Operation Manual

1.3
HC 260 M/ HC 260 K
Werk steeds met een goed zittende en
goed functionerende terugslagbeveiliging.
Werk steeds met scherpe schaafmessen.
In geval van twijfel moet u het werkstuk
onderzoeken op de aanwezigheid van
vreemde voorwerpen (bijvoorbeeld: spij-
kers en/of schroeven).
Gevaar door een onveilige opstelling van
de schaafbank: Als er met lange werkstuk-
ken gewerkt wordt, dan moet er ook met
verlengstukken op de aan- en afvoerzijde
van de schaafbank gewerkt worden. Ver-
mijd gevaarlijke lichaamshoudingen. Zorg
ervoor dat u op een stevige ondergrond
staat en let er vooral op dat u altijd goed in
evenwicht bent.
Gevaar voor andere personen die het
werkbereik betreden:
houd omstaanders, in het bijzonder kinde-
ren, buiten de gevaarszone.
Gevaar voor aanraken van draaiende
schaafbladen: hou voldoende afstand van
de schaafmessen. Zet de schaafbank uit
als er niet mee gewerkt wordt.
Snijgevaar bij stilstaande schaafas: Bij het
vervangen van de schaafmessen moet u
veiligheidshandschoenen dragen.
Gevaar van buitenaf:
gebruik de schaafbank nooit in de regen of
in een vochtige omgeving. Draag er zorg
voor dat er voldoende verlichting is. Werk
niet in de buurt van (licht) ontvlambare
vloeistoffen of ontplofbare gassen.
Gevaar door overbelasting van de schaaf-
bank:
Overbelast de schaafbank nooit. Gebruik
de schaafbank alleen voor het werk waar-
voor hij geschikt is en zoals in de handlei-
ding beschreven.
Gevaar wegens defecten aan de schaaf-
bank:
Controleer de schaafbank vóór elk gebruik
op beschadigingen. Als de schaafbank
defect is, dan mag u niet proberen om
hem toch aan te zetten. Vervang stompe
schaafmessen onmiddellijk. Er bestaat
terugslaggevaar. Als er met een stomp
schaafmes geschaafd wordt, dan ontstaat
er een verhoogd risico op terugslagen van
het werkstuk.
Controleer of er zich geen vreemde voor-
werpen in bevinden (bijvoorbeeld werktui-
gen), alvorens de machine aan te zetten.
Draag beschermende kleding:
Stofmasker;
Oordoppen;
Veiligheidsbril.
Veiligheidsvoorzieningen
Terugslagbeveiliging
De terugslagbeveiliging
(22)
moet verhinderen, dat
een werkstuk door de draaiende schaafassen naar
diegene die de machine bedient, geslingerd kan
worden.
Alle grijpers van de terugslagbeveiliging moe-
ten aan de onderkant spitse punten vertonen.
Alle grijpers van de terugslagbeveiliging moe-
ten vanzelf naar hun beginpunt (naar onderen)
terugkeren.
Beschermingsprofiel voor de schaafassen
Het beschermingsprofiel voor de schaafassen
(23)
moet verhinderen dat de draaiende messen tijdens
het vlakschaven van de bovenkant aangeraakt kun-
nen worden.
Nadat de klemhendel
(24)
losgemaakt is, wordt
het beschermingsprofiel voor de schaafassen
op de breedte van het werkstuk aangepast.
Met behulp van de hendel
(25)
wordt het
beschermingsprofiel voor de schaafassen aan
de hoogte van het werkstuk aangepast.
Om een goede bescherming te garanderen, moet
het beschermingsprofiel voor de schaafassen bij de
vorm van het te schaven werkstuk passen. Bij het
invoeren van het werkstuk in de schaafbank moe-
ten de handen op een natuurlijke wijze over het
beschermingsprofiel voor de schaafassen heen glij-
den.
22
23
25
24