Operation Manual
66
4. HET GEBRUIK VAN UW BLOEDDRUKMETER
4.1. De batterijen plaatsen
Plaats de batterijen onmiddellijk nadat u het toestel hebt
uitgepakt. De batterijhouder bevindt zich achteraan het
toestel (zie afbeelding).
a) Verwijder het deksel zoals afgebeeld
b) Plaats de batterijen (4 x afmeting AA 1,5V), en let op
de aangeduide polariteit.
c) Wanneer een batterijwaarschuwing op het scherm
verschijnt, dienen de batterijen te worden verwijderd
en vervangen.
Let op!
• Nadat de batterijwaarschuwing is verschenen, zal het
toestel niet langer functioneren tot de batterijen
werden vervangen.
• Gelieve 'AA'-batterijen met een lange levensduur of
alkaline 1.5V-batterijen te gebruiken. Het gebruik van
herlaadbare batterijen (1.2V accumulatoren) wordt
niet aanbevolen.
• Indien uw bloeddrukmeter voor langere periodes niet
wordt gebruikt, gelieve de batterijen dan uit het
toestel te verwijderen.
Operationele controle: houd de 0/I-knop ingedrukt om
alle displaysymbolen te testen. Indien alles goed
functioneert, dienen alle symbolen te verschijnen.
4.2. Gebruik van een wisselstroomadapter
(speciaal toebehoren)
Het is mogelijk om deze bloeddrukmeter met een Microlife
wisselstroomadapter te gebruiken (output 6 V DC
(gelijkstroom) / 600 mA met DIN-stekker).
a) Steek de wisselstroomstekker in het contact
achteraan het toestel.
b) Steek de wisselstroomadapter in een 230V of 110V s
topcontact. Test of er stroom is door de O/I-knop in te
drukken.










