuurder. Binnenspiegel automatisch temperend* Deze spiegels temperen bij het vooruitrijden naargelang de lichtinval traploos.
KINDEREN VEILIG VERVOEREN Mocht het ooit nodig zijn een veiligheidssysteem voor kinderen op de passagiersstoel te gebruiken, dan moeten de airbags op de passagierszijde buiten werking zijn gesteld; bij het inwerkingtreden van de airbags bestaat voor kinderen, ondanks veiligheidssysteem, een ernstig gevaar voor letsel.
OVERZICHT KINDEREN VEILIG VERVOEREN Montage van veiligheidssystemen voor kinderen De afbeelding toont als voorbeeld de bevestigingen voor een ISOFIX veiligheidssysteem voor kinderen rechts op de achterbank. Raadpleeg voor het aanbrengen van een ISOFIX veiligheidssysteem voor kinderen de bedienings- en veiligheidsvoorschriften van de fabrikant van het systeem.
CAR MEMORY Hoe het werkt >Maateenheden instellen voor de aanduiding van buitentemperatuur en verbruik, Waarschijnlijk heeft u weleens gewenst zie pagina 69 dat u afzonderlijke functies van uw auto >Maateenheden instellen voor de aanduinaar eigen wens individueel kon laten ding van de temperatuurinstelling van instellen.
2 Contact ingeschakeld MINI ONE DIESEL: voorgloeien Om de stuurinrichting te vergrendelen: Alle stroomverbruikers kunnen in werking worden gesteld. 1. Sleutel verwijderen 2. Het stuurwiel iets draaien tot het stuurslot aangrijpt. 3 Motor starten Steekt de contactsleutel na het openen van het bestuurdersportier nog in het start-/contactslot, klinkt een akoestisch signaal.< Het gaspedaal niet bedienen bij het starten van de motor.
MOTOR STARTEN MINI met benzinemotor Het gaspedaal niet doortrappen bij het starten van de motor. Het starten niet te vroeg beëindigen, echter ten laatste na ca. 20 seconden. De contactsleutel na het aanslaan van de motor direct loslaten. Te vaak of te lang kort achter elkaar bedienen van de startmotor kan de katalysator beschadigen.< Indien de motor de eerste keer niet start, bv. in zeer koude of warme toestand: Het gaspedaal bij het starten half indrukken.
Handgeschakelde versnellingsbak Contactsleutel in stand 1 of 0 draaien. Automatische transmissie De handrem heeft in principe tot taak de stilstaande auto op zijn plaats te houden. Hij werkt op de achterwielen. Keuzestand P inschakelen, contactsleutel in Aantrekken stand 1 of 0 draaien. De hefboom blijft vanzelf in de aangetrokken stand staan. Controlelamp in het instrumentenpaneel brandt vanaf stand 2 van het contactslot, zie pagina 15. Vrijzetten 1. Iets omhoog trekken 2. Knop indrukken 3.
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Achteruitversnelling Alleen bij stilstaande auto inschakelen. Transmissie met 5 versnellingen: Versnellingshendel naar rechts drukken en naar achteren trekken. Transmissie met 6 versnellingen: Versnellingshendel naar links drukken. Hierbij de weerstand overwinnen en naar voor drukken.
Als bij het afzetten van de auto de keuzehendel niet in de stand P wordt gebracht, blijft de positieaanwijzing van de Keuzestanden wisselen keuzehendel ingeschakeld. Hierdoor kan de Een blokkering voorkomt dat bepaalde keu- accu worden ontladen.< zestanden abusievelijk worden geschakeld. De toets aan de voorzijde van de keuzehendelgreep indrukken. De blokkering wordt opgeheven.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE MET STEPTRONIC * P Parkeren Alleen bij stilstaande auto inschakelen. De aangedreven wielen worden geblokkeerd. R Achteruitversnelling Alleen bij stilstaande auto inschakelen. N Neutraal: stationair draaien Bv. in wasstraten inschakelen. De auto kan rollen. D Drive: automatische rijstand Stand voor normaal rijden.
Wisselen van M/S + – handbediening in de keuzestanden P, R en N is alleen via D mogelijk. Mogelijke aanduidingen P R N D SD 1 2 3 4 5 6 EP Functionele storing Op het display verschijnt de aanduiding EP. Het transmissiesysteem is gestoord. Grote belastingen vermijden. Alle keuzestanden kunnen nog worden ingeschakeld. In de standen voor vooruitrijden: De auto rijdt alleen nog in bepaalde versnellingen. Het systeem zo snel mogelijk laten controleren.
STADS-/DIMLICHT Thuiskomstverlichting Dagrijlichtschakeling* Als u na het uitzetten van de motor met uitgeschakeld licht het lichtsignaal bedient, brandt het dimlicht nog gedurende een ingestelde tijdspanne. Indien gewenst, kan de verlichtingsschakelaar in de stand 2 blijven. Als het contact wordt uitgeschakeld, dooft de buitenverlichting. U kunt deze functie laten instellen.
1 Richtingaanwijzers Voor het regelen van de instrumentenverlichting de toets indrukken. OVERZICHT INSTRUMENTENVERLICHTING De toets zolang ingedrukt houden, tot de Hefboom lichtjes tot het drukpunt drukken gewenste lichtsterkte is bereikt. en ev. houden. Als hij wordt losgelaten, Afname van de lichtsterkte keert hij terug in de middenstand. Toets kort aantippen.
KOPLAMPAFSTELLING MISTLAMPEN Afstelling zonder/met gebruik van een aanhanger: 0/1 = 1 tot 2 personen zonder bagage 1/2 = 4 personen zonder bagage 2/2 = 4 personen met bagage 2/2 = 1 persoon, met hoge belading Op de max. achterasbelasting letten, zie pagina 148. Halogeenlicht De afstelling van de dimlichten moet met de hand worden aangepast aan de voertuigbelading, anders wordt het tegemoetkomend verkeer verblind.
Leeslampen* in- en uitschakelen Toets 2 indrukken. OVERZICHT INTERIEURVERLICHTING Om deze functie te beëindigen, de handeling herhalen. GEBRUIK Om deze functie te beëindigen, de handeling herhalen. De afdekkingen niet verwijderen en niet gedurende meerdere uren direct Toets 1 aantippen. Toets 1 aantippen.
RUITENWISSERINSTALLATIE van de hoeveelheid regen en ook sneeuw automatisch aangestuurd. Regensensor activeren: Vanaf stand 1 van het contactslot: Hendel in stand 1. De wissers bewegen zich één keer over de ruit. Ruitensproeiervloeistof wordt op de voorruit gesproeid. Wissers worden automatisch voor korte tijd ingeschakeld. Met ingeschakelde buitenverlichting worden in zinvolle afstanden de koplampen meegereinigd.
SNELHEIDSREGELING * OVERZICHT RUITENWISSERINSTALLATIE Aan het multifunctioneel stuurwiel en het sportstuurwiel Geen gebruik maken van de snelheidsregeling als de wegen erg veel bochten hebben, als druk verkeer geen constante snelheid toelaat of als de toestand van het wegdek dit niet toelaat, bv. bij sneeuw, regen, ijs, losse ondergrond.
SNELHEIDSREGELING * Deactiveren Toets 3 ingedrukt houden. Snelheidsregeling onderbreken De auto accelereert zonder dat het gaspedaal wordt bediend. Zodra de toets wordt losgelaten, wordt de bereikte snelheid aangehouden en in het geheugen bewaard. De snelheidsregeling wordt automatisch onderbroken: Indien op een afdaling afremmen op de motor niet voldoende is, kan de ingestelde snelheid worden overschreden.
BRANDSTOFMETER 1 Dagteller/klok Instellen In de snelheidsmeter of het Cockpit Chrono Pack* OVERZICHT KLOK Voor een controle op de werking gaat de controlelamp bij het inschakelen van het contact korte tijd branden. Doordat de auto bv. gedurende een lange bergrit in diverse richtingen kan hellen, kunnen geringe afwijkingen optreden bij de indicaties. Tijdig tanken, omdat wanneer u de tank tot de laatste druppel leegrijdt het functioneren van de motor niet gewaarborgd is en er schade kan optreden.
BRANDSTOFMETER KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR Temperatuurwaarschuwing 1 Rode waarschuwingslamp Voor een controle op de werking gaat de controlelamp 1 bij het inschakelen van het contact korte tijd branden. Als deze lamp gaat branden tijdens het rijden: Motor te warm. De motor direct afzetten en laten afkoelen. In het navigatiesysteem Ook de aanwijzingen in het vorige hoofdstuk in acht nemen.< Wisselt de controlelamp 1 van oranje naar rood, is er nog ca. 8 liter brandstof in de tank.
Als voorbeeld is op de afbeelding de toerenteller van de MINI met benzinemotor te zien.< OVERZICHT BEDIENING GEBRUIK De aanduiding van het resterende aantal kilometers dooft na ongeveer 5 seconden Vanaf de stand 1 van het contactslot wordt en wisselt in de voorstelling van het totaal het resterende aantal kilometers aangeaantal kilometers en het aantal kilometers duid tot een volgende onderhoudsbeurt. per dag.
BOORDCOMPUTER* SERVICE-INTERVALMELDING Vanaf de vervaldag voor het verversen van de remvloeistof verschijnt in het display met de resterende afstand tot de servicebeurt bovendien het uurwerksymbool. Maak een afspraak met uw MINI dealer of een werkplaats die volgens de voorschriften van de fabrikant van uw MINI werkt met personeel dat hiervoor is geschoold. Als de auto stilstaat en de accu is losgekoppeld, wordt hiermee geen rekening gehouden door de service-intervalRemvloeistof verversen melding.
bv. op bruggen en een schaduwrijke rijbaan.< functioneren van de motor niet gewaarborgd en kan er schade optreden.< Gemiddelde snelheid, gemiddeld De Temperatur wordt aangeduid in de sta- brandstofverbruik OVERZICHT BOORDCOMPUTER* Waarschuwing voor gladheid Daalt de buitentemperatuur tot op ca. +3 6, dan wisselt de boordcomputer automatisch op buitentemperatuuraanduiding. Er klinkt bovendien een akoestisch signaal en de aanduiding knippert voor korte duur.
AUTOMATISCHE STABILITEITSCONTROLE PLUS TRACTIEREGELING ASC+T * Het principe Dit systeem verbetert de koersstabiliteit en de tractie, vooral bij het wegrijden, bij het accelereren en in bochten. ASC+T herkent het gevaar van doordraaiende wielen en verhoogt de koersstabiliteit evenals de tractie door het motorvermogen te verminderen en eventueel door het afzonderlijk afremmen van de voorwielen. Het ASC+T is na het starten van de motor bedrijfsklaar.
OVERZICHT DYNAMISCHE STABILITEITSCONTROLE DSC * Het principe Ook met DSC is het niet mogelijk natuurkundige wetten buiten werking te stellen. De bestuurder blijft altijd verantwoordelijk voor een aangepaste rijstijl. De veiligheidssystemen mogen geen aanleiding zijn extra risico's te nemen. Geen veranderingen aanbrengen aan de DSC. Laat werkzaamheden aan de DSC uit- Bij het rijden met sneeuwkettingen kan het zinvol zijn DSC voor korte tijd uit te schakelen.
ANTIBLOKKEERSYSTEEM ABS Het principe Het ABS voorkomt tijdens het remmen het blokkeren van de wielen en verhoogt daarmee de actieve veiligheid. Cornering Brake Control CBC De Cornering Brake Control CBC is een verdere ontwikkeling van het ABS, die de koersstabiliteit verhoogt speciaal bij het Bij het ABS hoort ook de elektronische rem- remmen in bochten. De achterste wielen worden bij het remkrachtverdeling EBV. men ontlast, wat in bochten kan leiden tot een aanbrengen van de auto.
>Bij rijden op besneeuwd of glad wegdek >Bij een sportieve rijstijl: doorslippen van de aangedreven wielen, hoge dwarsverFunctionele voorwaarde snelling Teneinde het systeem in staat te stellen om >Bij het rijden met sneeuwkettingen kunde correcte bandenspanning te leren kennen onjuiste waarschuwingen en nietnen, moet de volgende procedure worden herkende spanningsverliezen optreden uitgevoerd: >Bij het rijden met het compact reserve1.
BANDENPECHWAARSCHUWING Als er met sneeuwkettingen of compact reservewiel wordt gereden, het systeem niet initialiseren.< Bandenpech De waarschuwingslamp knippert. Bovendien klinkt een akoestisch signaal. Een band is lek of er is een groter spanningsverlies opgetreden. AIRBAGS Bij banden met noodloopeigenschappen: 1. De snelheid voorzichtig reduceren tot onder 80 km/h. Abrupte rem- en stuurmanoeuvres vermijden.
Zie voor een correcte zitpositie pagina 41. De afdekkingen van de airbags niet lijmen, bekleden of op een andere manier wijzigen. Geen stoelhoezen of andere voorwerpen op de voorstoelen aanbrengen die niet speciaal voor stoelen met een zij-airbag zijn goedgekeurd. Geen kledingstukken, bv. jassen, over de rugleuningen hangen. Het airbagveiligheidssysteem niet uit de auto verwijderen. Onmiddellijk na het activeren van het systeem niet de afzonderlijke onderdelen aanraken, anders is er gevaar voor verbranding.
PARK DISTANCE CONTROL PDC * Het principe PDC helpt u bij het achteruitparkeren. Een geluidssignaal meldt u de actuele afstand tot een voorwerp achter uw auto. Hiertoe meten vier ultrasoonsensoren in de achterbumper de afstand tot het dichtstbijzijnde voorwerp. De sensoren op de beide hoeken hebben een actieradius van ca. 60 cm, die in het midden van ca. 1,5 m. Ter bevestiging dat de PDC actief is, kunt u een geluidssignaal laten instellen.
1 Lucht naar de voorruit en de zijruiten 4 Temperatuur 78 8 Luchtverdeling 78 2 Lucht voor de ruimte van het bovenlichaam 79 5 Voorruitverwarming* 78 9 Luchtrecirculatie 78 6 Luchthoeveelheid/aanjager 78 10 Achterruitverwarming 78 7 Klimaatregeling 78 INDEX 3 Lucht in de beenruimte, vooraan en achterin GEGEVENS STORINGEN GEBRUIK BEDIENING OVERZICHT VERWARMING, VENTILATIE, AIRCONDITIONING * 77
VERWARMING, VENTILATIE, AIRCONDITIONING * Luchthoeveelheid/aanjager Aanjagerstanden 1 tot 4 instelbaar. Stand 0: aanjager is uitgeschakeld. De toets voor luchtrecirculatie blokkeert de buitenluchttoevoer. Verwarming, ventilatie en airconditioning kunnen vanaf stand 1 worden ingeschakeld. Temperatuur Achterruitverwarming Bij de klimaatregeling ontstaat condenswater, dat onder de auto wordt Achterruitverwarming ingeschaafgevoerd. Dergelijke watersporen op de keld: grond zijn dus normaal.
OVERZICHT VERWARMING, VENTILATIE, AIRCONDITIONING * Microfilter 1. Aanjagerschakelaar in stand 4 2. Temperatuurdraaischakelaar volledig naar rechts, rood 3. Draaiknop voor de luchtverdeling in stand . Door inschakelen van de klimaatregeling worden de ruiten sneller van wasem bevrijd 4. Indien nodig, de voorruitverwarming inschakelen 5. Achterruit ontdooien: achterruitverwarming inschakelen. Knop 1: uitstroomopening door draaien traploos te openen en te sluiten. De stippen geven de betreffende stand aan.
AIRCONDITIONING MET ELEKTRONISCHE TEMPERATUURREGELING * 1 Lucht naar de voorruit en de zijruiten 2 Lucht voor de ruimte van het bovenlichaam 82 6 Luchtrecirculatie 81 3 Lucht in de beenruimte, vooraan en achterin 4 Achter-/voorruitverwarming* 80 5 Temperatuursensor voor het interieur, a.u.b.
OVERZICHT BEDIENING Het is beter de luchtrecirculatie niet gedurende een al te lange periode te gebruiken, hierdoor verslechtert de luchtkwaliteit in het interieur permanent. Als de ruiten in de stand voor luchtrecirculatie tisch de klimaatregeling geactiveerd. Met De klimaatregeling wordt in het AUTO-probeslaan, moet de luchtrecirculatie worden het oog op een aangenaam klimaat is de gramma automatisch geactiveerd.
AIRCONDITIONING MET ELEKTRONISCHE TEMPERATUURREGELING * bereikt en zo goed mogelijk constant gehouden. Door tegelijkertijd op de toetsen voor klimaatregeling en luchtverdeling in de beenruimte te drukken, kunt u de eenheid van 6 op 7 omstellen.< Permanent verwarmen met maximaal vermogen bij temperatuurinstelling HI. Permanent koelen bij LO. Met de Micro-/actief-koolstoffilter instelling HI kan de luchtrecirculatie niet Bij binnenstromende buitenlucht en bij worden ingeschakeld.
Sluiten: Draaischakelaar in horizontale stand zetten: Deksel omhoogklappen. Ventilatie is geopend. Het dashboardkastje moet na gebruik Draaischakelaar in verticale stand, pijl, direct weer worden gesloten, om let- draaien: sel te voorkomen bij ongevallen.< Ventilatie is gesloten. Het dashboardkastje is afsluitbaar met de Afhankelijk van de instelling van de contactsleutel.
ASBAK*, DRINKBEKERHOUDER AANSTEKER*, STOPCONTACT 12 V Asbak Vanaf stand 1 van het contactslot: De asbak bevindt zich vooraan in de middenconsole in een drinkbekerhouder. Aansteker indrukken. Zodra de aansteker terugspringt kan hij er worden uitgenomen. Achteraan, aan het einde van de middenconsole kan eveneens een asbak in de drinkbekerhouder worden aangebracht. Drinkbekerhouder De hete aansteker alleen bij de knop vasthouden om verbrandingen te voorkomen.
OVERZICHT LAADRUIMTE BIJ DE MINI Laadruimteafdekking Als de achterklep wordt geopend gaat de laadruimteafdekking eveneens omhoog. STORINGEN Voor het meenemen van grote voorwerpen 1. Aan de hendel trekken kan de afdekking worden verwijderd. 2. Rugleuning van de achterbank naar voor klappen. De gevarendriehoek is onder de laadruimteafdekking ondergebracht, zie Bij het terugklappen moet erop worpagina 137.
KOFFERRUIMTE BIJ DE MINI CABRIO Hulp bij het beladen Volume kofferruimte vergroten Met gesloten kap kunt u door ontgrendelen Met gesloten kap kunt u het volume van de en opklappen van de kap het beladen verkofferruimte vergroten. eenvoudigen. 1. Kap naar omhoog klappen, zie Hulp bij 1. Ontgrendelen van de kap met de het beladen hefbomen 1 2. Kofferruimteafdekking verwijderen en 2. Kap 2 optillen op de houderpennen steken, pijlen. 3. Handgreep 1 opnieuw terugdrukken en op de houders 3 plaatsen.
OVERZICHT BELADING STORINGEN naar voren, direct achter de rugleuningen en zo laag mogelijk aanbrengen >Scherpe randen en hoeken bedekken >Niet tot boven de bovenrand van de rugleuning stapelen. GEGEVENS > Zware bagagestukken zo ver mogelijk Bij zeer zware voorwerpen en een niet gebruikte achterbank de buitenste veiligheidsgordels in het tegenoverliggende slot steken. Hierdoor worden de rugleuningen extra gestabiliseerd.
DAKDRAGER* BELADING Lading vastzetten Op de afbeelding is als voorbeeld de laadruimte van de MINI te zien. > Kleine en lichte voorwerpen met het laadruimtenet* of spanbanden vastzetten >Grote en zware stukken bevestigen met bevestigingsmateriaal*. Dit bevestigingsmateriaal kan aan de bevestigingsogen in de hoeken van de laadruimte worden vastgemaakt. Neem de met het bevestigingsmateriaal geleverde informatie in acht.
Kogeldruk De toegestane kogeldruk bedraagt 75 kg. Deze moet u zoveel mogelijk benutten, anderzijds echter mag de kogeldruk niet onder de minimale kogeldruk van 25 kg liggen. De kogeldruk heeft uitwerking op de auto en verhoogt zo het voertuiggewicht. De maximale belading van uw auto wordt gereduceerd door het gewicht van de trekhaak en de kogeldruk. Denk eraan dat het maximaal toelaatbaar totaalgewicht van het trekkend voertuig bij gebruik van een aanhanger niet mag worden overschreden.
RIJDEN MET EEN AANHANGER * Rijden met een aanhanger De toelaatbare maximumsnelheid in het betreffende land in acht nemen, echter 80 km/h niet overschrijden. Anders kunnen instabiele rijtoestanden ontstaan.< Afdalingen Bijzondere aandacht is geboden bij het rijden van afdalingen, omdat een combinatie dan eerder de neiging tot slingeren vertoont.
91 INDEX GEGEVENS STORINGEN GEBRUIK BEDIENING OVERZICHT
92
STORINGEN TECHNISCHE GEGEVENS INDEX Gebruik OVERZICHT BEDIENING GEBRUIK STORINGEN GEBRUIK, ONDERHOUD, REINIGING GEGEVENS BEDIENING INDEX HET BELANGRIJKSTE 93
INRIJDEN Een optimale levensduur en zuinigheid worden bereikt door de volgende richtlijnen aan te houden. Motor Banden Direct na de productie is de grip van nieuwe banden nog niet optimaal. Daarom moet gedurende de eerste 300 km rustig worden gereden.
Bij elke auto met katalysator treden hoge temperaturen op. De langs het uitlaatsysteem gemonteerde warmte-isolatieplaten mogen niet worden verwijderd of met conserveringsmiddel worden behandeld. Let erop dat tijdens het rijden, het stationair draaien van de motor of het parkeren geen brandbare materialen, bv. hooi, bladeren, gras enz., in aanraking komen met het hete uitlaatsysteem. Hierdoor wordt voorkomen dat brand, met als mogelijk gevolg zware verwondingen en materiële schade, ontstaat.
TANKEN De brandstoftank is vol wanneer het tanken bij een correcte bediening van het vulpistool de eerste keer wordt onderbroken. Tank afsluiten 1. Tankdop aanbrengen 2. Tankdeksel met de wijzers van de klok mee draaien tot het inklikt 3. Klep voor de tankdop sluiten. Inhoud brandstoftank: ca. 50 liter, waarvan ca. 8 liter reserve. 1. Klep voor de tankdop openen 2. Tankdop linksom draaien 3. Tankdop in de houder op de klep aanbrengen.
Superbenzine loodvrij, 95 RON. Ook bekend onder de benamingen: DIN EN 228 of Euro loodvrij Bij een storing aan de elektrische installatie >De nominale waarden voor prestaties en kan de klep van de tankdop handmatig brandstofverbruik worden bereikt als worden ontgrendeld. deze brandstof wordt getankt 1. Afdekking van de linker zijbekleding ver- >Eveneens mogelijk is: wijderen, pijl 1 Super Plus, 98 RON, 2. Groene lus naar achteren trekken, pijl 2.
REMSYSTEEM Remvloeistofniveau Bij nat weer of tijdens hevige regenval is het aan te bevelen op afstanden van een aantal kilometers met lichte pedaaldruk te remmen. Hierbij moet erop worden gelet dat andere verkeersdeelnemers niet worden gehinderd. Door de warmte die ontstaat drogen De dichtstbijzijnde MINI dealer opzoeken. Er kan een hogere pedaal- de remschijven en -blokken. Indien nodig is druk nodig zijn, er kunnen duidelijk langere dan de volledige remkracht beschikbaar.
OVERZICHT BANDENSPANNING Informatie aangaande uw veiligheid Bandenmaat De opgegeven spanningen gelden voor de door de fabrikant van uw MINI goedgekeurde bandmaten en aanbevolen bandenVoor het rijden met een aanhanger geldt de merken, waarnaar u zich bij de MINI dealer bandenspanning voor hogere belading in kunt informeren. de opgegeven spanningen. GEBRUIK STORINGEN Voor het controleren van de bandenspanning bevindt zich op de bumper een van buitenaf bereikbaar ventielverlengstuk.
BANDENPROFIEL Bandenprofiel Beschadiging van de banden De band regelmatig op beschadigingen, ingedrongen voorwerpen, slijtage en profieldiepte controleren. Abnormale trillingen tijdens het rijden kunnen wijzen op een beschadigde band of op een ander defect aan de auto. Dit kan bv. veroorzaakt zijn door over de stoepband of dergelijke te rijden. Dit geldt ook voor afwijkingen van de vertrouwde rijeigenschappen, zoals bijvoorbeeld sterk naar links of rechts trekken.
De juiste wiel-bandcombinatie heeft ook uitwerking op diverse systemen die anders in hun werking worden belemmerd, zoals bv. ABS of DSC. Om de goede rijeigenschappen te behouden mogen alleen banden van hetzelfde merk en met hetzelfde profiel worden gemonteerd. Na bandenpech de oorspronDe fabrikant van uw MINI raadt u aan kelijke wiel-bandcombinatie zo snel mogegeen coverbanden te gebruiken, het lijk herstellen. gebruik ervan kan de rijveiligheid beïnvloeden.
NIEUWE WIELEN EN BANDEN De door de fabriek goedgekeurde radiaalbanden zijn op uw auto afgestemd en bieden bij deskundig gebruik zowel optimale rijveiligheid als het gewenste rijcomfort. Banden met noodloopeigenschappen: Bij de motnage van nieuwe banden zulke gebruiken met noodloopeigenschappen, omdat u in geval van bandenpech geen reservewiel beschikbaar hebt.
Als extra uitrusting heeft uw auto een wielverwisselset. Dit vindt u bij de MINI ONE, MINI ONE Cabrio, MINI COOPER en de MINI COOPER Cabrio in de laadruimte onder de vloermat. Bij de MINI COOPER S, MINI COOPER S Cabrio en MINI ONE DIESEL zit de wielverwisselset in een aparte tas, die met behulp van bevestigingsbanden aan de bevestigingsogen is vastgemaakt aan de vloer van de laadruimte.
SNEEUWKETTINGEN * De fabricant van uw MINI heeft alleen bepaalde sneeuwkettingen getest, als verkeersveilig beoordeeld en goedgekeurd. Vraag hiernaar bij uw MINI dealer. De fabrikant van uw MINI raadt u aan alleen deze goedgekeurde fijngebouwde sneeuwkettingen te gebruiken. Het gebruik is alleen paarsgewijs met de winterbanden op de volgende voorwielen toegestaan: >175/65 R 15 M+S >175/60 R 16 M+S. Bij de montage de aanwijzingen van de fabrikant in acht nemen.
De motorkap vanaf een hoogte van ca. 30 cm laten vallen. Om verwondingen te voorkomen moet er bij het sluiten steeds op worden gelet dat het sluitbereik van de motorkap vrij blijft. Als u tijdens het rijden constateert dat de motorkap niet goed is vergrendeld, direct stoppen en de motorkap goed sluiten, zie ook pagina 16.< GEBRUIK BEDIENING Sluiten STORINGEN 1. Onder de motorkap grijpen 2. Aan de ontgrendelingshefboom trekken 3. Motorkap openen.
MOTORRUIMTE: MINI ONE, MINI ONE CABRIO, MINI COOPER EN MINI COOPER CABRIO 1 Reservoir voor ruitreinigingsinstallatie van de voor- en achterruit* 109 4 Vulopening motorolie 110 5 Accu 135 7 Reservoir voor koplampreinigingsinstallatie 109 2 Voertuigidentificatienummer 6 Remvloeistofreservoir 112 8 Motoroliepeilstaaf 109 3 Expansietank voor koelvloeistof 111 106
1 Reservoir voor ruitreinigingsinstallatie van de voor- en achterruit* 109 3 Vulopening motorolie 110 6 Remvloeistofreservoir 112 4 Expansietank voor koelvloeistof 111 2 Voertuigidentificatienummer 5 Aftakpunt voor starten met hulpstartkabels 138 7 Reservoir voor koplampreinigingsinstallatie 109 GEGEVENS STORINGEN GEBRUIK BEDIENING OVERZICHT MOTORRUIMTE: MINI ONE DIESEL INDEX 8 Motoroliepeilstaaf 109 107
MOTORRUIMTE: MINI COOPER S EN MINI COOPER S CABRIO 108 1 Reservoir voor ruitreinigingsinstallatie van de voor- en achterruit* 109 3 Expansietank voor koelvloeistof 111 6 Remvloeistofreservoir 112 4 Vulopening motorolie 110 2 Voertuigidentificatienummer 5 Aftakpunt voor starten met hulpstartkabels 138 7 Reservoir voor koplampreinigingsinstallatie 109 8 Motoroliepeilstaaf 109
Koplamp-* en ruitreinigingsinstallatie De afbeelding toont als voorbeeld de peilInhoud van de koplampreinigingsinstallatie staaf van de MINI ONE, MINI ONE Cabrio, ca. 2,5 liter, van de ruitreinigingsinstallatie MINI COOPER en MINI COOPER Cabrio. van de voor- en achterruit ca. 2,0 liter. Met water en, indien nodig, met antivries, overeenkomstig de aanwijzingen van de fabrikant vullen. De sproeiervloeistof vóór het vullen goed mengen.< Antivries voor de wasinrichtingen is ontvlambaar.
MOTOROLIE richtlijnen op de verpakking in acht nemen.< Milieuvoorschriften voor het afvoeren van afgewerkte olie in acht nemen.< Goedgekeurde motorolie Motorolie bijvullen Pas olie bijvullen als het oliepeil tot iets boven de onderste markering op de peilstaaf is gedaald. Het oliepeil mag nooit onder de onderste markering komen.< MINI motoren zijn zodanig ontworpen dat geen toevoegingen aan de motorolie nodig zijn en onder bepaalde omstandigheden zelfs schade tot gevolg kunnen hebben.
Gebruik alleen geschikte toevoegingen, om motorschade te voorkomen. De toevoegingen zijn schadelijk voor de gezondheid.< De afbeelding toont als voorbeeld het koelvloeistofreservoir van de MINI ONE, MINI ONE Cabrio, MINI COOPER en MINI COOPER Cabrio. Bij de afvoer van koelvloeistoftoevoeKoelvloeistofpeil controleren gingen de betreffende milieuvoorschriften in acht nemen.< 1. De motor moet omgevingstemperatuur hebben 2.
REMVLOEISTOF Door remvloeistofverlies kan de slag van het rempedaal toenemen. Zie hiertoe de opmerkingen op pagina 98. Remvloeistof is hygroscopisch, d.w.z. dat in de loop van de tijd vocht uit de lucht wordt opgenomen.
Denkt u er a.u.b. aan, dat regelmatig onderhoud niet alleen tot de verkeersveiligheid van uw auto bijdraagt, maar ook tot een hoger waardebehoud. Service-intervalmelding Terwijl andere systemen de onderhoudstermijnen uitsluitend aan de hand van de afgelegde kilometers berekenen, houdt het MINI onderhoudssysteem rekening met de bedrijfsomstandigheden van de auto, want niet alle kilometers zijn gelijk: 100 000 km over korte afstanden kunnen m.b.t.
ONDERHOUD VAN DE AUTO Geschikte onderhoudsmiddelen Reinigings- en onderhoudsmiddelen gebruiken die u bij uw MINI dealer kunt kopen.< corroderen. tueel vaker en uitgebreider worden onderIn wasinstallaties de regensensor uitscha- houden. kelen, zie pagina 62, anders kan door ongewild wissen schade optreden.< Onderhoud van bekleding Het wassen van de auto Sprietantenne Uw nieuwe MINI of MINI Cabrio kan vanaf het begin in automatische wasinstallaties worden gewassen.
gebruiken Regelmatig reinigen en onderhouden is noodzakelijk, omdat stof, vuil en dergelijke Reinigingsmiddelen kunnen stoffen bevatten die gevaarlijk zijn of schadelijk voor de gezondheid. Daarom altijd de waarschuwingen en richtlijnen op de verpakking opvolgen. Bij het reinigen van het interieur altijd de portieren of de ruiten van de auto openen. Geen middelen gebruiken die niet voor het reinigen van de auto bedoeld zijn.
ONDERHOUD VAN DE AUTO BUITEN BEDRIJF STELLEN Aan de volgende aanwijzingen dient daarom speciale aandacht te worden geschonken: Raadpleeg uw MINI dealer ten aanzien van de maatregelen die moeten worden genomen als de auto langer dan drie maanden niet wordt gebruikt.
MINI met halogeenkoplampen Op grond van de hoogspanning bij xenonlicht het omschakelen laten uitvoeren.< Dit stopcontact vindt u op de bestuurderszijde, aan de onderzijde van het dashboard onder een afdekking. De afdekking is voorzien van het opschrift OBD. De waarschuwingslamp gaat branden. Verslechtering van de uitlaatgaswaarden. De auto zo snel mogelijk laten controleren.
TERUGNAME VAN DE AUTO Wanneer uw auto ooit het einde van zijn levenscyclus heeft bereikt, blijken de grote voordelen van de geschiktheid voor recycling voor u en voor het milieu. Gemakkelijk te verwijderen onderdelen en componenten in combinatie met de toepassing van opnieuw te gebruiken materialen verhogen de restwaarde van een oude auto. Over de terugname van de auto zal uw MINI dealer u graag informatie verstrekken.
119 INDEX GEGEVENS STORINGEN GEBRUIK BEDIENING OVERZICHT
120
STORINGEN TECHNISCHE GEGEVENS INDEX Storingen OVERZICHT BEDIENING GEBRUIK STORINGEN GEBRUIK, ONDERHOUD, REINIGING GEGEVENS BEDIENING INDEX HET BELANGRIJKSTE 121
BOORDGEREEDSCHAP RUITENWISSERBLADEN MINI Mobility systeem met wielverwisselset en boordgereedschap MINI en MINI Cabrio met benzinemotor: >In de laadruimte onder de vloermat. MINI met dieselmotor: De afbeelding toont als voorbeeld de wielverwisselset met boordgereedschap bij auto's met compact reservewiel. Afhankelijk van de uitvoering is uw auto met speciaal boordgereedschap uitgerust, dat op de hierna beschreven plaatsen is ondergebracht.
1. 2. 3. 4. OVERZICHT BEDIENING GEBRUIK Het glas van nieuwe gloeilampen niet met de blote hand aanraken, omdat Wisserarm volledig optillen zelfs kleine verontreinigingen ingebrand Wisserblad tot de aanslag naar achteren worden en de levensduur van de lamp verdraaien korten. Een schone doek, papieren servet of Wisserblad tegen de aanslag en dus uit iets dergelijks gebruiken of de gloeilamp der bevestiging drukken alleen bij de voet vasthouden.< Nieuw wisserblad in de bevestiging drukken.
VERLICHTING EN LAMPEN 1. Lichtjes aan de bevestigingsbeugel van de koplampafdekking trekken en naar buiten brengen 2. Koplampafdekking neerklappen 3. Kabelsteekverbinding van de lampvoet trekken en er de lamp uittrekken 4. Lamphouder tegen de onderkant van de houder plaatsen en indrukken tot de lampvoet aangrijpt 5. Er de kabelsteekverbinding opsteken en de koplampafdekking weer aanbrengen.
Gloeilamp 5 watt Richtingaanwijzer 1: 21 Watt Achterlicht 2: lamp 21/5 watt Achteruitrijlamp 3: 16 watt Om de lamphouder te kunnen bereiken, de afdekking van de zijbekleding in de laadruimte bij de MINI of in de kofferruimte bij de MINI Cabrio verwijderen. 1. Lamp in de richting van de voertuigachterkant schuiven en verwijderen 2. Lamp verwijderen en vervangen. 1 Richtingaanwijzer geel 2 Achterlicht/remlicht rood 3 Achteruitrijlamp wit 1. Stekker voor de energieverzorging verwijderen, pijl 1 2.
VERLICHTING EN LAMPEN BANDENPECH VERHELPEN Mistachterlicht Kentekenplaatverlichting Indien uitgerust met een compact reservewiel: Gloeilamp 5 watt 1. Schroevendraaier in de uitsparing aanToegang tot de verlichting via de achter- of zetten en lampafdekking uithaken onderzijde van de bumper. 2. Gloeilamp vervangen. 1. Bevestigingsklemmen samendrukken 2. Verlichting uit de bumper schuiven 3. Gloeilamp iets indrukken en naar links draaien 4. Lamp verwijderen en vervangen.
MINI Mobility systeem 1 Krik Bij het verhelpen van bandenpech helpt u het MINI Mobility systeem. Met behulp van dit systeem kunt u een afdichtmiddel in het binnenste van de band brengen, hierdoor de beschadigde plek afdichten en vervolgens uw rit voortzetten.
MINI MOBILITY SYSTEEM * 5. Sluiting van de vulslang verwijderen 6. Vulslang op het ventiel schuiven 7. Vulfles met de vulslang naar benden houden en indrukken. De volledige inhoud van de fles in de band drukken 8. Vulslang aftrekken 9. Het binnenventiel met de ventielsleutel in het ventiel draaien. Met afdichtmiddel vullen MINI Mobility systeem met boordgereedschap bij een dieselmotor 1.
Compressor niet langer dan 6 minuten laten lopen, anders raakt het apparaat oververhit en wordt het beschadigd.< Als een bandenspanning van 1,8 bar niet kan worden bereikt, Op het toestel vindt u eveneens aanwijzingen voor het gebruik van het MINI Mobility systeem.< Afdichtmiddel verdelen Direct ca. 10 minuten rijden, zodat het afdichtmiddel zich gelijkmatig in de band kan verspreiden. Een snelheid van 60 km/h niet overschrijden. Indien mogelijk, niet langzamer dan 20 km/h rijden.
MINI MOBILITY SYSTEEM * COMPACT RESERVEWIEL * De rit voorzetten Voor het vervangen van een wiel met een compact reservewiel als volgt te werk gaan: De toegelaten maximale snelheid van 80 km/h niet overschrijden, om ongelukken te voorkomen.< >Compact reservewiel demonteren, zie pagina 131 >Wiel verwisselen voorbereiden, zie De defecte band zo snel mogelijk pagina 132 laten vervangen en het wiel laten uit- >Auto omhoog brengen, zie pagina 133 balanceren.
OVERZICHT STORINGEN GEGEVENS 3. De handgreep uit het boordgereedschap 5. De borgveer samendrukken op de schroefdraad draaien 6. Het compacte reservewiel komt los en De bevestigingsmoer van het compacte 4. De handgreep iets optillen moet met de handgreep worden tegenreservewiel bevindt zich in de laadruimte gehouden onder de vloermat, op de bodem van het 7. Het compacte reservewiel met de handopbergvak voor de wielverwisselset. greep laten zakken 1. Bout met behulp van de speciale schroe8.
COMPACT RESERVEWIEL * VERWISSELEN VAN EEN WIEL Rijden met het compacte reservewiel Extra veiligheidsmaatregelen bij het verwisselen van een wiel: Het verwisselen van een wiel alleen op een vlakke, vaste en niet gladde ondergrond Er kunnen veranderde rijeigenschappen uitvoeren. zoals verminderde koersstabiliteit bij het Op een zachte of glibberige ondergrond, remmen, verlengde remweg en gewijzigd sneeuw, ijs, tegels e. d., kunnen auto of stuurgedrag in het grensbereik optreden.
STORINGEN 1. De krik in de kriksteun aanbrengen die zich het dichtst bij het wiel bevindt. De krikvoet moet zich met het gehele Bij uitvoering met naafafscherming*: oppervlak loodrecht onder het krikDe naafafscherming met de naafafsteunpunt bevinden schermingaftrekker uit de wielverwisselset verwijderen. De krik uitsluitend gebruiken voor Bij uitrusting met lichtmetalen wielen*: het verwisselen van een wiel. Nooit Zie Wielbout met slot op pagina 134 proberen een ander autotype of andere 3.
VERWISSELEN VAN EEN WIEL WIELBOUTEN MET SLOT Wiel monteren 1. Wielbouten en wiel verwijderen 2. Grof vuil van de aanligvlakken van wiel en naaf verwijderen en de wielbouten reinigen 3. Het nieuwe wiel aanbrengen 4. Minstens twee bouten kruiselings aanbrengen 5. De overige wielbouten aanbrengen 6. Alle wielbouten kruiselings goed aantrekken 7. De auto laten zakken 8. De krik verwijderen.
De accu bevindt zich in de motorruimte. Juiste plaats zie pagina 106. MINI ONE DIESEL, MINI COOPER S en MINI COOPER S Cabrio: De accu bevindt zich in de laadruimte onder de vloermat. Stroomonderbreking Bij herhaald doorbranden de oorzaak laten verhelpen door een MINI dealer of een werkplaats die volgens de voorschriften van de fabrikant van uw MINI werkt met personeel dat hiervoor is geschoold.< Na een stroomonderbreking van voorbijgaande aard, bv.
ZEKERINGEN In de motorruimte In het interieur Bij de MINI ONE, MINI ONE Cabrio, MINI COOPER en MINI COOPER Cabrio rechts naast de accu. Bij de MINI ONE DIESEL achter en bij de MINI COOPER S en MINI COOPER S Cabrio rechts naast de luchtfilterhouder. Aan de linkerzijde van de beenruimte, in de zijbekleding. De afdekking van de zekeringhouder openen. Hiertoe beide snelsluitingen indrukken. 136 De afdekking van de zekeringhouder openen. Hiertoe de bevestiging indrukken.
OVERZICHT BEDIENING De telefoonnummers van de noodcentrale van de Mobiele Service van uw land vindt u in de brochure Service Kontakt. De wettelijke voorschriften omtrent het meenemen van een gevarendriehoek opvolgen.< De afbeelding toont als voorbeeld de EHBO-tas in de laadruimte van de MINI. Naargelang de uitrusting is de EHBO-tas te vinden op de volgende plaatsen: >Achter of op de linker zijbekleding >Achter de rechter zijbekleding. De houdbaarheid van sommige artikelen is beperkt.
STARTEN MET HULPSTARTKABELS Bij een ontladen accu kan de motor van uw 1. Controleren of de accu van de andere auto met behulp van de accu van een auto een spanning van 12 volt en ongeandere auto en twee hulpstartkabels worveer dezelfde capaciteit in Ah heeft. den gestart. Omgekeerd kunt ook u aan een Deze gegevens vindt u op de accu andere auto starthulp geven. Gebruik hier- 2. Motor van de stroomleverende auto voor alleen hulpstartkabels met volledig afzetten geïsoleerde pooltangen. 3.
Bij MINI of MINI Cabrio: Voordat de hulpstartkabels worden losgemaakt de verlichting, achterruitverwarming en de hoogste aanjagerstand inschakelen, om een te hoge spanning naar de verbruikers te voorkomen.< 4. De ene poolklem van de hulpstartkabels min/– aansluiten op de minpool van de accu of op de motor- of carrosseriemassa van de stroomleverende auto 4. De hulpstartkabels in omgekeerde volg5. De tweede poolklem van de hulpstartkaorde losmaken.
AUTO IN GANG TREKKEN EN WEGSLEPEN Sleepoog gebruiken inschakelen. Bij storingen aan de elektrische installatie de weg te slepen auto duidelijk markeren, bv. met een bord of een gevarendriehoek achter de achterruit. Het sleepoog, dat van schroefdraad is voorzien, bevindt zich in het boordgereedschap, zie pagina 122 en moet steeds in de auto aanwezig zijn. Het kan vooraan of achteraan uw auto worden ingeschroefd.
1. Waarschuwingsknipperlichtinstallatie inschakelen, de voorschriften van het land in acht nemen 2. Contactsleutel in stand 2 draaien 3. De 3de versnelling inschakelen 4. In gang laten trekken bij ingedrukt koppelingpedaal en de koppeling langzaam loslaten. Na het aanslaan van de motor onmiddellijk het koppelingspedaal weer indrukken 5. Op een geschikte plaats stoppen, de sleepstang of de wegsleepkabel verwijderen, de waarschuwingsknipperlichtinstallatie uitschakelen 6. De auto laten controleren.
142
STORINGEN TECHNISCHE GEGEVENS INDEX Gegevens OVERZICHT BEDIENING GEBRUIK STORINGEN GEBRUIK, ONDERHOUD, REINIGING GEGEVENS BEDIENING INDEX HET BELANGRIJKSTE 143
MOTORGEGEVENS 144 MINI ONE, MINI ONE Cabrio MINI COOPER, MINI COOPER Cabrio MINI COOPER S, MINI COOPER S Cabrio MINI ONE DIESEL Cilinderinhoud Aantal cilinders cmm 1598 4 1598 4 1598 4 1364 4 Grootste vermogen bij toerental kW/pk 1/min 66/90 5500 85/115 6000 125/170 6000 55/75 4000 Grootste koppel bij toerental Nm 1/min 140 3000 150 4500 220 4000 180 2000
In de stad met automatische transmissie liter/100 km liter/100 km 8,8/10,0 10,9/– 9,1/10,1 10,9/– 11,4/11,8 –/– 5,8 – Buiten de stad met automatische transmissie liter/100 km liter/100 km 5,3/5,7 5,9/– 5,4/5,7 5,9/– 6,8/7,1 –/– 4,3 – Totaal met automatische transmissie liter/100 km liter/100 km 6,6/7,2 7,7/– 6,8/7,3 7,7/– 8,4/8,8 –/– 4,8 – O-emissie met automatische transmissie gram/km gram/km 160,0/173 187,0/– 165,0/175 187,0/– 202,0/211 –/– 127,0 – Het brandstofverbruik wordt berek
AFMETINGEN: MINI Alle maten in millimeter. Kleinste draaicirkel d 10,66 m.
Alle maten in millimeter. Kleinste draaicirkel d 10,66 m.
GEWICHTEN: MINI MINI ONE MINI COOPER MINI COOPER S MINI ONE DIESEL kg kg 1140 1155 1150 1165 1215 – 1175 – kg kg 1495 1510 1505 1520 1570 – 1530 – kg kg 1570 1585 1580 1595 – – 1605 – Belading kg 430 430 430 430 Maximale asbelasting, voor kg 870 870 890 870 Maximale asbelasting, achter bij het rijden met een aanhanger kg kg 730 760 730 760 760 – 750 790 Leeggewicht, rijklaar, met 75 kg belading, met voor 90% gevulde tank, zonder speciale uitrusting met handgeschakelde ve
500/500 650/650 800/800 500/500 650/650 800/800 –/– –/– –/– 500/– 650/– 800/– Maximale kogeldruk kg 75 75 – 75 Toelaatbare dakbelasting, met speciale MINI dakdrager kg 75 75 75 75 Volume laadruimte volgens VDA bij neergeklapte achterbank l l 150 670 150 670 150 670 150 670 Wanneer u het aangegeven maximale aanhangergewicht bij hellingen tot 12% wilt benutten en gelijktijdig de auto tot het maximale totaalgewicht wilt beladen, wordt aanbevolen geen hellingen boven 10% te nemen.
GEWICHTEN: MINI CABRIO MINI ONE Cabrio MINI COOPER Cabrio MINI COOPER S Cabrio kg kg 1240 – 1250 – 1315 – kg kg 1565 – 1575 – 1640 – kg kg 1565 – 1575 – – – Belading kg 400 400 400 Maximale asbelasting, voor kg 870 870 870 Maximale asbelasting, achter bij het rijden met een aanhanger kg kg 770 800 770 800 770 – Leeggewicht, rijklaar, met 75 kg belading, met voor 90% gevulde tank, zonder speciale uitrusting met handgeschakelde versnellingsbak met automatische transmissie Maximaa
Maximale kogeldruk kg 75 75 – Toelaatbare dakbelasting, met speciale MINI dakdrager kg – – – Volume laadruimte volgens VDA bij neergeklapte achterbank l l 120 605 120 605 120 605 Wanneer u het aangegeven maximale aanhangergewicht bij hellingen tot 12% wilt benutten en gelijktijdig de auto tot het maximale totaalgewicht wilt beladen, wordt aanbevolen geen hellingen boven 10% te nemen. De maximale asbelasting en het maximale totaalgewicht mogen niet worden overschreden.
PRESTATIES MINI ONE/ MINI ONE Cabrio 152 MINI COOPER/ MINI COOPER Cabrio MINI COOPER S/ MINI COOPER S Cabrio MINI ONE DIESEL Maximumsnelheid met automatische transmissie km/h 181/175 km/h 170/– 200/193 185/– 218/215 –/– 165 – Acceleratie van: 0 tot 100 km/h met automatische transmissie s s 10,9/11,8 12,7/– 9,2/9,8 10,4/– 7,4/7,4 –/– 13,5 – 80 tot 120 km/h in de 4de versnel- s ling 12,8/13,5 10,5/11,6 6,7/6,6 11,9 80 tot 120 km/h in de 5de versnel- s ling 17,1/16,0 14,5/14,4 8,7/8,4
Meer informatie, zie pagina 109 Koelsysteem incl. verwarming Meer informatie, zie pagina 111 5,3 MINI ONE, MINI ONE Cabrio, MINI ONE DIESEL, MINI COOPER en MINI COOPER Cabrio 6,0 MINI COOPER S en MINI COOPER S Cabrio Motor met oliefiltervervanging 4,3 MINI ONE DIESEL 4,5 MINI en MINI Cabrio met benzinemotor Longlife-olie Meer informatie, zie pagina 109 OVERZICHT ca. 2,0 ca.
154
STORINGEN TECHNISCHE GEGEVENS INDEX Index OVERZICHT BEDIENING GEBRUIK STORINGEN GEBRUIK, ONDERHOUD, REINIGING GEGEVENS BEDIENING INDEX HET BELANGRIJKSTE 155
Hilfsrahmen für Querverweise ALLES VAN A TOT Z A Aandraaimoment, zie Wielbouten natrekken 134 Aandrijfregeling automatische stabiliteitscontrole plus tractieregeling ASC+T 70 dynamische stabiliteitscontrole DSC 71 Aanjager airconditioning met elektronische temperatuurregeling 81 verwarming, ventilatie, airconditioning 78 Aanjager, zie luchthoeveelheid 78, 81 Aanrijding, zie Mobiele service 137 Aansteker 84 Aanwijzing brandstofmeter, zie Brandstofmeter 65 ABS antiblokkeersysteem 72 controlelamp 15, 16 Accel
OVERZICHT BEDIENING Bandenpech 126 banden met noodloopeigenschappen 103 bandenpechwaarschuwing 74 compact reservewiel 130 controle-/ waarschuwingslamp 15 MINI Mobility systeem 127 Bandenpechwaarschuwing 73 controlelamp 15, 16 initialiseren 73 Bandenspanning 99 controleren 129 herstellen 129 met aanhanger 89 Bandenspanning, banden 99 Bandenspanningscontrole, zie Bandenpechwaarschuwing 73 Bandenwissel, compact reservewiel 130 Bedieningselementen, zie Bedieningsorganen 10 Bedieningsorganen 10 Bekerhouder, zie
ALLES VAN A TOT Z Benzine, zie Brandstofkwaliteit 97 Benzinemeter, zie Brandstofmeter 65 Benzineverbruik, zie Brandstofverbruik 145 Bergop rijden 90 Beveiliging tegen bevriezing koelvloeistof 111 sproeiervloeistof 109 Bevestigingsmateriaal, zie Lading vastzetten 88 Bevestigingsogen, zie Lading vastzetten 88 Binnenspiegel 47 automatisch temperend 47 Biodiesel, zie Dieselmotor 97 Blikjeshouder, zie Drinkbekerhouder 84 Blokkeerrem, zie Handrem 53 Blokkering keuzehendel, zie Shiftlock 55 Boordcomputer 68 Boordg
E Easy Entry, zie Instap naar achteren 44 EBV elektronische remkrachtverdeling 72 controlelamp 15 Edel hout 115 Eenheden gemiddeld brandstofverbruik 69 gemiddelde snelheid 69 temperatuur 69 G Gedeelde rugleuning van de achterbank, zie Klapbare rugleuning van de achterbank 85 Gegevens, technische afmetingen 146 gewichten 148 motorgegevens 144 prestaties 152 Gemiddeld verbruik, eenheden instellen 69 Gemiddelde snelheid, eenheden instellen 69 Gereedschap, zie Boordgereedschap 122 Gevarendriehoek 137 Gewichten
ALLES VAN A TOT Z Glazen dak, elektrisch 31 comfortbediening 25 inklembeveiliging 32 Goedgekeurde motorolie 110 Gordels, zie Veiligheidsgordels 45 Grootlicht 59 controlelamp 17 lichtsignaal 59 vervangen van een lamp 124 H Halogeenlicht 60 Handbediening achterklep 28 bestuurdersportier 25 elektrisch vouwdak 35 glazen dak, elektrisch 32 klep van de tankdop 96 portierslot 25 Handbediening, zie Automatische transmissie met Steptronic 56 Handgeschakelde versnellingsbak 54 Handgreep, compact reservewiel, zie Wiel
M M+S-banden, zie Winterbanden 102 Make-up spiegel, zie Verlichte make-up spiegel 47 Maten, zie Afmetingen 146 Maximaal toelaatbaar totaalgewicht, zie Gewichten 148, 150 Maximumsnelheid met aanhanger 90 prestaties 152 Mc-gebruik, zie Handleiding van de radio OVERZICHT BEDIENING Luchtrecirculatie airconditioning met elektronische temperatuurregeling 81 verwarming, ventilatie, airconditioning 78 Luchtuitstroomopening, zie Ventilatie 79, 82 Luchtverdeling airconditioning met elektronische temperatuurregeling
ALLES VAN A TOT Z Md-gebruik, zie Handleiding van de radio Mechanische sleutel, zie Portier- en contactsleutel 22 Memory, zie Car Memory 50 Met afdichtmiddel vullen 128 MFL multifunctioneel stuurwiel 18 Microfilter airconditioning 79 airconditioning met elektronische temperatuurregeling 82 MINI fabrikant 6 MINI Mobility systeem 127 afdichtingsvloeistof 128 compressor 129 MINI onderhoudssysteem 113 Mistachterlicht 60 controlelamp 60 vervangen van een lamp 125 Mistlampen 60 controlelamp 60 vervangen van een l
R Raapzaadmethylester RME 97 Radiateur, zie Koelvloeistof 111 Radio, zie eigen handleiding Rechts-/linksrijdend verkeer, koplampafstelling 117 Recycling van de auto, zie Terugname van de auto 118 OVERZICHT BEDIENING Recycling, auto 118 Regensensor 62 Reinigen, auto, zie Autoreiniging 114 Reinigingsinstallatie 109 Remblokvoeringen 98 inrijden 94 waarschuwingslamp 16 Remlichten, vervangen van de lamp 125 Remmen 98 ABS 72 controlelamp 14, 15, 16 handrem 53 inrijden 94 remvloeistof 112 Remschijven inrijden 94
ALLES VAN A TOT Z Remvloeistof 112 bijvullen 112 niveau 98 waarschuwingslamp 14 wisselen 68 Reservesleutel 22 Reservewiel, zie Compact reservewiel 130 Reservoir ruitreinigingsinstallatie 109 Reservoir, reinigingsinstallaties 109 Resterende afstand tot een onderhoudsbeurt 67 Resterende afstand, zie Actieradius 69 Richtingaanwijzer, aan de zijkant vervangen van een lamp 125 Richtingaanwijzer, achteraan vervangen van een lamp 125 Richtingaanwijzer, voor vervangen van een lamp 124 Richtingaanwijzers 59 controle
T Tachometer, zie Snelheidsmeter 11, 12 Tank koplampreinigingsinstallatie 109 inhoud, zie Inhouden 153 Tanken 96 Tankinhoud, zie Inhoud brandstoftank 153 Technische gegevens 144 OVERZICHT BEDIENING Technische wijzigingen, zie Belangrijke veiligheidsinformatie 7 Telefoon, zie eigen handleiding Temperatuur airconditioning met elektronische temperatuurregeling 81 motor 66 verwarming, ventilatie, airconditioning 78 Temperatuur in het interieur instellen 78, 81 Temperatuurmeter buitentemperatuur 69 eenheden in
ALLES VAN A TOT Z Toetsen in het multifunctioneel stuurwiel 18 automatische transmissie met Steptronic 56 Totaalgewicht, zie Gewichten 148, 150 Trajectteller, zie Dagteller 65 Transmissie automatische transmissie met Steptronic 55 versnellingsbak 54 Transmissieblokkering, zie Stand van keuzehendel wisselen 55 Transmissiestoring 57 U Uitgevallen stroomverbruiker 135 Uitlaatsysteem, ziet Heet uitlaatsysteem 95 Uitstroomopening, zie Ventilatie 77, 80 V Vakken 83 Veilige zitpositie 41 met airbags 41 met veiligh
Z Zekeringen 135 Zij-airbags 74 Zonnekleppen 47 Zonnescherm 32 Zware ladingen, zie Laden opbergen 87 OVERZICHT BEDIENING X Xenonlicht dagrijlichtschakeling 58 dynamische koplampafstelling 60 vervangen van een lamp 124 GEBRUIK W Waarschuwing voor gladheid 69 Waarschuwings- en controlelampen 14 Waarschuwingsknipperlichtinstallatie 10 Wagensleutels, zie Sleutels 22 Wasinstallatie 114 Wassen van de auto 114 Wasstraat 114 Water op wegen, hoge waterstand 95 Wegslepen, met automatische transmissie 140, 141 Wer
TANKSTOP Brandstof Omschrijving RON: Dieselbrandstof DIN: Motorolie Kwaliteit De hoeveelheid olie tussen de beide markeringen op de oliepeilstaaf bedraagt ca. 1 liter, bij de MINI ONE DIESEL ca. 1,5 liter. Bandenspanning Zomer voor 2 personen 4 personen plus bagage achter Winter voor achter Om bij een tankstop altijd alle belangrijke gegevens bij de hand te hebben, raden wij u aan in de tabel hiernaast de voor uw auto geldende waarden in te vullen.
01 46 0 158 098 nl *BL0158098003* DRIVE ME.