Operation Manual

7
NEDERLANDS
3. Klem de aanslag met elke schroef
(30) vast.
Het aanslagprofiel richten:
1. Plaats een winkelhaak van 90°
tegen het aanslagprofiel.
2. Draai de contramoeren van de
beide instelschroeven (32) los en
richt het aanslagprofiel door de
instelschroeven ten opzichte van de
winkelhaak af te regelen.
3. Draai de contramoeren vast.
4. Plaats een winkelhaak van 45°
tegen het aanslagprofiel.
5. Draai de contramoeren van de
beide instelschroeven (33) los en
richt het aanslagprofiel door de
instelschroeven ten opzichte van de
winkelhaak af te regelen.
7.2 De uitvoertafel monteren
(enkel bij gebruik als
vlakschaafbank)
Voor vlakschaafwerkzaamheden moet u
de uitvoertafel (37) monteren (wanneer
de machine als vandikteschaafbank
gebruikt werd, moet u eerst de afzuigkap
samen met de hieraan gemonteerde
afzuigtrechter wegnemen).
Haak de uitvoertafel in de schaaf-
bank vast en bevestig ze met beide
klemhendels (36).
Tip:
De contactpennen aan de onder-
zijde van de uitvoertafel moeten correct
in de contactschakelaar (35) ingrijpen.
Bij gebogen contactpennen of foutief
gemonteerde uitvoertafel zal de machine
niet starten.
7.3 De afzuigkap monteren
(enkel bij gebruik als van-
dikteschaafbank)
Voor vandikteschaafwerkzaamheden
moet u de afzuigkap met afzuigtrechter
(40) monteren (wanneer de machine als
vlakschaafbank gebruikt werd, moet u
eerst de uitvoertafel verwijderen).
1. Haak de afzuigkap met afzuigtrech-
ter in de schaafbank vast (de gelei-
deslede (38) van de afzuigkap moet
zich boven de geleiderail (39) bevin-
den).
2. Maak de afzuigkap met de beide
klemhendels (41) vast.
Tip:
De contactpennen van de afzuig-
kap moeten correct in de contactschake-
laar ingrijpen. Bij gebogen contactpen-
nen of foutief gemonteerde afzuigkap zal
de machine niet starten.
7.4 De afzuiginstallatie aan-
sluiten
Sluit de afzuigtuit van de schaaf-
bank aan op een toegelaten afzuig-
installatie.
Tip:
Het gebruik van de machine zon-
der afzuiginstallatie is enkel mogelijk:
in openlucht;
als er slechts weinig schaafselkrul-
len gemaakt worden (bij kleine
werkstukken en bij geringe afname)
7.5 Aansluiting op het net
Gevaar! Elektrische spanning
Gebruik de machine uitsluitend
in droge ruimten.
Sluit de machine enkel aan op een
stroombron die voldoet aan de onder-
staande voorwaarden (zie ook "Tech-
nische gegevens”):
beveiliging met een differentieel-
schakelaar die aanslaat bij een
lekstroom van 30 mA;
de stopcontacten zijn reglemen-
tair geïnstalleerd, geaard en
goedgekeurd.
driefasige stopcontacten moeten
een aansluiting voor een neutrale
vierde ader bezitten.
bij gebruik van een zaagselafzuig-
installatie moet deze eveneens
van een goedgekeurde aarding
voorzien zijn;
Het snoer moet zo gelegd worden dat
de schaafwerkzaamheden niet be-
moeilijkt worden, en dat het snoer
niet beschadigd kan worden.
Bescherm het snoer tegen hitte en
bijtende scheikundige (vloei)stoffen,
en zorg dat het snoer niet beschadigd
kan worden door scherpe voorwer-
pen.
Als verlengsnoer mag uitsluitend
gebruik gemaakt worden van een
snoer met voldoende doorsnede.
Trek de stekker niet aan het snoer uit
het stopcontact.
Controleer de draairichting!
(enkel bij uitvoering met
draaistroommotor):
Naargelang de volgorde van aanslui-
ting van de fasegeleiders, is het
mogelijk dat de schaafas in de ver-
keerde richting draait. Als dit het
geval is, dan kan dit tot schade aan
de machine of beschadiging van het
werkstuk leiden. Controleer daarom
de draairichting voor elke nieuwe
aansluiting.
Bij verkeerde draairichting moeten de
fasen door een elektromonteur aan de
toevoerleiding of aan de aansluiting
op het spanningsnet omgewisseld
worden werden.
8.1 Gebruik als vlakschaaf-
bank:
Tip:
Het vlakschaven dient om onre-
gelmatige oppervlakken glad te scha-
ven (te richten).
Het werkstuk ligt op de aanvoertafel.
Het werkstuk wordt aan de onder-
kant bewerkt.
De aanvoerrichting (voedingsrich-
ting) van het werkstuk is tegenover-
gesteld aan die van het vandikte-
schaven.
Werkstukafmetingen
Lengte: gebruik een duwhout bij
werkstukken die korter zijn dan
250 mm;
vraag om hulp of gebruik tafelver-
lengstukken bij werkstukken die lan-
ger zijn dan 1500 mm,
Breedte maximaal 310 mm.
Hoogte minstens 5 mm.
37
36
35
38 39
40
41
8. Bediening