Operation Manual
21
NEDERLANDS
− controleert u of alle gereedschap
of dergelijke van of uit de
machine verwijderd is.
Service en/of onderhoudswerkzaam-
heden die niet in dit hoofdstuk
beschreven staan mogen uitsluitend
door vaklui uitgevoerd worden.
5.1 Regelmatig onderhoud
Voordat u de machine inschakelt
• Controleer de persluchtslangen op
beschadigingen, en vervang ze
indien nodig.
• Controleer of de schroefverbindin-
gen vast zitten, en draai ze vast
indien nodig.
• Controleer het aansluitsnoer op
beschadigingen, en laat het door
een elektromonteur vervangen
indien nodig.
Om de 50 uur
• Controleer de luchtfilter (22) aan de
compressor, reinig hem indien
nodig.
• Controleer het oliepel van de com-
pressor, vul indien nodig olie
bij
(23).
• Laat het condensatiewater uit het
drukvat in een reservoir lopen (24).
A
Oppassen!
Het condensatiewater bevat
olie en moet afgeleverd worden bij
een verzamelpunt voor schadelijke
stoffen.
• Maak het luchtfilter (25) van de filter-
drukregelaar schoon.
• Laat het condensatiewater uit de fil-
terdrukreductor in een reservoir
lopen (26).
A
Oppassen!
Het condensatiewater bevat
olie en moet afgeleverd worden bij
een verzamelpunt voor schadelijke
stoffen.
Om de 250 uur
• Vervang het luchtfilter van de com-
pressor.
• Vervang het luchtfilter van de filter-
drukregelaar.
Om de 500 uur
• Tap de olie van de compressor af en
ververs ze.
Na 1000 uur
• Laat de compressor nakijken door
een vakman. Hierdoor wordt de
levensduur van de compressor aan
-
zienlijk verlengd.
5.2 De afkortzaag opbergen
1. Schakel het apparaat uit en trek de
stekker uit het stopcontact.
2. Ontlucht het drukvat en alle aange-
sloten persluchtgereedschap.
3. Berg de machine steeds op, waar
onbevoegden het niet kunnen aan
-
zetten.
A
Oppassen!
De machine mag niet in de
open lucht of in een vochtige omge-
ving opgeborgen worden. Leg de
machine voor opberging of voor
transport niet op een zijde.
A
Gevaar!
Alvorens u met werkzaamhe-
den aan het apparaat begint:
− zet u het apparaat uit.
− trekt u de stekker uit het stopcon-
tact.
− wacht u tot het apparaat stilstaat.
− controleert u of het apparaat en
het gebruikte persluchtgereed-
schap en accessoires niet meer
onder druk staan.
− laat u het apparaat en alle
gebruikte persluchtwerktuigen en
toebehoren afkoelen.
Na beëindiging van alle werkzaamhe-
den aan het apparaat:
− schakelt u alle veiligheidsvoorzie-
ningen weer in en controleert u
de werking ervan.
− controleert u of alle gereedschap
of dergelijke van of uit de
machine verwijderd is.
De compressor functioneert niet:
• Er is geen spanning.
− Controleer het snoer, de stekker,
het stopcontact en de betreffende
zekering.
• De netspanning is te laag.
− Gebruik een verlengsnoer met
voldoende doorsnede (zie "Tech-
nische gegevens"). Vermijd
gebruik van een verlengsnoer bij
een koud apparaat.
• De compressor werd uitgeschakeld
door de netstekker uit het stopcon-
tact te trekken terwijl hij in gebruik
was.
− Schakel de compressor eerst uit
met de hoofdschakelaar, en
schakel hem vervolgens weer in.
22
23
24
25
26
6. Problemen en storingen










