Operation Manual

9 van 82
2.5. Voorwaarden van uw werkomgeving
Het niet naleven van deze aanwijzingen kan storingen of beschadi-
ging van het toestel tot gevolg hebben. Voor deze gevallen geldt
geen waarborg.
Laat uw navigatiesysteem en alle aangesloten apparatuur nooit in
contact komen met vocht. Verder vermijdt u ook stof, hitte en di-
recte zonnestralen. Negeert u deze raadgevingen, dan kan dat lei-
den tot storingen en beschadigingen van uw apparaat.
Bescherm uw toestel in ieder geval tegen vocht bijv. door regen en
hagel. Opgelet! Vochtigheid kan door condensatie ook binnenin
een beschermhoes ontstaan.
Vermijd sterke vibraties en schokken, zoals die b.v. bij veldrijden
kunnen optreden.
Zorg ervoor, dat het toestel niet uit zijn houder los kan komen, b.v.
bij het remmen. Monteer het toestel zo loodrecht mogelijk.
2.6. Omgevingstemperatuur
Uw apparaat kan bij een omgevingstemperatuur van 5° C tot 35° C
en bij een relatieve luchtvochtigheid van 10% - 90% (niet-conden-
serend) werken.
Staat uw apparaat uit dan kunt u hem bij 0° C tot +60° C wegzet-
ten.
Het toestel dient veilig vervoerd te worden. Vermijd hoge tempera-
turen (bijv. bij het parkeren of door rechtstreeks zonlicht).
E5x70 Generic NL Gopal 7.5 MSN 4005 1598 Content.indd 9E5x70 Generic NL Gopal 7.5 MSN 4005 1598 Content.indd 9 21.07.2014 11:25:5421.07.2014 11:25:54