Operation Manual
33
NEDERLANDS
1. Zijdelingse toestelafdekking aan de
beide kunststofsluitingen openen.
2. Hendel (44) naar achteren (in rich-
ting van de wijzers van de klok)
drukken, om de aandrukrol van de
draadgeleidingsrol los te maken.
3. Borgbout (50) losmaken en waaier-
schijf (49), U-schijf (48), afstands-
ring(47) en draadgeleidingsrol (46)
van de motoras lostrekken. De
afstandsring
4. Draadgeleidingsrol (46) met de
andere kant weer opsteken.
5. Afstandsring (47), U-schijf(48) en
waaierschijf (49) opsteken en borg-
bout (50) monteren.
6. Lasdraad ontbramen en
− door de geleidingsspiraal,
− via de geleidingsrol,
− ca. 40 - 50 mm in de centrale
aansluiting schuiven.
− Evtl. de brandersaansluiting /
geleidingsspiraal in de positie
corrigeren, zo dat beide op het
midden van de groef wijst.
7. Hendel (44) weer terugdraaien
(tegen de wijzers van de klok in) en
aanpersdruk van de aandrukrol met
de stelschroef (45) instellen.
8. Gassproeier lostrekken en stroom-
sproeier aan brandershals los-
schroeven.
9. Brandersschakelaar bij geringe
draadaanvoer zo lang ingedrukt
houden, tot de lasdraad ca. 2 cm
aan de brandershals te voorschijn
komt.
10. Stroomsproeier losschroeven en
gassproeier weer opsteken.
11. Zijdelingse toestelafdekking weer
afsluiten.
A
Oppassen!
Controleer vóór het inschakelen van
de toestellen alle aansluitingen en
toevoeren.
A
Oppassen!
Beveilig het toestel ter plekke van de
inzet tegen wegrollen.
6.1 LED weergaven
− LED-check:
bij het inschakelen wordt een LED-
check uitgevoerd.
Beide controlelampjes branden voor
1 seconde (LED-check). Zodra de
gele LED "Overbelasting" uitgaat, is
het toestel bedrijfsklaar.
− Groene LED "Net" brandt.
Toestel is bedrijfsklaar.
− Gele LED "Overbelasting" knippert.
Overbelastingsbescherming geacti-
veerd. Zodra de gele LED uitgaat,
kan weer worden gelast .
− Groene LED "Net" knippert.
De branderstoets werd gedurende
een overbelastingsfase ingedrukt
gehouden. Branderstoets loslaten :
het toestel is weer bedrijfsklaar.
De branderstoets werd twee keer
snel achtereen bediend.
Branderstoets opnieuw bedienen.
6.2 Instellen van de laspara-
meters
Het instellen van de bedrijfsparameters
geschiedt via het bedienelement.
Draadaanvoer
Via de draaiknop draadaanvoer wordt de
snelheid van de draadaanvoer ingesteld.
Instelbereik voor de draadaanvoer:
− ca. 0... 20 m/min.
Bij MIG/MAG 150/20 XT, MIG/MAG 165
SP is de draadaanvoersnelheid ook
afhankelijk van het ingesteld lasniveau.
Lasstroom (spanning)
De lasstroom (spanning) wordt via de
keuzeschakelaar voor de lasniveau´s
ingesteld:
MIG/MAG 150/20 XT
− 6 niveau´s
MIG/MAG 170/30 XTC (Combi),
MIG/MAG 165 SP
12 niveau´s:
− 6 niveau´s bij 230 V
− 6 niveau´s bij 400 V
MIG/MAG 200/40 XT, 250/60 XT en
300/45 XT
12 niveau´s:
− 2 grove niveau´s
− 6 fijnniveau´s
6.3 Vrijbrandtijd
De vrijbrandtijd voorkomt bij correcte
instelling een vastbranden van de las-
draad in het smeltbad. De instelling
geschiedt via de draaias vrijbrandtijd
(51).
− Draaias (51) geheel naar links
gedraaid = minimale vrijbrandtijd.
− Draaias (51) geheel naar rechts
gedraaid = maximale vrijbrandtijd.
6.4 Lassen met gasbescher-
ming
A
Oppassen!
Controleer vóór begin van de werk-
zaamheden:
− Correcte lasdraad ingelegd?
− Is het juiste beschermingsgas
aangesloten?
− Brander correct uitgerust (kern,
spiraal, sproeiers en steunpijp)?
1. Massakabel aan geschikte plaats
aan het werkstuk bevestigen.
2. Open de hoofdafsluitkraan van de
gasfles en stel het gewenste gasde-
biet in.
Vervang het gasmondstuk indien
nodig.
Vuistregel ter bepaling van de ver-
eiste hoeveelheid beschermgas
Hoeveelheid beschermgas [l/min] =
10 x doorsnede van de
draadelektrode [mm]
Voorbeeld:
Doorsnede van de draadelektrode 1 mm
vereiste hoeveelheid beschermgas 10 l/
min
6. Bediening
44
45
46
47
48
49
50
51










