Operation Manual

57
2. Belangrijke informatie over de bloeddruk en het meten ervan
2.1. Hoe wordt joge/lage bloeddruk veroorzaakt?
De bloeddrukwaarde wordt bepaald door een deel van de hersenen, het cardiovasculair centrum
genoemd, en verandert door reacties die via het centrale zenuwstelsel gaan.
Om de bloeddruk te regelen, worden de sterkte en de frequentie van de hartslag (de pols) evenals
de diameter van de bloedvaten gewijzigd. Deze wijziging gebeurt door fijne spieren in de wanden
van de bloedvaten.
Het niveau van de arteriële bloeddruk verandert periodiek tijdens de hartactiviteit: wanneer het
bloed wordt «geëjecteerd» (systole), heeft men een maximumwaarde (systolische
bloeddrukwaarde), aan het einde van de «ontspanningsfase» van het hart (diastole) heeft men
een minimumwaarde (diastolische bloeddrukwaarde).
Om bepaalde ziekten te voorkomen, moeten de waarden voor de bloeddruk binnen bepaalde,
normale marges liggen.
2.2. Welke waarden zijn normaal?
De bloeddruk is abnormaal wanneer in rust de diastolische bloeddruk hoger is dan 90 mmHg
en/of de systolische hoger dan 140 mmHg. In dat geval moet u onmiddellijk uw arts
waarschuwen. Op lange termijn houdt dergelijke hoge bloeddruk een risico in voor uw
gezondheid omdat het gepaard gaat met progressieve letsels aan de bloedvaten.
U moet ook uw arts raadplegen wanneer uw bloeddruk te laag is, met andere woorden wanneer
de systolische waarde lager is dan 100 mmHg en/of de diastolische lager dan 60 mmHg.
Zelfs bij een normale bloeddruk is het aangewezen om zelf regelmatig de bloeddruk te controleren
met uw bloeddrukmeter. Op die manier kan u tijdig mogelijke afwijkingen opsporen en de nodige
maatregelen treffen. Wanneer u onder medische behandeling bent om uw bloeddruk te regelen,
kan u de waarden van uw bloeddruk nagaan door regelmatig en op vaste tijdstippen uw bloeddruk
te meten. Leg deze meetresultaten voor aan uw arts.
Wijzig de door uw arts voorgeschreven
doses van uw geneesmiddel nooit zelf op basis van uw meetresultaten.