Instructions

25
5. Verbind de GROENE meetkabel met de aardegeleider of met de neutrale geleider
als het circuit beschermd wordt door RCD.
6. Druk op de toets [TEST]. De gemeten luswaarde wordt weergegeven.
7. Noteer de lusmetingswaarde.
8. Herhaal dezelfde lusmeting met de nieuwe meetkabels en noteer de waarde.
Deze waarde
moet hoger zijn dan het eerste meetresultaat.
9. Trek het eerste meetresultaat van het tweede meetresultaat af om de extra
lusweerstand te verkrijgen, gecreëerd door de nieuwe kabelset.
Als het resultaat negatief is, de tweede kabelsetweerstand is lager dan de
standaard verstrekte kabelset en moet niet gebruikt worden voor lusmetingen
op dit instrument.
Als het resultaat hoger is dan 0.99 Ω, zal het instrument niet in staat zijn
de extra kabelweerstand volledig in gebruik te nemen. Gebruik de kabelset
in dit geval niet of trek het verschil manueel af van elke volgende meting.
Als u de extra kabelweerstand wilt invoeren om de instrumentmetingen te
corrigeren:
10. Selecteer [SETUP] op de onderste bereikknop van het instrument.
11. Druk op de knop [ ] totdat het weergavescherm Null weergeeft.
12. Druk op de knop [TEST] om de functie te selecteren.
13. Druk op de knop [ ] totdat het weergavescherm de vereiste extra weerstand
toont.
14. Druk op de knop [TEST] om de verschuiving op te slaan. Het weergavescherm
zal Ok weergeven om te bevestigen dat de instelling opgeslagen is.
15. Het weergavescherm zal de [ ] weergeven als een herinnering om te
waarschuwen dat er een lusweerstandverschuiving geselecteerd is.
Als u verschuiving van de lusmeting wilt verwijderen:
16. Selecteer [SETUP] op de onderste bereikknop van het instrument.
17. Druk op de knop [ ] totdat het weergavescherm Null weergeeft.
18. Druk op de knop [TEST] om de functie te selecteren.
19. Druk op de knop [ ] totdat het weergavenscherm 0.00 weergeeft. De knop kan
ingedrukt gehouden worden om automatisch te tellen.
20. Druk op de knop [TEST] om de verschuiving op te slaan.
21. Het symbool [ ] zal nu verdwijnen.
8.3 Aanpassing helderheid achtergrondverlichting
Het achtergrondverlichting heeft vier niveaus
OFF (Uitgeschakeld)
Laag (Standaard)
Medium
Hoog
Als u de helderheid van het achtergrondverlichting wilt aanpassen (of het
achtergrondverlichting volledig wilt uitschakelen):
1. Selecteer [SETUP] op de onderste bereikknop van het instrument.
2. Druk herhaaldelijk op de achtergrondverlichtingknop [ ] om de gewenste
instelling te bereiken.
Als u de SETUP-modus wilt verlaten, draait u de onderste bereikknop naar een
andere positie.