Operation Manual
1.9
HC 260 M/ HC 260 K
3
De schaafmachine kan in één gang maxi-
maal 3 mm materiaal wegschaven. Deze
waarde mag uitsluitend ingesteld worden als:
− de schaafmessen zeer scherp zijn;
− er in een zachte houtsoort geschaafd
wordt
− en als er niet tegelijk op volle breedte
geschaafd wordt.
Als deze regel niet opgevolgd wordt, dan
bestaat het gevaar dat de machine sterk
overbelast wordt. Een werkstuk kan het
beste in meerdere gangen op de gewenste
dikte gebracht worden.
4. Het werkstuk tegen de aanslag plaatsen (even-
tueel een tweede aanslag gebruiken).
5. Beschermingsprofiel voor de schaafassen aan-
passen
− Schaven van smalle kanten (voor het
samenvoegen):
Het beschermingsprofiel voor de schaafas-
sen (63) van de zijkant tegen het werkstuk
schuiven. – De kam (64) van het bescher-
mingsprofiel voor de schaafassen moet hier-
bij lichtjes verend blijven.
− Schaven van brede zijden:
Het beschermingsprofiel van de schaafassen
(65) van bovenaf op het werkstuk neerlaten.
6. Motor aanzetten.
7. Het werkstuk moet rechtuit op de aanvoertafel
aangevoerd worden. De vingers niet spreiden
(gesloten houden) en het werkstuk met de
vlakke hand invoeren. Pas als het werkstuk in
het bereik van de aanvoertafel is mag er druk
op uitgeoefend worden.
8. Als u stopt met werken, dan moet u de machine
uitzetten.
Gebruik als vandikteschaafbank
3
Het vandikteschaven heeft tot doel om een
reeds vlakgeschaafd werkstuk op de
gewenste diktemaat te brengen.
− Het werkstuk wordt door de vandikte-
schaafbank zelfstandig in de machine
getrokken.
− Het werkstuk moet met de vlakgeschaafde
kant naar onderen op de vandiktetafel
geplaatst worden.
− De bewerking van het werkstuk gebeurt
dus aan de bovenkant.
− De aanvoerrichting (voedingsrichting) van
het werkstuk is tegenovergesteld aan die
van het vlakschaven.
62
63
64
65










