Operation Manual

Aanwijzingen voor het inbouwen
30
Bij inbouw van meerdere
SmartLine-elementen
De voegen tussen de afzonderlijke
SmartLine-elementen moeten met een
temperatuurbestendige (min. 160°C) si-
liconenkit worden gevuld. Bij inbouw
zonder rand moet ook de voeg tussen
het/de SmartLine-element(en) en het
werkblad met een temperatuurbesten-
dige (min.160°C) siliconenkit worden
gevuld.
De elementen moeten na de inbouw
van onderaf goed toegankelijk zijn, zo-
dat de onderkant van de apparaten
voor onderhoudsdoeleinden kan wor-
den verwijderd. Als de apparaten niet
van onderaf toegankelijk zijn, moet de
voegenkit bij onderhoudswerkzaamhe-
den worden verwijderd om de appara-
ten te kunnen verwijderen.
Minimale sokkelhoogte
De ventilator van de werkbladafzuiging
wordt in de sokkel onder de kastbodem
geplaatst. De minimale sokkelhoogte
moet 100mm bedragen.
Werkbladdiepte
De werkbladafzuiging kan naar keuze
met een aansluiting voor een luchtka-
naal rechts of links worden ingebouwd.
Minimale werkbladdiepte bij
aansluiting rechts 600mm
aansluiting links 665mm
Corpusachterwand inbouwkast
Het luchtkanaal wordt achter de cor-
pusachterwand van de inbouwkast aan-
gebracht. De corpusachterwand moet
voor eventuele werkzaamheden de-
monteerbaar zijn.
Vetopvangschaal
Het apparaat moet zo worden inge-
bouwd dat de vetopvangschaal goed
toegankelijk is. De schaal moet voor rei-
nigingsdoeleinden kunnen worden ver-
wijderd.