Voorwoord Hartelijk dank voor het kiezen van een Mazda. Bij het ontwerp en de constructie van automobielen geven wij bij Mazda aan de volledige tevredenheid van de klant de hoogste prioriteit. Wij raden u aan dit instruktieboekje zorgvuldig door te lezen en de daarin opgenomen raadgevingen op te volgen zodat u zonder problemen van uw nieuwe Mazda kunt genieten. Regelmatig onderhoud van uw auto door een deskundige reparateur helpt zowel de rijwaardigheid als ook de verkoopwaarde ervan te behouden.
Gebruik van dit instruktieboekje Wij willen u er bij helpen optimaal van het rijden met uw auto te kunnen genieten. Wanneer u dit instruktieboekje volledig doorleest, kan dit in belangrijke mate aan uw rijplezier bijdragen. Illustraties vormen een aanvulling op de tekst van dit instruktieboekje en geven een nadere verklaring voor een optimaal gebruik van uw Mazda.
Inhoudsopgave Afbeeldingenindex Aanzichten van interieur, exterieur en identificatie van de onderdelen van uw Mazda. Belangrijke veiligheidsuitrusting Belangrijke informatie over de veiligheidsuitrusting, zoals zittingen, veiligheidsgordelsysteem, kinderzitjes en SRS airbags. Alvorens te gaan rijden Gebruik van diverse voorzieningen, zoals sleutels, portieren, spiegels en ruiten.
1 Afbeeldingenindex Aanzichten van interieur, exterieur en identificatie van de onderdelen van uw Mazda. Overzicht van het interieur (Model met links stuur) ...................... 1-2 Interieuruitrusting (Aanzicht A) .................................................... 1-2 Interieuruitrusting (Aanzicht B) .................................................... 1-4 Interieuruitrusting (Aanzicht C) .................................................... 1-5 Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur)......
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht A) Portiervergrendelknop ........................................................................................ pagina 3-23 Richtingaanwijzers en signaal voor rijbaanverandering .................................... pagina 4-65 Lichtschakelaar .................................................................................................. pagina 4-57 Ruitenwisser en sproeierhendel ......................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Audiobedieningsschakelaars .............................................................................. pagina 5-67 Instrumentenpaneelverlichtingknop ................................................................... pagina 4-28 Instrumentengroep ............................................................................................. pagina 4-24 Kruissnelheidsregelaarschakelaars...................................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht B) SRS airbags ........................................................................................................ pagina 2-38 Klimaatregelsysteem ............................................................................................ pagina 5-2 Achterruitverwarmingsschakelaar ..................................................................... pagina 4-72 Audio-installatie .....................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht C) Windvanger ...................................................................................................... pagina 5-135 Ontgrendelhendel vouwdak ............................................................................... pagina 3-46 Zijopbergvak van zitting .................................................................................. pagina 5-132 Consolevak ..............................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht A) Ruitenwisser en sproeierhendel ......................................................................... pagina 4-66 Richtingaanwijzers en signaal voor rijbaanverandering .................................... pagina 4-65 Lichtschakelaar .................................................................................................. pagina 4-57 Portiervergrendelknop ....................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Waarschuwingsknipperlichtschakelaar .............................................................. pagina 4-74 Startdrukknop ....................................................................................................... pagina 4-4 Instrumentenpaneelverlichtingknop ................................................................... pagina 4-28 Audiobedieningsschakelaars ..........................................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht B) SRS airbags ........................................................................................................ pagina 2-38 Audio-installatie ................................................................................................. pagina 5-15 Klimaatregelsysteem ............................................................................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht C) Zonneklep......................................................................................................... pagina 5-122 Make-up spiegeltje ........................................................................................... pagina 5-122 Binnenspiegel ..................................................................................................... pagina 3-36 Interieurverlichting.....
Afbeeldingenindex Overzicht van het exterieur Motorkap ............................................................................................................ pagina 6-17 Voorruitenwisserbladen ...................................................................................... pagina 6-27 Vouwdak (Canvasdak) ....................................................................................... pagina 3-42 Portieren en sleutels ......................................................................
2 Belangrijke veiligheidsuitrusting Belangrijke informatie over de veiligheidsuitrusting, zoals zittingen, veiligheidsgordelsysteem, kinderzitjes en SRS airbags. Zittingen .............................................................................................. 2-2 Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de zittingen ...................... 2-2 Zitting ............................................................................................ 2-5 Hoofdsteunen .............................................
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de zittingen WAARSCHUWING Zorg er voor dat de afstelbare onderdelen van een zitting op hun plaats vergrendeld zijn: Niet goed vergrendelde afstelbare zittingen en rugleuningen zijn gevaarlijk. Bij plotseling stoppen of een botsing kan de zitting of de rugleuning in beweging komen, hetgeen letsel kan veroorzaken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen WAARSCHUWING Rijd niet met beschadigde zittingen: Rijden met beschadigde zittingen, zoals zitkussens die gescheurd of tot op het urethaan beschadigd zijn, is gevaarlijk. De zittingen die belangrijke airbagonderdelen bevatten kunnen door een botsing beschadigd worden, ook als het een botsing is die voor het activeren van de airbags niet krachtig genoeg is.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen WAARSCHUWING Laat uw auto altijd vergrendeld achter en bewaar de autosleutels op een veilige plaats buiten het bereik van kinderen: Het onvergrendeld achterlaten van uw auto of de sleutels binnen het bereik van kinderen houden is gevaarlijk. Kinderen die via een open kofferdeksel in de kofferruimte kruipen kunnen per ongeluk in de kofferruimte opgesloten raken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Zitting Gebruik van de zittingen Lengteverstelling Om een zitting naar voren of naar achteren te verplaatsen, de hendel omhoog trekken, de zitting in de gewenste stand schuiven en de hendel loslaten. Controleer of de hendel in de uitgangspositie is teruggekeerd en of de zitting op zijn plaats vergrendeld is door te proberen deze even naar voren en naar achteren te duwen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Stoelverwarming* De zittingen worden elektrisch verwarmd. Het contact moet op ON staan. Druk terwijl het contact op ON staat de stoelverwarmingschakelaar in zodat het indikatielampje gaat branden. De modus verandert als volgt telkens wanneer de stoelverwarmingschakelaar wordt ingedrukt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPMERKING Als het contact wordt uitgeschakeld terwijl de stoelverwarming in werking is (Hoog, Midden of Laag) en vervolgens opnieuw wordt ingeschakeld, zal de stoelverwarming automatisch werken op de temperatuur die ingesteld is alvorens het contact werd uitgeschakeld. Gebruik de stoelverwarming wanneer de motor draait. Als de stoelverwarming gedurende langere tijd ingeschakeld blijft terwijl de motor niet draait, kan de accu uitgeput raken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Hoofdsteunen Niet-afstelbare hoofdsteunen Uw auto is uitgerust met niet-afstelbare hoofdsteunen op de bestuurders- en passagiersrugleuning. De niet-afstelbare hoofdsteunen bestaan uit een stuk schuimstofbekleding op het bovenste gedeelte van de rugleuningen en zijn bedoeld om u en de passagier tegen nekletsel te beschermen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de veiligheidsgordels Veiligheidsgordels helpen de kans op ernstig letsel tijdens ongevallen en plotseling stoppen te verminderen. Het wordt door Mazda aangeraden dat de bestuurder en passagiers te allen tijde gebruik maken van de veiligheidsgordels. Alle zittingen zijn voorzien van heup/schoudergordels.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING Rijd niet met een auto met een beschadigde veiligheidsgordel: Gebruik van een beschadigde veiligheidsgordel is gevaarlijk. Bij een ongeluk kan het gordelmateriaal van de veiligheidsgordel die op dat moment werd gedragen beschadigd raken. Een beschadigde veiligheidsgordel kan tijdens een aanrijding geen voldoende bescherming bieden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING Instrukties voor gebruik van de veiligheidsgordels: Veiligheidsgordels dienen op het beenderstelsel van het lichaam te drukken en behoren laag om de voorzijde van het bekken, of om het bekken, de borst en schouders gedragen te worden, al naargelang van toepassing; het dragen van de heupgordel rondom de buik dient vermeden te worden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem OPGELET Het oprollen van de veiligheidsgordels verloopt stroever wanneer de gordels en de gordelgeleiders verontreinigd zijn. Houd deze dus altijd schoon. Zie voor meer bijzonderheden betreffende het reinigen van de veiligheidsgordels “Reinigen van het materiaal van de heup/schoudergordels” (pagina 6-70).
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Noodblokkeerstand Wanneer de veiligheidsgordel is vastgemaakt, zal deze zich altijd in de noodblokkeerstand bevinden. In de noodblokkeerstand blijft de gordel comfortabel om de gebruiker zitten en zal de oprolautomaat tijdens een aanrijding in positie blokkeren. Als de gordel geblokkeerd is en niet naar buiten getrokken kan worden, de gordel eenmaal laten oprollen en deze vervolgens langzaam proberen naar buiten te trekken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Veiligheidsgordels Vastmaken van de veiligheidsgordels WAARSCHUWING Draag de veiligheidsgordel door deze altijd correct door de geleider te voeren: Het dragen van een veiligheidsgordel zonder de veiligheidsgordel door te geleider te voeren is gevaarlijk omdat de veiligheidsgordel dan geen voldoende bescherming bij een ongeluk kan bieden, hetgeen ernstig letsel kan veroorzaken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Losmaken van de veiligheidsgordels Druk de knop op de veiligheidsgordelgesp in. Als de gordel niet volledig wordt opgerold, deze naar buiten trekken en op verdraaiing en knikken inspecteren. Kijk vervolgens of bij het oprollen de gordel onverdraaid blijft.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Voorspanners van veiligheidsgordels en begrenzingsystemen Voor een optimale bescherming zijn de veiligheidsgordels van de bestuurdersstoel en de passagierszitting uitgerust met voorspanner- en begrenzingsystemen. Om deze beide systemen correct te kunnen laten functioneren dient u de veiligheidsgordel op de juiste wijze te dragen. Voorspanners: Wanneer een botsing wordt bespeurd, worden de voorspanners gelijktijdig met de airbags geactiveerd.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING WAARSCHUWING Maak enkel gebruik van de veiligheidsgordels op de wijze zoals in dit instruktieboekje wordt aangegeven: Het verkeerd dragen van de veiligheidsgordels van de bestuurdersstoel en de voorpassagierszitting is gevaarlijk.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem OPMERKING Het is mogelijk dat het voorspannersysteem niet functioneert, afhankelijk van het type botsing. Zie voor bijzonderheden, Criteria voor SRS airbag activering (pagina 2-50). Bij het in werking treden van de airbags en de voorspanners zal er enige rook (een niet-toxisch gas) vrijkomen. Dit duidt echter niet op brand.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van een kinderzitje Het wordt door Mazda ten sterkste aanbevolen gebruik te maken van kinderzitjes voor kinderen die klein genoeg zijn om er gebruik van te kunnen maken. Mazda raadt het gebruik aan van een origineel Mazda kinderzitje of een die voldoet aan de UNECE*1 44 bepaling. Neem contact op met een officiële Mazda dealer in het geval u een origineel Mazda kinderzitje denkt aan te schaffen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Gebruik een kinderzitje van de juiste maat: Voor een effectieve beveiliging bij botsingen en plotseling afremmen dienen kinderen gebruik te maken van veiligheidsgordels of een kinderzitje afhankelijk van de leeftijd en de grootte. Zo niet, dan bestaat de kans dat het kind bij een ongeluk ernstig of zelfs dodelijk letsel oploopt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Uiterst gevaarlijk! Gebruik nooit een achterwaarts gericht kinderzitje op de passagierszitting welke voorzien is van een airbag die geactiveerd zou kunnen worden: Gebruik NOOIT een achterwaarts gericht kinderzitje op een zitting die aan de voorzijde door een ACTIEVE AIRBAG beveiligd is. Dit kan DODELIJK of ERNSTIG LETSEL aan het KIND toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Alvorens u een kinderzitje op de passagierszitting gaat installeren, de passagierszitting zo ver mogelijk naar achteren plaatsen: Bij een botsing kan de kracht van een airbag die wordt opgeblazen ernstig of dodelijk letsel aan het kind toebrengen. Controleer altijd dat het airbag-uitgeschakeld OFF-indikatielampje van de passagiersairbag brandt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Laat een kind of iemand anders niet op of tegen de zijruit leunen van een auto met zijairbags: Het is gevaarlijk als iemand op of tegen de zijruit, het gedeelte van de passagierszitting van waaruit de zij-airbags worden opgeblazen leunt, ook als een kinderzitje wordt gebruikt. De schok van een zij-airbag die wordt opgeblazen kan ernstig of dodelijk letsel toebrengen aan een kind dat niet goed op zijn plaats zit.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje OPMERKING (Europees model) Uw Mazda is uitgerust met Isofix-ankers voor de bevestiging van Isofix-kinderzitjes. Zie “Gebruik van Isofix-ankers”, wanneer u deze ankers voor de bevestiging van een kinderzitje gebruikt (pagina 2-35).
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Installatie van kinderzitjes Categorieën kinderzitjes OPMERKING Vraag bij aankoop de fabrikant van het kinderzitje welk type kinderzitje voor uw kind en voertuig het meest in aanmerking komt. (Europa) Kinderzitjes worden onderverdeeld in de volgende 5 groepen overeenkomstig de UNECE 44 bepaling.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Soorten kinderzitjes (Europa) In dit instruktieboekje worden verklaringen gegeven voor met veiligheidsgordels bevestigde kinderzitjes voor de volgende drie meest gebruikte soorten kinderzitjes: babyzitje, peuterzitje, juniorenzitje. Peuterzitje Gelijk aan Groep 1 van de UNECE 44 bepaling. OPMERKING De installatiepositie wordt bepaald door het type kinderzitje. Lees de instrukties van de fabrikant en dit instruktieboekje steeds nauwkeurig.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Installatiepositie van babyzitje Een babyzitje wordt uitsluitend in de achterwaarts gerichte positie gebruikt. Zie de tabel “Geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities” voor de installatiepositie van een babyzitje (pagina 2-30). WAARSCHUWING Installeer altijd een babyzitje op de juiste zitplaats: Het installeren van een babyzitje zonder eerst de tabel “Geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities” te raadplegen is gevaarlijk.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Installatiepositie van peuterzitje Een peuterzitje wordt gebruikt in de voorwaarts en achterwaarts gerichte posities, afhankelijk van de leeftijd en de grootte van het kind. Volg bij het installeren de instrukties van de fabrikant in overeenstemming met de betreffende leeftijd en grootte van het kind, alsmede de richtingen voor het installeren van het kinderzitje.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Voorwaarts gericht type WAARSCHUWING Nooit een voorwaarts gericht peuterzitje op de verkeerde zitplaats installeren: Het installeren van een voorwaarts gericht peuterzitje zonder eerst de tabel “Geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities” te raadplegen is gevaarlijk. Een voorwaarts gericht peuterzitje dat op de verkeerde zitting wordt geïnstalleerd kan niet op de juiste wijze worden bevestigd.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Tabel voor geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities (Europa en landen die voldoen aan de UNECE 16 bepaling) De informatie aangegeven in de tabel geeft de geschiktheid aan van uw kinderzitje voor de diverse zitposities. Voor de geschiktheid van installatie van kinderzitjes van overige fabrikanten wordt u verzocht de instrukties van de fabrikant behorend bij het betreffende kinderzitje nauwkeurig te raadplegen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje X = Isofix positie die niet geschikt is voor Isofix kinderzitjes in deze gewichtsgroep en/of deze grootteklasse. (Behalve Europa) Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur betreffende kinderzitjes die geschikt zijn voor installatie in uw Mazda.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Kinderzitjes met veiligheidsgordelbevestiging Passagierszitting Met een inzittende passagier detectiesysteem Kinderzitjegroep Leeftijdsgroep Gewichtsgroep GROEP 0 GROEP 0 Type kinderzitje Zonder een inzittende passagier detectiesysteem (Airbag ingeschakeld) (Airbag uitgeschakeld) Tot ongeveer 9 maanden oud Minder dan 10 kg Babyzitje X X U Tot ongeveer 2 jaar oud Minder dan 13 kg Babyzitje X X U GROEP 1 Ongeveer 8 maanden tot 4 9 kg — 18 kg j
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Installeren van kinderzitjes Ankerplaat De auto is uitgerust met ankersteunen voor de bevestiging van kinderzitjes. Bepaal de plaats van het anker aan de hand van de afbeelding. Volg bij het installeren van een kinderzitje altijd de gebruikershandleiding die bij het kinderzitje is meegeleverd. Plaats van ankerplaat Gebruik bij het installeren van een kinderzitje uitgerust met een spanriem de aangegeven plaatsen van de ankersteunen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje 1. Open het vouwdak. 2. Schuif de passagierszitting zo ver mogelijk naar achteren en schuif deze vervolgens ongeveer 10 uitsparingen (100 mm) naar voren, zodat u uw hand er achter kunt plaatsen (pagina 2-5). 3. Verwijder de afdekking. 5. Trek de spanriem onder de hoofdsteun door en bevestig deze aan de spanriemverankering. Zie voor de methode van het afstellen van de spanriem, de instrukties van de fabrikant van het kinderzitje.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Gebruik van Isofix-ankers WAARSCHUWING Volg de instrukties van de fabrikant voor het gebruik van het kinderzitje: Een kinderzitje dat niet is bevestigd, is gevaarlijk. Bij plotseling stoppen of een aanrijding zou het kinderzitje van zijn plaats kunnen schuiven en ernstig letsel, mogelijk met dodelijke afloop, aan het kind of andere inzittenden kunnen toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje 1. Open het vouwdak. 2. Controleer of het contact uitgeschakeld is. 3. Schuif de passagierszitting zo ver mogelijk naar achteren (pagina 2-5). 4. Let er op dat de rugleuning stevig vergrendeld is door de rugleuning naar achteren te duwen totdat deze volledig vergrendeld is. 5. Maak de ruimte tussen het zitkussen en de rugleuning een weinig groter om de plaatsen van de Isofix-ankers te bepalen. 7.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Bevestig de spanriem altijd aan het juiste spanriemverankeringspunt: Bevestigen van de spanriem aan het verkeerde spanriemverankeringspunt is gevaarlijk. Bij een botsing zou de spanriem los kunnen schieten waardoor het kinderzitje zou kunnen losraken. Als het kinderzitje van zijn plaats schuift, zou dit aan het kind letsel mogelijk met dodelijke afloop kunnen toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Voorzorgsmaatregelen betreffende het aanvullende beveiligingssysteem (SRS) De aanvullende beveiligingssystemen (SRS) van de voor- en zijkant omvatten verschillende typen airbags. Ga na met welke soorten airbags uw auto is uitgerust door de plaatsen met de aanduiding “SRS AIRBAG” op te zoeken. Deze indikators zijn zichtbaar op de plaats waar de airbags ingebouwd zijn.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Als uw auto is ook uitgerust met een inzittende passagier detectiesysteem, zie voor bijzonderheden Inzittende passagier detectiesysteem (pagina 2-53). Als uw auto is uitgerust met een inzittende passagier detectiesysteem, gaat het airbaguitgeschakeld indikatielampje van de passagiersairbag gedurende een bepaalde tijd branden nadat het contact op ON is gezet.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Uiterst gevaarlijk! Gebruik nooit een achterwaarts gericht kinderzitje op de passagierszitting welke voorzien is van een airbag die geactiveerd zou kunnen worden: Gebruik NOOIT een achterwaarts gericht kinderzitje op een zitting die aan de voorzijde door een ACTIEVE AIRBAG beveiligd is. Dit kan DODELIJK of ERNSTIG LETSEL aan het KIND toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Ga in het midden van de zitting zitten en draag de veiligheidsgordels op de juiste wijze: Het te dichtbij de zij-airbagmodules zitten of er handen op plaatsen of tegen het portier geleund slapen of uit de ramen hangen is uiterst gevaarlijk. De zij-airbags worden met grote kracht en snelheid direct langs het portier aan de zijde waar de auto geraakt is opgeblazen. Als iemand zich te dicht bij het portier bevindt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Monteer dus nooit uitrusting aan de voorzijde van uw wagen: Monteren van uitrusting aan de voorzijde van de wagen, zoals een frontale crashbar (kangaroe crashbar, vee crashbar, aanduwstang, of dergelijke), sneeuwploeg of lieren is gevaarlijk. Dit kan een nadelige invloed hebben op het systeem van de airbag crash sensoren.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Plaatsen geen bagage of overige voorwerpen onder de zittingen: Het plaatsen van bagage of overige voorwerpen onder de zittingen is gevaarlijk. De kans bestaat dat onderdelen die essentieel zijn voor de werking van het aanvullend beveiligingssysteem beschadigd worden en in het geval van een botsing aan de zijkant is het mogelijk dat de bijbehorende airbags niet geactiveerd worden, hetgeen ernstig of dodelijk letsel tot gevolg kan hebben.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags OPMERKING De activering van een airbag gaat gepaard met een hard opblaasgeluid en enige rookontwikkeling. Beide veroorzaken echter geen letsel, alhoewel de weefselstructuur van de airbags als gevolg van wrijving lichte huidverwondingen kan veroorzaken op lichaamsdelen die niet door kleding beschermd zijn.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Onderdelen van het aanvullend beveiligingssysteem (Met inzittende passagier detectiesysteem) 2–45
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags (Zonder inzittende passagier detectiesysteem) Gasgeneratoren en airbags van bestuurder/passagier Impactsensoren en diagnosemodule (SAS eenheid) Voorspanners van veiligheidsgordels (pagina 2-16) Voorste airbagsensors Zij-impactsensors Waarschuwingslampje voor systeem van airbag/veiligheidsgordelvoorspanners (pagina 4-33) Gasgeneratoren zijkant en airbags Passagiersairbag-uitgeschakeld indikatielampje* (pagina 2-53) Inzittende passagier detectiesensor* (pagina 2
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Werking van de SRS airbags Uw Mazda is uitgerust met de volgende typen SRS airbags. SRS airbags zijn ontworpen om te werken in combinatie met de veiligheidsgordels om letsel tijdens een ongeval te helpen verminderen. De SRS airbags zijn ontworpen om als aanvulling op de veiligheidsgordelfuncties de passagiers extra bescherming te bieden. Draag de veiligheidsgordels op de juiste wijze.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Passagiersairbag De passagiersairbag is ingebouwd in het instrumentenpaneel aan de passagierszijde. Het opblaasmechanisme voor de passagiersairbag is hetzelfde als bij de bestuurdersairbag, zoals boven vermeld. Zie voor nadere bijzonderheden over airbag activering, “Criteria voor SRS airbag activering” (pagina 2-50).
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Zij-airbags De zij-airbags zijn ingebouwd in de buitenste zijden van de rugleuningen. Wanneer de impactsensoren van een airbag een zijdelingse botsing met meer dan gematigde kracht registreren, blaast het systeem enkel de zij-airbag op aan de zijde waar de auto geraakt is.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Criteria voor SRS airbag activering Deze tabel geeft de betreffende SRS uitrusting aan die afhankelijk van het type botsing geactiveerd wordt. (De illustraties tonen representatieve voorbeelden van botsingen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Beperkingen van de SRS airbag Bij ernstige botsingen zoals die hierboven beschreven onder “Criteria voor SRS airbag activering” zal de betreffende SRS airbaguitrusting geactiveerd worden. Echter bij bepaalde botsingen bestaat de kans dat de uitrusting niet geactiveerd wordt, afhankelijk van het type botsing en de ernst ervan.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Beperkingen ten aanzien van de detectie van zijdelingse botsingen: In de volgende illustraties worden voorbeelden gegeven van zijdelingse botsingen die mogelijk niet als ernstig genoeg bespeurd worden om de SRS airbaguitrusting te activeren.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Inzittende passagier detectiesysteem* Lees eerst nauwkeurig “Voorzorgsmaatregelen betreffende het aanvullende beveiligingssysteem (SRS)” (pagina 2-38). Inzittende passagier detectiesensor Uw auto is uitgerust met een inzittende passagier detectiesensor als onderdeel van het aanvullende beveiligingssysteem. Deze sensor is ingebouwd in het zitkussen van de passagierszitting. Deze sensor meet de elektrostatische capaciteit van de passagierszitting.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Tabel voor aan/uit conditie van airbag-uitgeschakeld indikatielampje van passagiersairbag Conditie bespeurd door systeem van inzittende passagier detectiesensor Voor- en zij-airbags van passagierszitting Systeem van veiligheidsgordelvoorspanner van passagierszitting Leeg (niet bezet) Uitgeschakeld Uitgeschakeld Er bevindt zich een kind in een kinderzitje*1 Uitgeschakeld Uitgeschakeld Gereed Gereed Volwassene*2 Indikatielampje van de deactiveringssch
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Laat niet een inzittende op de passagierszitting plaatsnemen in een houding die het voor de inzittende passagier detectiesensor moeilijk maakt de inzittende correct te bespeuren: Zitten op de passagierszitting in een houding die het voor de inzittende passagier detectiesensor moeilijk maakt de inzittende correct te bespeuren is gevaarlijk.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Het zitkussen van de passagierszitting wordt omhoog geduwd door bagage of andere voorwerpen die zijn geplaatst onder de passagierszitting of tussen de passagierszitting en de bestuurdersstoel. Er is een voorwerp, zoals een kussen, geplaatst op de passagierszitting of tussen de rug van de passagier en de rugleuning. Er is een zittinghoes over de passagierszitting geplaatst.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags OPMERKING Het systeem heeft ongeveer 10 seconden nodig om het systeem van de voor- en zijairbags van de passagierszitting en het systeem van de veiligheidsgordelvoorspanner beurtelings in of uit te schakelen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Constante controle De volgende onderdelen van de airbagsystemen en de actieve motorkap worden door een diagnosesysteem gecontroleerd: Impactsensoren en diagnosemodule (SAS eenheid) Voorste airbagsensors Airbagmodules Zij-impactsensors Waarschuwingslampje voor systeem van airbag/voorspanner van veiligheidsgordel Voorspanners van veiligheidsgordels Aanverwante bedrading (Met inzittende passagier detectiesysteem) Indikat
Belangrijke veiligheidsuitrusting Actieve motorkap Voorzorgsmaatregelen actieve motorkap* In het onwaarschijnlijke geval dat een voetganger door de auto zou worden aangereden en op de voorzijde van de auto een bepaalde impact wordt uitgeoefend, wordt de impact tegen het hoofd van de voetganger als dit tegen de motorkap zou stoten verminderd doordat het achterste gedeelte van de motorkap onmiddellijk omhoog gaat voor het aanhouden van een brede ruimte tussen de motorkap en de onderdelen in de motorruimte.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Actieve motorkap WAARSCHUWING Neem altijd contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur als de actieve motorkap geactiveerd is. Als aan de motorkapontgrendelhendel wordt getrokken nadat de actieve motorkap geactiveerd is, gaat de motorkap nog verder omhoog. Als met de motorkap omhoog met de auto wordt gereden, wordt het uitzicht belemmerd en kan dit een ongeluk veroorzaken. Probeer ook de motorkap niet omlaag de duwen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Actieve motorkap Werking en behandeling Controleer altijd alvorens te gaan rijden dat de motorkap volledig gesloten is. Anders bestaat de kans dat het systeem niet normaal functioneert. Het is mogelijk dat het systeem gedurende ongeveer 8 seconden nadat het contact op ON is gezet niet functioneert. Gebruik banden van dezelfde voorgeschreven maat op alle vier wielen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Actieve motorkap Werking van de actieve motorkap Als de actieve motorkap geactiveerd wordt, niet geactiveerd wordt Als de actieve motorkap geactiveerd wordt De actieve motorkap wordt onder de volgende omstandigheden geactiveerd: Als de voorzijde van de auto in botsing komt met een voetganger of ander obstakel en de rijsnelheid voldoende is om het systeem te activeren, wordt het systeem geactiveerd als bij de botsing een bepaalde impact wordt uitgeoefend, ook als
3 Alvorens te gaan rijden Gebruik van diverse voorzieningen, zoals sleutels, portieren, spiegels en ruiten. Sleutels ................................................. 3-2 Sleutels ........................................... 3-2 Afstandbediende portiervergrendeling ....................... 3-4 Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling ......................... 3-10 Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling*.................... 3-10 Werkingsbereik ............................
Alvorens te gaan rijden Sleutels Sleutels WAARSCHUWING OPGELET Laat nooit de sleutel in uw auto achter wanneer er zich kinderen in bevinden en bewaar ze op een plaats waar uw kinderen ze niet kunnen vinden en er niet mee kunnen spelen: Het is gevaarlijk kinderen in een auto achter te laten waarvan de sleutel in het contact steekt. Dit kan tot gevolg hebben dat iemand ernstig letsel wordt toegebracht of zelfs tot een ongeluk met dodelijke afloop leiden.
Alvorens te gaan rijden Sleutels OPGELET OPMERKING Volg onderstaande instrukties om beschadiging van de sleutel (zender) te voorkomen: Laat de sleutel niet vallen. Laat de sleutel niet nat worden. De sleutel niet demonteren. Stel de sleutel niet bloot aan hoge temperaturen op plaatsen zoals het dashboard of de motorkap, onder direct zonlicht. Stel de sleutel niet bloot aan magnetische velden van enigerlei aard. Geen zware voorwerpen op de sleutel plaatsen.
Alvorens te gaan rijden Sleutels Afstandbediende portiervergrendeling Dit systeem maakt gebruik van de sleuteltoetsen om op afstand de portieren, het kofferdeksel en de afsluitklep van de brandstofvuldop te vergrendelen en te ontgrendelen en opent het kofferdeksel. Het systeem kan de motor starten zonder dat u de sleutel uit uw portemonnee of zak hoeft te nemen. Bediening van het anti-diefstal beveiligingssysteem is ook mogelijk bij modellen die voorzien zijn van een antidiefstal beveiligingssysteem.
Alvorens te gaan rijden Sleutels Zender OPMERKING De levensduur van de batterij is ongeveer 1 jaar. Vervang de batterij door een nieuwe als het KEY indikatielampje (groen) in de instrumentengroep gaat knipperen. Het wordt aanbevolen de batterij ongeveer eenmaal per jaar te vernieuwen, omdat de kans bestaat dat het KEY waarschuwingslampje/ indikatielampje niet gaat branden of knipperen, afhankelijk van hoe snel de batterij uitgeput is geraakt.
Alvorens te gaan rijden Sleutels OPMERKING (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie (Europese modellen)) De instelling kan zodanig veranderd worden dat een zoemtoon hoorbaar wordt voor bevestiging wanneer de portieren, het kofferdeksel en de afsluitklep van de brandstofvuldop met behulp van de sleutel vergrendeld/ontgrendeld worden.
Alvorens te gaan rijden Sleutels Vergrendeltoets Druk voor het vergrendelen van de portieren, het kofferdeksel en de afsluitklep van de brandstofvuldop op de vergrendeltoets en de waarschuwingsknipperlichten zullen eenmaal knipperen. (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie (Behalve Europese modellen)) Er wordt eenmaal een pieptoon gegeven.
Alvorens te gaan rijden Sleutels OPMERKING (Automatische hervergrendelfunctie) Na het ontgrendelen met behulp van de sleutel, zullen beide portieren, het kofferdeksel en de afsluitklep van de brandstofvuldop automatisch vergrendeld worden als een van de volgende handelingen niet binnen ongeveer 30 seconden wordt uitgevoerd. Als uw auto uitgerust is met een anti-diefstal beveiligingssysteem, zullen de waarschuwingsknipperlichten knipperen bij wijze van bevestiging.
Alvorens te gaan rijden Sleutels Werkingsbereik Het systeem werkt uitsluitend wanneer de bestuurder zich in de auto of binnen het werkingsbereik bevindt en de sleutel bij zich heeft.
Alvorens te gaan rijden Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling* WAARSCHUWING Radiogolven van de sleutel kunnen van invloed zijn op medische apparatuur zoals pacemakers: Alvorens de sleutel te gebruiken in de nabijheid van personen die medische apparatuur gebruiken, de fabrikant van de apparatuur of uw arts vragen of de radiogolven van de sleutel van invloed zijn op de apparatuur.
Alvorens te gaan rijden Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling Werkingsbereik Het systeem werkt uitsluitend wanneer de bestuurder zich in de auto of binnen het werkingsbereik bevindt en de sleutel bij zich heeft. Openen van het kofferdeksel Buitenantenne OPMERKING Wanneer de batterij bijna uitgeput is of op plaatsen waar er radiogolven met hoge intensiteit of storing is, bestaat de kans dat het werkingsbereik kleiner wordt of dat het systeem niet functioneert.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Portiersloten WAARSCHUWING Neem dus altijd alle kinderen en huisdieren met u mee of laat een verantwoordelijke persoon bij hen achter: Het alleen achterlaten van kinderen of huisdieren in een geparkeerde auto is gevaarlijk: Bij warm weer kan de temperatuur in een auto dusdanig hoog oplopen dat dit hersenbeschadiging of zelfs de dood kan veroorzaken.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPGELET OPMERKING Controleer altijd de situatie rondom de auto alvorens de portieren te openen/sluiten en wees voorzichtig bij harde wind of wanneer u op een helling parkeert. Niet goed letten op de situatie rondom de auto is gevaarlijk, omdat dan de kans bestaat dat vingers tussen het portier beklemd raken of een passerende voetganger geraakt wordt, wat een onvoorzien ongeval of letsel kan veroorzaken.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING (Portierontgrendel(regel)systeem met collisiedetectie) * Dit systeem ontgrendelt automatisch de portieren, het kofferdeksel en de afsluitklep van de brandstofvuldop in het geval de auto bij een ongeluk is betrokken om de passagiers in staat te stellen het voertuig onmiddellijk te verlaten en te voorkomen dat zij binnenin opgesloten raken.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Vergrendelen, ontgrendelen met de hulpsleutel Beide portieren, het kofferdeksel en de afsluitklep van de brandstofvuldop worden automatisch vergrendeld wanneer het bestuurdersportier met behulp van de hulpsleutel vergrendeld wordt. Deze worden beide ontgrendeld wanneer het bestuurdersportier met behulp van de hulpsleutel ontgrendeld wordt.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten 4. Steek de hulpsleutel in het bestuurdersportier, draai de hulpsleutel naar de vergrendelstand en draai deze naar de middenpositie terug. Vervolgens de sleutel binnen 3 seconden nogmaals naar de vergrendelstand draaien. OPMERKING Het systeem kan niet worden geactiveerd wanneer een van de portieren open is. Buiten werking stellen van het systeem Ontgrendel het bestuurdersportier of zet het contact op ON.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Vergrendelen, ontgrendelen met de verzoekschakelaar (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) Beide portieren, het kofferdeksel en de afsluitklep van de brandstofvuldop kunnen vergrendeld/ontgrendeld worden door de verzoekschakelaar in te drukken wanneer u de sleutel bij u draagt.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING 3. Houd binnen 30 seconden na het openen van het bestuurdersportier de LOCK toets op de sleutel gedurende tenminste 5 seconden ingedrukt. Beide portieren, het kofferdeksel en de afsluitklep van de brandstofvuldop worden vergrendeld en de zoemtoon klinkt met het huidige ingestelde volume. (Als pieptoon-uit de huidige actieve instelling is, zal de pieptoon niet klinken.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING De instelling kan zodanig veranderd worden dat de portieren, het kofferdeksel en de afsluitklep van de brandstofvuldop automatisch vergrendeld worden zonder de verzoekschakelaar in te drukken. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-11. (Automatische vergrendelfunctie) Er wordt een zoemtoon gegeven wanneer beide portieren gesloten worden en u de geavanceerde sleutel bij u hebt.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Vergrendelen, ontgrendelen met de portiervergrendelschakelaar* Beide portieren, het kofferdeksel en de afsluitklep van de brandstofvuldop worden automatisch vergrendeld wanneer de vergrendelzijde wordt ingedrukt terwijl beide portieren gesloten zijn. Deze worden beide ontgrendeld wanneer de ontgrendelzijde wordt ingedrukt.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Functienummer OPMERKING Voor uw auto is functie nummer 3 de standaardinstelling. Er zijn enkel in totaal zes automatische vergrendel-/ontgrendelinstellingen beschikbaar voor voertuigen met automatische transmissie en drie voor voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak. Druk de ontgrendelzijde van de bestuurdersportiervergrendelschakelaar het juiste aantal malen in, overeenkomstig het nummer van de geselecteerde functie.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Instellingen kunnen gewijzigd worden met behulp van onderstaande procedure. 1. Parkeer het voertuig op een veilige plaats. Beide portieren moeten gesloten blijven. 2. Zet het contact op ON. 3. Houd de vergrendelzijde van de bestuurdersportiervergrendelschakelaar ingedrukt binnen 20 seconden nadat u het contact op ON hebt gezet en let er op dat ongeveer acht seconden daarna een pieptoon klinkt. 4.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING De portieren kunnen tijdens het maken van de instelling niet vergrendeld of ontgrendeld worden. De procedure kan geannuleerd worden door de vergrendelzijde van de portiervergrendelschakelaar in te drukken. OPMERKING De rode indikatie wordt zichtbaar wanneer de portiervergrendelknop ontgrendeld wordt.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING Wanneer u de portieren op deze manier vergrendelt: Let erop de sleutel niet in de auto achter te laten. De portiervergrendelknop van het bestuurdersportier kan niet worden gebruikt terwijl het bestuurdersportier open is. Kofferdeksel WAARSCHUWING Sta nooit toe dat iemand in de kofferruimte meerijdt: Toestaan dat iemand in de kofferruimte meerijdt is gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPGELET Verwijder alle opeenhoping van sneeuw en ijs alvorens de kofferruimte te openen. Anders bestaat de kans dat de kofferruimte onder het gewicht van de sneeuw en het ijs dichtklapt en letsel veroorzaakt. Wees voorzichtig bij het openen/ sluiten van de kofferruimte tijdens harde wind. Als de kofferruimte wordt getroffen door een zware windstoot, kan deze plotseling dichtklappen en letsel veroorzaken.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING OPMERKING De functie van de interieurontgrendelknop kan niet worden uitgeschakeld door de portieren met behulp van de portiervergrendelschakelaar/ portiervergrendelknop te vergrendelen. Zie Vergrendelen, ontgrendelen met de portiervergrendelschakelaar op pagina 3-20. Zie Vergrendelen, ontgrendelen met de portiervergrendelknop op pagina 3-23.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING Wanneer het kofferdeksel wordt geopend terwijl de portieren vergrendeld zijn, kan het nadat de elektrische kofferdekselopener is ingedrukt enkele seconden duren voordat het kofferdekselslot ontgrendelt. Het kofferdeksel kan gesloten worden wanneer de portieren vergrendeld zijn en de sleutel in de auto is achtergelaten.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Voorzorgsmaatregelen ten aanzien van brandstof en motoruitlaatgassen Vereiste brandstof Voertuigen met katalysator of zuurstofsensors dienen gebruik te maken van UITSLUITEND LOODVRIJE BRANDSTOF, welke de uitstoot van uitlaatgassen vermindert en de verontreiniging van de bougies minimaal houdt. De auto zal de beste prestaties leveren met de soort brandstof die in de tabel is aangegeven.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Uitlaatgasreinigingssysteem Deze auto is voorzien van een uitlaatgasreinigingssysteem (de katalysator is een onderdeel van dit systeem) dat de auto in staat stelt te voldoen aan wettelijke bepalingen betreffende de uitstoot van uitlaatgassen. WAARSCHUWING Parkeer de auto daarom nooit op of bij brandbare materialen: Parkeren op of bij brandbare materialen, zoals droog gras, is gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Motoruitlaatgassen (Koolmonoxide) WAARSCHUWING Niet met uw auto rijden als u uitlaatgas binnen in de auto ruikt: Uitlaatgas is gevaarlijk. Dit gas bevat koolmonoxide (CO), dat kleurloos, geurloos en giftig is. Bij inademing kan dit bewusteloosheid en verstikking veroorzaken. Als u uitlaatgassen in de auto ruikt, alle ramen volledig openen en onmiddellijk contact opnemen met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Afsluitklep van brandstoftankdop en brandstoftankdop WAARSCHUWING Bij het verwijderen van de brandstoftankdop, de dop een klein stukje losdraaien, wachten tot het sissende geluid ophoudt en vervolgens de dop verwijderen: Brandstofnevel is gevaarlijk. Brandstof die op de huid of in de ogen terechtkomt kan brandwonden veroorzaken en bij inslikking ziekte tot gevolg hebben.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Afsluitklep van brandstoftankdop Door op de rand van de afsluitklep van de brandstofvuldop te drukken wanneer de portieren zijn ontgrendeld, komt de afsluitklep omhoog. De afsluitklep van de brandstofvuldop werkt in combinatie met het portiervergrendelings-/ ontgrendelingsmechanisme. Let er op bij het verlaten van de auto beide portieren te vergrendelen. Zie Portiersloten op pagina 3-12.
Alvorens te gaan rijden Stuurwiel Stuurwiel WAARSCHUWING Nooit tijdens het rijden het stuurwiel afstellen: Het is gevaarlijk wanneer u tijdens het rijden het stuurwiel probeert af te stellen. Bij het bewegen van de stuurkolom is de kans groot dat u het stuurwiel plotseling naar links of rechts draait. Hierdoor zou u de macht over het stuur kunnen verliezen, hetgeen tot ongelukken kan leiden. Afstelling van het stuurwiel Veranderen van de hoek of de lengte van het stuurwiel: 1.
Alvorens te gaan rijden Spiegels Spiegels Stel alvorens te gaan rijden de binnen- en buitenspiegels af. OPMERKING (Groothoekspiegel bestuurderszijde *) Buitenspiegels WAARSCHUWING Kijk daarom steeds over uw schouder achterom alvorens van rijbaan te veranderen: Objecten die in deze bolle spiegel worden waargenomen lijken dichterbij dan zij in werkelijkheid zijn.
Alvorens te gaan rijden Spiegels Afstellen van de elektrisch bediende spiegel Het contact dient op ACC of ON te staan. Stel als volgt af: 1. Draai de spiegelschakelaar naar links of rechts voor het kiezen van de linker of de rechter zijspiegel. 2. Druk de spiegelschakelaar in de gewenste richting. Inklapbare buitenspiegel WAARSCHUWING Alvorens te gaan rijden, de buitenspiegels steeds in de normale rijstand terugzetten: Rijden met de buitenspiegels ingeklapt is gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Spiegels Binnenspiegel WAARSCHUWING Stapel nooit lading of voorwerpen hoger op dan de rugleuningen: Lading die hoger wordt opgestapeld dan de rugleuningen is gevaarlijk. Dit kan uw uitzicht in de achteruitkijkspiegel belemmeren, waardoor het gevaar bestaat dat u bij het veranderen van rijbaan een voertuig raakt dat zich naast u bevindt. Afstellen van de binnenspiegel Stel alvorens te gaan rijden de binnenspiegel af op het midden van het achteruitzicht door de achterruit.
Alvorens te gaan rijden Spiegels OPMERKING Gebruik geen glasreiniger en hang geen voorwerpen op of rondom de lichtsensor. Anders wordt de gevoeligheid van de lichtsensor verminderd en kan deze niet normaal functioneren. Lichtsensor De automatische dimfunctie wordt geannuleerd wanneer het contact op ON staat en de versnellingshendel/ keuzehendel de achteruit (R) staat.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Elektrische ruitbediening Het contact dient op ON te staan om de elektrische ruitbediening te kunnen gebruiken. WAARSCHUWING Alvorens een ruit te sluiten, eerst controleren of er zich geen obstakels in de opening bevinden: Sluiten van een elektrisch bediende ruit is gevaarlijk. De kans bestaat dat iemands hand, hoofd of nek tussen de ruit beklemd raakt, hetgeen ernstig of zelfs dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. Deze waarschuwing heeft vooral betrekking op kinderen.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Normaal openen/sluiten Automatisch openen Duw voor het openen van de ruit tot in de gewenste positie de schakelaar licht omlaag. Duw voor het sluiten van de ruit tot in de gewenste positie de schakelaar licht omhoog. Voor het automatisch volledig openen van de ruit, de schakelaar volledig omlaag duwen. Hoofdbedieningsschakelaars Om de ruit tussentijds te laten stoppen, de schakelaar in de tegenovergestelde richting trekken of drukken en vervolgens loslaten.
Alvorens te gaan rijden Ruiten 5. Trek de schakelaar omhoog om de ruit volledig te sluiten en blijf de schakelaar nadat de ruit volledig gesloten is gedurende ongeveer 2 seconden vasthouden. 6. Herhaal de stappen 4-5 voor de elektrische bediende ruit van het passagiersportier door op de passagierszitting plaats te nemen. 7. Let er op dat de elektrisch bediende ruiten correct functioneren met behulp van de portierschakelaars.
Alvorens te gaan rijden Ruiten OPMERKING Wanneer de vergrendelschakelaar van de elektrische ruitbediening in de vergrendelstand staat, wordt de verlichting van de ruitbedieningsschakelaar aan de passagierszijde uitgeschakeld. De verlichting kan soms moeilijk waarneembaar zijn, afhankelijk van de helderheid van de omgeving.
Alvorens te gaan rijden Vouwdak (Canvasdak) Vouwdak (Canvasdak) Bovenste sluiting Handgrepen van vouwdak Vouwdak Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot het vouwdak WAARSCHUWING Tijdens het rijden steeds in de zitting plaatsnemen en de veiligheidsgordel correct vastmaken: Wanneer inzittenden in een rijdende auto gaan staan, of op de opbergruimte van het vouwdak of op de middenconsole gaan ziften, kan dit gevaar opleveren.
Alvorens te gaan rijden Vouwdak (Canvasdak) OPGELET Verwijder bladeren of andere materialen die zich op en rondom het vouwdak verzameld hebben. Als het waterafvoerfilter door bladeren of andere materialen verstopt raakt, kan er water in het voertuig binnendringen. Reinig het waterafvoerfilter tenminste eenmaal per jaar. Zie Onderhoud van het vouwdak op pagina 6-64.
Alvorens te gaan rijden Vouwdak (Canvasdak) OPMERKING De elektrisch bediende ruiten bewegen automatisch omlaag in combinatie met het openen/sluiten van het vouwdak. Deze functie dient echter voor verbetering van het bedieningscomfort en betekent niet dat er een probleem is. Als de voertuigaccu vanwege onderhoud of om andere redenen is losgekoppeld zullen de elektrisch bediende ruiten niet automatisch omlaag bewegen.
Alvorens te gaan rijden Vouwdak (Canvasdak) Neerlaten van het vouwdak 5. Verwijder de grendelplaat uit het anker. OPGELET Ga niet op het neergelaten vouwdak zitten. Anders bestaat de kans dat het vouwdak beschadigd wordt of dat u er af valt en letsel oploopt. 1. Zorg er voor dat de handrem aangetrokken is. 2. Als de motor draait, deze stopzetten. 3. Zorg ervoor dat er zich geen voorwerpen op de plaats bevinden waar het vouwdak wordt neergelaten. 4.
Alvorens te gaan rijden Vouwdak (Canvasdak) OPMERKING Voor het neerlaten van het vouwdak vanaf het interieur van de auto, de handgrepen van het vouwdak gebruiken. 8. Terwijl u de achterkant van het vouwdak ingedrukt houdt, de voorkant indrukken totdat u een klikgeluid hoort. Duw het neergelaten vouwdak licht heen en weer om te controleren of dit stevig vergrendeld is. Handgrepen van vouwdak Opzetten van het vouwdak 7.
Alvorens te gaan rijden Vouwdak (Canvasdak) 4. Wanneer u buiten de auto staat, het vouwdak bij de voorkant vasthouden en dit in de richting van de voorzijde van de auto trekken. Voorkant 5. Vanaf een zitting, de handgrepen van het vouwdak vastnemen en het vouwdak tegen de voorruit drukken. Zorg er voor dat de grendelplaat in het anker grijpt, schuif de bovenste dakvergrendeling langzaam en duw vervolgens de bovenste dakvergrendeling omhoog totdat een klikgeluid hoorbaar wordt.
Alvorens te gaan rijden Vouwdak (Canvasdak) OPGELET OPMERKING Wanneer u gaat rijden terwijl het vouwdak niet goed vergrendeld is, kan dit beschadiging van het vouwdak tot gevolg hebben. Als de rode indikator op de ontgrendeltoets zichtbaar is, is het vouwdak niet vergrendeld. Controleer na het vergrendelen van het vouwdak of de rode indikator niet zichtbaar is.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Aanbrengen van wijzigingen en aanvullende apparatuur Mazda kan niet garant staan voor de juiste werking van het startblokkeersysteem en het anti-diefstal beveiligingssysteem als er wijzigingen aan het systeem zijn aangebracht of als er aanvullende apparatuur is aangesloten.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPMERKING De sleutels bevatten een unieke elektronische code. In verband hiermee en om veiligheidsredenen is er een wachttijd voor het verkrijgen van een reservesleutel. Deze sleutels zijn uitsluitend verkrijgbaar via een officiële Mazda reparateur. Houd steeds een reservesleutel bij de hand voor het geval er een sleutel verloren raakt. Raadpleeg in het geval van verlies van een sleutel zo spoedig mogelijk een officiële Mazda reparateur.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Buiten werking stellen Het systeem wordt buiten werking gesteld wanneer het contact met behulp van de correcte geprogrammeerde sleutel op ON gezet wordt. Het beveiligingssysteemindikatielampje gaat gedurende ongeveer 3 seconden branden en gaat dan uit.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Werking OPGELET Let op de volgende punten om de inbraaksensor normaal te kunnen laten functioneren: Hang geen kleding of voorwerpen op aan een hoofdsteun. Plaats de zonnekleppen in hun oorspronkelijke posities terug. De inbraaksensor niet afschermen door deze af te dekken of er voorwerpen voor te hangen. Laat de inbraaksensor niet vuil worden en deze niet met een vloeistof afvegen.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPMERKING Het kofferdeksel kan niet worden geopend terwijl het anti-diefstal beveiligingssysteem is ingeschakeld. Als de accu uitgeput raakt terwijl het anti-diefstal beveiligingssysteem in staat van paraatheid is, zal de sirene geactiveerd worden en zullen de waarschuwingsknipperlichten gaan knipperen wanneer de accu geladen of vervangen wordt. 4.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Annuleren van de inbraaksensor (Met inbraaksensor) OPMERKING Het anti-diefstal beveiligingssysteem kan ook in staat van paraatheid gebracht worden door het activeren van de automatische hervergrendelfunctie terwijl alle portieren, het kofferdeksel en de motorkap gesloten zijn. Zie Zender op pagina 3-5.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Uitschakelen van een in staat van paraatheid gebracht systeem OPMERKING Als een portier of het kofferdeksel gedurende 30 seconden gesloten blijft, zullen beide portieren en het kofferdeksel automatisch opnieuw vergrendeld worden en zal het antidiefstalbeveiligingssysteem in staat van paraatheid gebracht worden ook als een ruit of het vouwdak is open blijven staan.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Stopzetten van het waarschuwingsalarm Een geactiveerd alarm kan uitgeschakeld worden met gebruik van een van onderstaande methodes: De ontgrendeltoets op de zender ingedrukt wordt. Starten van de motor met de startdrukknop. (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) Indrukken van een verzoekschakelaar op de portieren. Indrukken van de elektrische kofferdekselopener wanneer u de sleutel meedraagt.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Inrijden Er is geen speciale inrijperiode noodzakelijk. Echter het opvolgen van enkele eenvoudige voorzorgsmaatregelen gedurende de eerste 1000 km, kan het motorrendement, het brandstofverbruik en de levensduur van de auto ten goede komen. Voer het toerental van de motor niet te hoog op. Rijd niet gedurende langere tijd met dezelfde snelheid, snel of langzaam. Niet gedurende langere tijd constant met volgas of met hoge motortoerentallen rijden.
Alvorens te gaan rijden Rijtips WAARSCHUWING Moeilijke rijomstandigheden Nooit tijdens het afdalen van hellingen de motor afzetten: Het afzetten van de motor bij het afdalen van hellingen is gevaarlijk. De stuurbekrachtiging en de rembekrachtiging zullen dan buiten werking gesteld worden, hetgeen beschadiging van het aandrijfmechanisme tot gevolg kan hebben. Verlies van de stuurbekrachtiging of rembekrachtiging kan tot een ongeluk leiden.
Alvorens te gaan rijden Rijtips OPMERKING Gebruik uitsluitend sneeuwkettingen op de achterwielen. Vloermat WAARSCHUWING Zet de vloermatten met de doorvoerbuisjes of de houders vast om te voorkomen dat deze onder de voetpedalen beklemd raken (bestuurderszijde): Gebruik van een vloermat die niet goed is bevestigd is gevaarlijk aangezien deze de bediening van het gas- en rempedaal (bestuurderszijde) zal hinderen wat een ongeluk kan veroorzaken.
Alvorens te gaan rijden Rijtips WAARSCHUWING Breng geen twee vloermatten bovenop elkaar aan de bestuurderszijde aan: Het aanbrengen van twee vloermatten bovenop elkaar aan de bestuurderszijde is gevaarlijk aangezien de opsluitpennen enkel het naar voren schuiven van één vloermat kunnen voorkomen. Losse vloermat(ten) kunnen de bediening van de voetpedalen hinderen en een ongeluk veroorzaken. Wanneer u in de winter een zwaarder type vloermat gebruikt, altijd de oorspronkelijke vloermat verwijderen.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Rijden in de winter Het wordt aanbevolen een nooduitrusting mee te voeren. Handige daarvoor in aanmerking komende hulpmiddelen zijn bijvoorbeeld sneeuwkettingen, een ruitenkrabber, een zakje met zand of zout, een noodlamp, een kleine spade en startkabels. Vraag een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, de volgende punten te controleren: Zorg er voor dat de radiateur de juiste hoeveelheid anti-vries bevat.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Sneeuwbanden WAARSCHUWING Gebruik uitsluitend banden van dezelfde maat en soort (sneeuwbanden, radiaalbanden of niet-radiaalbanden) op alle vier wielen: Gebruik van banden van een verschillende maat of soort is gevaarlijk. De bestuurbaarheid van uw auto kan daardoor bijzonder nadelig beïnvloed worden, hetgeen tot ongelukken kan leiden.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Montagespecificatie (Europa) OPMERKING Als uw auto uitgerust is met een bandenspanningcontrolesysteem, bestaat de kans dat bij het gebruik van sneeuwkettingen het systeem niet correct functioneert. Bij het aanbrengen van de sneeuwkettingen dient de afstand tussen het bandprofiel en de ketting zich binnen de voorgeschreven limieten te bevinden zoals aangegeven in onderstaande tabel. Afstand [Eenheid: mm] Installeer de sneeuwkettingen alleen op de achterbanden.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Doorwaden van water WAARSCHUWING Droog remmen die nat geworden zijn door langzaam te rijden, het gaspedaal los te laten en het rempedaal enkele malen licht in te trappen totdat de remwerking weer normaal wordt: Rijden met natte remmen is gevaarlijk. De grotere remafstand of het naar één kant trekken van de auto tijdens het remmen kan een ernstig ongeluk veroorzaken. Licht afremmen geeft aan of het remvermogen verminderd is.
Alvorens te gaan rijden Slepen Trekken van caravans en aanhangers Uw Mazda is niet geschikt voor het trekken van een aanhanger. Trek nooit een aanhanger met uw Mazda.
NOTITIES 3–66
4 Tijdens het rijden Informatie betreffende veilig rijden en stoppen Motor start/stop................................... 4-4 Contactschakelaar .......................... 4-4 Starten van de motor ...................... 4-6 Stopzetten van de motor............... 4-12 i-stop* ........................................... 4-13 Instrumentengroep en display ......... 4-24 Meters en tellers ........................... 4-24 Waarschuwings/ indikatielampjes ........................... 4-33 Transmissie ...............
Kruissnelheidsregelaar ................... 4-131 Kruissnelheidsregelaar* .............. 4-131 Bandenspanningcontrolesysteem... 4-137 Bandenspanningcontrolesysteem (Voertuig met conventionele banden)*...................................... 4-137 Bandenspanningcontrolesysteem (Voertuig met runflat banden)* ... 4-142 Parkeersensorsysteem..................... 4-147 Parkeersensorsysteem* ............... 4-147 4–2 *Bepaalde modellen.
NOTITIES 4–3
Tijdens het rijden Motor start/stop Contactschakelaar Startdrukknop-posities Het systeem functioneert alleen wanneer de sleutel zich binnen het werkingsbereik bevindt. Telkens wanneer de startdrukknop wordt ingedrukt, schakelt het contact over in de volgorde van uit, ACC en ON. Door vanuit ON de startdrukknop opnieuw in te drukken wordt het contact uit gezet.
Tijdens het rijden Motor start/stop WAARSCHUWING Alvorens de bestuurdersstoel te verlaten, altijd het contact uitzetten, de handrem aantrekken en er op letten dat de keuzehendel in stand P staat (automatische transmissie) of in de 1ste of R versnelling gezet is (handgeschakelde versnellingsbak): Het verlaten van de bestuurdersstoel zonder het contact uit te zetten, de handrem aan te trekken en de keuzehendel in stand P te zetten (automatische transmissie) of in de 1ste of R versnelling te zetten (handgesc
Tijdens het rijden Motor start/stop Starten van de motor OPMERKING WAARSCHUWING Radiogolven van de sleutel kunnen van invloed zijn op medische apparatuur zoals pacemakers: Alvorens de sleutel te gebruiken in de nabijheid van personen die medische apparatuur gebruiken, de fabrikant van de apparatuur of uw arts vragen of de radiogolven van de sleutel van invloed zijn op de apparatuur.
Tijdens het rijden Motor start/stop 5. (Handgeschakelde versnellingsbak) Blijf het koppelingspedaal stevig intrappen totdat de motor volledig gestart is. (Automatische transmissie) Zet de keuzehendel in stand P (parkeren). Als u de motor moet starten wanneer de auto in beweging is, dient u de keuzehendel in stand N (neutraal) te zetten. 6. Kijk of het KEY indikatielampje (groen) in de instrumentengroep en het indikatielampje van de startdrukknop (groen) branden.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPGELET OPMERKING (Methode van geforceerd starten van de motor) Als het KEY waarschuwingslampje (rood) brandt of het startdrukknopindikatielampje (oranje) knippert, kan dit erop duiden dat de motor niet start met gebruik van de normale startmethode. Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur inspecteren. In dit geval kan de motor geforceerd gestart worden.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING Na het starten van de motor, gaat het startdrukknopindikatielampje (oranje) uit en schakelt het contact over naar de stand ON. Na het indrukken van de startdrukknop en voordat de motor start is het werkingsgeluid van de brandstofpompmotor van nabij de brandstoftank hoorbaar, echter dit duidt niet op een defect. 8. Laat de motor na het starten ongeveer gedurende tien seconden stationair draaien (in Duitsland verboden).
Tijdens het rijden Motor start/stop Motorstartfunctie wanneer sleutelbatterij uitgeput is OPGELET Wanneer de motor gestart wordt door de zender boven de startdrukknop te houden als gevolg van een uitgeputte sleutelbatterij of een defecte sleutel, er voor zorgen het volgende te voorkomen, omdat anders het signaal van de sleutel niet correct wordt ontvangen en de kans bestaat dat de motor niet start. Metalen delen van andere sleutels of metalen voorwerpen komen in aanraking met de sleutel.
Tijdens het rijden Motor start/stop 5. Kijk of het startdrukknopindikatielampje (groen) gaat branden. 6. Druk op de startdrukknop om de motor te starten. OPMERKING De motor kan niet gestart worden tenzij het koppelingspedaal volledig is ingetrapt (handgeschakelde versnellingsbak) of het rempedaal volledig is ingetrapt (automatische transmissie). Als de functie van de startdrukknop defect is, gaat het startdrukknopindikatielampje (oranje) knipperen.
Tijdens het rijden Motor start/stop Stopzetten van de motor OPMERKING WAARSCHUWING De motor niet tijdens het rijden stopzetten: Het tijdens het rijden stopzetten van de motor om een andere reden dan in een noodgeval is gevaarlijk. Wanneer de motor tijdens het rijden wordt stopgezet heeft dit door het verlies van de rembekrachtiging een vermindering van remvermogen tot gevolg wat een ongeluk en ernstig letsel kan veroorzaken. 1. Breng de auto volledig tot stilstand. 2.
Tijdens het rijden Motor start/stop i-stop* De i-stop functie zet de motor automatisch stop wanneer de auto bij een verkeerslicht stil staat of in het verkeer vast komt te zitten en herstart vervolgens de motor automatisch om het rijden te hervatten. Het systeem draagt bij tot een verminderd brandstofverbruik, minder uitstoot van uitlaatgassen en doet het geluid van het stationair draaien verdwijnen wanneer de motor is stopgezet.
Tijdens het rijden Motor start/stop Automatische transmissie 1. De motor stopt wanneer tijdens het rijden het rempedaal wordt ingetrapt (behalve tijdens het rijden in de stand R of M, blokkeermodus voor tweede versnelling) en de auto tot stilstand is gebracht. 2. De motor herstart automatisch wanneer het rempedaal wordt losgelaten met de keuzehendel in de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede versnelling). 3.
Tijdens het rijden Motor start/stop Het stuurwiel wordt niet gedraaid. (Handgeschakelde versnellingsbak) De rijsnelheid is 3 km/h of minder. De keuzehendel staat in de neutraalstand. Het koppelingspedaal wordt niet ingetrapt. (Automatische transmissie) De auto wordt stopgezet. De keuzehendel staat in de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede versnelling). De automatische transmissievloeistof is voldoende opgewarmd.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING Onder de volgende omstandigheden duurt het enige tijd voordat de motor wordt stopgezet De accu is om een of andere reden uitgeput geraakt, zoals wanneer er langere tijd niet met de auto is gereden. De omgevingstemperatuur is hoog of laag. Nadat de accupolen om een of andere reden zijn losgekoppeld, zoals voor het vervangen van de accu.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING Wanneer de motor is gestopt, herstart de motor automatisch Onder de volgende omstandigheden herstart de motor automatisch. De i-stop OFF schakelaar wordt ingedrukt totdat de zoemer klinkt. De omgevingstemperatuur is buitengewoon hoog of laag. (Handbediende airconditioning) De regelknop voor de luchtstroomfunctie van de airconditioning staat in de stand ( ) en de aanjagerregelknop staat in een andere stand dan 0.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING De keuzehendel wordt bediend terwijl de motor is gestopt (automatische transmissie) Als de motor gestopt is en de keuzehendel vanuit de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede versnelling) verplaatst wordt naar de stand N of P, herstart de motor niet wanneer het rempedaal wordt losgelaten.
Tijdens het rijden Motor start/stop i-stop waarschuwingslampje (oranje) Wanneer het lampje brandt Het lampje gaat branden wanneer het contact op ON wordt gezet en gaat uit wanneer de motor gestart wordt. Het lampje gaat branden wanneer de i-stop OFF schakelaar wordt ingedrukt en het systeem wordt uitgeschakeld. Het lampje gaat branden als de motor gestopt is en de volgende handelingen worden uitgevoerd. In dergelijke gevallen herstart de motor om veiligheidsredenen niet automatisch.
Tijdens het rijden Motor start/stop i-stop indikatielampje (groen) Wanneer het lampje brandt Het lampje gaat branden wanneer de motor gestopt is en gaat uit wanneer de motor herstart. (Behalve Europees model) Het lampje gaat branden wanneer tijdens het rijden aan de voorwaarden voor het stoppen van de motor is voldaan.
Tijdens het rijden Motor start/stop i-stop OFF schakelaar Door de schakelaar in te drukken totdat een zoemer klinkt, wordt de i-stop functie uitgeschakeld en gaat het i-stop waarschuwingslampje (oranje) in de instrumentengroep branden. Door de schakelaar nogmaals in te drukken totdat de zoemer klinkt, wordt de i-stop functie ingeschakeld en gaat het i-stop waarschuwingslampje (oranje) uit.
Tijdens het rijden Motor start/stop Hellingstopfunctie (Automatische transmissie) Voertuigen met de i-stop functie zijn uitgerust met een hellingstopfunctie.
Tijdens het rijden Motor start/stop WAARSCHUWING Vertrouw niet blindelings op de hellingstopfunctie. De hellingstopfunctie is een aanvullende functie die gedurende maximaal vier seconden functioneert wanneer nadat het rempedaal is losgelaten vanuit een toestand van stopgezette motor wordt geaccelereerd. Overmatig vertrouwen op het systeem kan echter ongevallen veroorzaken als de snelheid van de auto ineens toeneemt.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Meters en tellers Instrumentengroep Stuurwielschakelaar Snelheidsmeter ................................................................................................... pagina 4-25 Kilometerteller, dagteller en dagtellerkeuzeschakelaar ..................................... pagina 4-25 Toerenteller ........................................................................................................ pagina 4-26 Motorkoelvloeistoftemperatuurmeter .......
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Snelheidsmeter De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van de auto aan. Kilometerteller, dagteller en dagtellerkeuzeschakelaar Door het indrukken van de keuzeschakelaar kan de displayaanduiding beurtelings veranderd worden van kilometerteller naar dagteller A naar dagteller B en vervolgens terug naar kilometerteller wanneer een van deze wordt getoond. De gekozen functie zal dan op de display worden aangegeven.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display De dagteller registreert de totale door de auto afgelegde afstand, totdat de meter weer op nul teruggesteld wordt. Zet de meter terug op “0.0” door de keuzeschakelaar één seconde of langer ingedrukt te houden. Gebruik deze meter voor het meten van reisafstanden en voor het berekenen van het brandstofverbruik.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Motorkoelvloeistoftemperatuurmeter Geeft de motorkoelvloeistoftemperatuur aan. Brandstofmeter De brandstofmeter geeft bij benadering de in de brandstoftank resterende hoeveelheid brandstof aan wanneer het contact op ON wordt gezet. Het wordt aanbevolen de tank voor meer dan 1/4 gevuld te houden. Vol OPGELET Als het waarschuwingslampje voor hoge motorkoelvloeistoftemperatuur (rood) gaat branden, bestaat de kans op oververhitting.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPMERKING Na het bijtanken van brandstof kan het enige tijd duren voordat de indikator stabiel wordt. Bovendien kan bij het rijden op hellingen of in bochten de indikator afwijken als gevolg van de beweging van de brandstof in de tank. De display die een kwart of minder resterende brandstof aangeeft heeft meer segmenten om het resterende brandstofniveau in groter detail te tonen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPMERKING Wanneer de verlichtingsdimmer is uitgeschakeld, kan de instrumentengroep niet gedimd worden als de positielampen zijn ingeschakeld. Wanneer de verlichtingsdimmer wordt uitgeschakeld, schakelt het scherm in de middendisplay over naar de constante weergave van het dagscherm. Buitentemperatuurdisplay Wanneer het contact op ON wordt gezet, wordt de buitentemperatuur getoond.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Boordcomputer en INFO schakelaar Terwijl het contact op ON staat kan door het indrukken van de INFO schakelaar de volgende informatie worden geselecteerd.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display (Europees model) (Behalve Europees model) Houd de INFO schakelaar langer dan 1,5 seconden ingedrukt om de informatie op de display te wissen. Na het indrukken van de INFO schakelaar zal “- - - L/100 km” gedurende ongeveer 1 minuut op de display verschijnen. Daarna wordt het gemiddelde brandstofverbruik opnieuw berekend en op de display aangegeven.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPMERKING Stel de rijsnelheid altijd in overeenkomstig de wetgeving van het land/de stad waarin de auto wordt gebruikt. Controleer daarnaast altijd de rijsnelheid door naar de snelheidsmeter te kijken. De rijsnelheidsalarmfunctie kan ingesteld worden tussen 30 en 250 km/h. Het rijsnelheidalarm kan worden ingesteld aan de hand van onderstaande procedure. 1. Druk op de INFO schakelaar om het rijsnelheidsalarm te tonen. 2.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Waarschuwings/indikatielampjes De instrumentengroep varieert afhankelijk van het model en de specificaties. Instrumentengroep Midden van instrumentenpaneel Waarschuwings/indikatielampjes zullen verschijnen in de gearceerde gedeelten Waarschuwingslampjes Deze lampjes gaan branden of knipperen om de gebruiker te informeren over de bedrijfstoestand van het systeem of om een defect te melden.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal (Rood) Waarschuwingslampjes Pagina Motorwaarschuwingslampje*1 7-33 Waarschuwingslampje voor hoge motorkoelvloeistoftemperatuur*1 7-33 * i-stop waarschuwingslampje*1 4-18 * i-ELOOP waarschuwingslampje*1 7-33 Waarschuwingslampje voor automatische transmissie*1 7-33 (Oranje) (Oranje) * Indikatielampje voor defecte stuurbekrachtiging*1 7-33 Waarschuwingslampje voor systeem van airbag/voorspanners van veiligheidsgordels*1 7-33 * Acti
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal Waarschuwingslampjes * Pagina Waarschuwingslampje lekke band*1 7-33 KEY waarschuwingslampje*1 7-33 (Rood) Brandt 7-33 * Waarschuwingslampje van rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)*1 * Knippert 4-106 Koplampregelsysteem (HBC) waarschuwingslampje*1 7-33 (Oranje) LED koplampwaarschuwingslampje*1 7-33 *1 Het lampje gaat branden wanneer het contact wordt ingeschakeld voor een werkingscontrole en gaat enkele seconden later uit of
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal Indikatielampjes * *1 Pagina Moersleutelindikatielampje 4-38 TCS/DSC indikatielampje*1 4-83, 4-84 DSC OFF indikatielampje*1 4-84 * i-stop indikatielampje 4-18 * i-ELOOP Indikatielampje 4-88 (Groen) (Groen) Indikatielampje voor lage motorkoelvloeistoftemperatuur 4-38 * Schakelstandindikatie 4-44 Grootlichtindikatielampje 4-61, 4-61 Richtingaanwijzers/Waarschuwingsknipperlichten indikatielampjes 4-65, 4-74 (Blauw) Beveiliging
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal Indikatielampjes * Pagina Keuzemodusindikatie 4-94 Verlichting-aan indikatielampje 4-57 * 4-64 Indikatielampje voor mistachterlicht * Indikatielampje van de deactiveringsschakelaar van de passagiersairbag*1 2-53 *1 Het lampje gaat branden wanneer het contact wordt ingeschakeld voor een werkingscontrole en gaat enkele seconden later uit of wanneer de motor gestart wordt.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Moersleutelindikatielampje* Wanneer het contact op ON wordt gezet, gaat het moersleutelindikatielampje branden en vervolgens na enkele seconden uit. Het moersleutelindikatielampje gaat branden wanneer het tijd is voor een vooringestelde periodieke onderhoudsbeurt. Controleer de gegevens en voer het onderhoud uit. Zie Onderhoudsmonitor op pagina 6-12.
Tijdens het rijden Transmissie Bediening van de handgeschakelde versnellingsbak Schakelpatroon van de handgeschakelde versnellingsbak Neutraalstand Het schakelpatroon van de versnellingsbak is conventioneel, zoals aangegeven. Druk het koppelingspedaal tijdens het overschakelen volledig in; laat het vervolgens langzaam opkomen.
Tijdens het rijden Transmissie OPGELET OPMERKING Laat tijdens het rijden uw voet nooit op het koppelingspedaal rusten. Gebruik de koppeling niet om de auto op een helling in stilstaande positie te houden. Wanneer u uw voet op het koppelingspedaal laat rusten wordt onnodige slijtage van de koppeling en beschadiging veroorzaakt. Oefen geen onnodige zijdelingse kracht uit op de versnellingshendel bij het overschakelen van de 5de naar de 4de versnelling.
Tijdens het rijden Transmissie OPMERKING (Met i-stop functie) Als de motor als gevolg van afslaan is gestopt, kan deze opnieuw worden gestart door het koppelingspedaal in te trappen binnen 3 seconden nadat de motor is gestopt. De motor kan onder de volgende omstandigheden ook als het koppelingspedaal wordt ingetrapt niet opnieuw worden gestart: Het bestuurdersportier geopend is. De veiligheidsgordel van de bestuurder is niet vastgemaakt.
Tijdens het rijden Transmissie OPMERKING Het schakelstand-indikatielampje wordt op de volgende manieren uitgeschakeld. De auto wordt stopgezet. De neutraalstand wordt ingeschakeld. Bij achteruit rijden. Wanneer bij het wegrijden vanuit stilstand de koppeling niet volledig is opgekomen. Het koppelingspedaal tijdens het rijden gedurende 2 seconde of langer ingetrapt blijft.
Tijdens het rijden Transmissie Bedieningsorganen van de automatische transmissie Ontgrendeltoets Diverse blokkeringen: Geeft aan dat u om over te kunnen schakelen het rempedaal moet intrappen en de ontgrendeltoets ingedrukt moet houden (het contact dient op ON te staan). Geeft aan dat de keuzehendel vrij naar elke stand verplaatst kan worden. Geeft aan dat u om over te kunnen schakelen de ontgrendeltoets ingedrukt moet houden.
Tijdens het rijden Transmissie Schakelstandindikatie Transmissiestanden De stand van de keuzehendel wordt aangegeven wanneer het contact op ON wordt gezet. OPMERKING Als een van de onderstaande handelingen wordt uitgevoerd, wordt de stand van de keuzehendel gedurende 5 minuten getoond ook als de contactschakelaar in een andere stand dan ON staat. Het contact is op OFF gezet. Het bestuurdersportier wordt geopend.
Tijdens het rijden Transmissie R (achteruit) In stand R kan er met de auto uitsluitend achteruit gereden worden. Breng de auto altijd eerst volledig tot stilstand, alvorens naar of vanuit stand R (achteruit) over te schakelen, behalve onder buitengewone omstandigheden zoals beschreven onder “Op eigen kracht lostrekken van de auto” (pagina 3-60).
Tijdens het rijden Transmissie D (drive) D is de normale rijpositie. Vanuit stilstand zal de transmissie automatisch achtereenvolgens door 6-versnellingen schakelen. M (Handbediende overschakeling) M is de stand voor handbediende overschakeling. De versnellingen kunnen op- of teruggeschakeld worden door het bedienen van de keuzehendel. Zie Modus voor Handbediende overschakeling op pagina 4-47.
Tijdens het rijden Transmissie 2. Steek een schroevendraaier naar binnen en duw deze naar beneden. Deksel 3. Houd de ontgrendeltoets ingedrukt. 4. Verplaats de keuzehendel. 5. Breng de auto naar een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur om het systeem te laten controleren.
Tijdens het rijden Transmissie OPMERKING Als u overgaat naar de modus voor handbediende overschakeling wanneer de auto tot stilstand is gebracht, zal de versnelling overschakelen naar M1. Als u bij het rijden in bereik D, 5de versnelling/6de versnelling, overgaat naar de modus voor handbediende overschakeling zonder het gaspedaal in te trappen, zal de versnelling overschakelen naar M4/M5.
Tijdens het rijden Transmissie OPGELET Vertrouw niet enkel op de opschakel/ terugschakel-aanbevelingen van de indikaties. Het is mogelijk dat bij werkelijke rijomstandigheden anders geschakeld moet worden dan de indikatielampjes aangeven. Om het risico van ongevallen te voorkomen, dient de bestuurder alvorens te schakelen de weg- en verkeersomstandigheden correct te beoordelen.
Tijdens het rijden Transmissie WAARSCHUWING OPMERKING Houd uw handen op de rand van het stuurwiel wanneer u met uw vingers de stuurversnellingschakelaars bedient: Het plaatsen van uw handen binnen de rand van het stuurwiel bij gebruik van de stuurversnellingschakelaars is gevaarlijk. Als de bestuurdersairbag bij een botsing geactiveerd zou worden, zou deze tegen uw handen kunnen slaan en letsel veroorzaken.
Tijdens het rijden Transmissie Gebruik van de stuurversnellingschakelaar* Voor het terugschakelen naar een lagere versnelling met behulp van de stuurversnellingschakelaars, de DOWN schakelaar eenmaal met uw vingers naar u toe trekken.
Tijdens het rijden Transmissie OPMERKING Tijdens het rijden met hoge snelheden is het mogelijk dat de versnelling niet automatisch teruggeschakeld wordt. Tijdens afremmen op de motor is het mogelijk dat de versnelling automatisch teruggeschakeld wordt, afhankelijk van de rijsnelheid. Wanneer het gaspedaal volledig wordt ingedrukt, zal de transmissie terugschakelen naar een lagere versnelling, afhankelijk van de rijsnelheid.
Tijdens het rijden Transmissie Snelheidslimiet voor schakelstand (overschakelen) In de handgeschakelde modus is de snelheidslimiet voor elke schakelstand als volgt ingesteld: Wanneer de keuzehendel wordt bediend binnen het bereik van de snelheidslimiet, wordt de versnelling overgeschakeld. Opschakelen De versnelling wordt niet opgeschakeld wanneer de rijsnelheid lager is dan de snelheidslimiet. Terugschakelen De versnelling wordt niet teruggeschakeld wanneer de rijsnelheid hoger is dan de snelheidslimiet.
Tijdens het rijden Transmissie Automatisch terugschakelen De versnelling schakelt automatisch terug afhankelijk van de rijsnelheid tijdens het afremmen op de motor. OPMERKING Als de auto in de blokkeermodus van de tweede versnelling tot stilstand komt, blijft de versnelling in de tweede.
Tijdens het rijden Transmissie Directe modus* De directe modus kan worden gebruikt voor het tijdelijk overschakelen van de versnellingen door bediening van de stuurversnellingschakelaar tijdens het rijden met de keuzehendel in het D bereik. In de directe modus branden de D en M indikaties en wordt de versnellingspositie die in gebruik is verlicht aangegeven. De directe modus wordt in de volgende gevallen geannuleerd (ontgrendeld).
Tijdens het rijden Transmissie OPMERKING Het gaspedaal voelt in het begin mogelijk zwaar wanneer dit wordt ingetrapt, maar wordt dan lichter naarmate het verder wordt ingetrapt. Deze verandering in pedaalkracht helpt het motorstuursysteem te bepalen in welke mate het gaspedaal is ingetrapt voor het uitvoeren van kickdown en dient om te regelen of kickdown al dan niet uitgevoerd moet worden.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Lichtschakelaar Koplampen Draai de koplampschakelaar om de koplampen, andere buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting in of uit te schakelen. Wanneer de verlichting wordt ingeschakeld, gaat het verlichting-aan indikatielampje in de instrumentengroep branden. OPMERKING Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de verlichting niet ingeschakeld laten wanneer de motor stopgezet is, tenzij dit in verband met de veiligheid vereist is.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Met automatische verlichtingsregeling Schakelaarstand ON ACC of OFF ON ACC of OFF ON ACC of OFF ON ACC of OFF Koplampen Uit Uit Automatisch*1 Uit Uit Uit Aan Uit Dagverlichting Aan Uit Automatisch*1 Uit Uit Uit Uit Uit Achterlichten Positielampen Kentekenplaatlampen Instrumentenpaneelverlichting Uit Uit Automatisch*1 Aan*2/ Uit*3 Aan Aan Aan Aan*4 Contactstand *1 De koplampen en overige verlichting worden automatisch ingeschak
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Automatische verlichtingsregeling Wanneer de koplampschakelaar in de stand staat en het contact op ON gezet is, tast de lichtsensor de lichtheid of donkerte van de omgeving af en schakelt deze automatisch de koplampen, andere buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting in of uit (zie bovenstaande tabel). OPGELET De lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING De koplampen, overige buitenverlichting en instrumentenpaneelverlichting gaan mogelijk niet onmiddellijk uit in het geval de omgeving ineens helder verlicht wordt, aangezien de lichtsensor bepaalt dat het avond is als de omgeving gedurende enkele minuten continu donker is, zoals bijvoorbeeld in lange tunnels, bij files in tunnels of in parkeergarages.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Koplampen grootlicht-dimlicht De koplampen schakelen over tussen grootlicht en dimlicht door de hendel naar voren of naar achteren te verplaatsen. Grootlicht Koplamplichtsignaal Kan worden gebruikt wanneer het contact op ON gezet is. Voor het geven van een lichtsignaal met de koplampen, de hendel volledig naar u toe trekken (de koplampschakelaar hoeft niet ingeschakeld te zijn).
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Thuiskomstverlichtingsysteem Bij bediening van de hendel schakelt het thuiskomstverlichtingsysteem de koplampen (dimlicht) in. Inschakelen van het systeem Wanneer aan de hendel wordt getrokken terwijl het contact op ACC of OFF staat, wordt het dimlicht van de koplampen ingeschakeld. Nadat de portieren zijn gesloten en er een bepaalde tijd is verstreken gaan de koplampen uit.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Dagverlichting OPMERKING De functie van het vertrekverlichtingsysteem kan in- of uitgeschakeld worden. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-11. Wanneer de vergrendeltoets van de zender wordt ingedrukt en de auto het zendersignaal ontvangt, gaan de koplampen uit. Wanneer de koplampschakelaar in een andere stand staat dan gaan de koplampen uit.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Achtermistlicht* Het achtermistlicht kan worden gebruikt wanneer het contact op ON staat. Het achtermistlicht zorgt er voor dat uw auto beter gezien wordt. Voor het inschakelen van het achtermistlicht dienen de koplampen ingeschakeld te zijn. Voor het inschakelen van het achtermistlicht, de mistlichtschakelaar naar de stand draaien (de mistlichtschakelaar keert automatisch naar zijn oorspronkelijke stand terug).
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Richtingaanwijzers en signalen voor rijbaanverandering De richtingaanwijzerindikators (groen) in de instrumentengroep gaan knipperen overeenkomstig de bediening van de richtingaanwijzerhendel en laten zien welk signaal in werking is. Voor gebruik van de richtingaanwijzer en het signaal voor rijbaanverandering moet het contact op ON staan.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Drie-knipperingen richtingaanwijzer Nadat de richtingaanwijzerhendel is losgelaten knippert de richtingaanwijzer driemaal. De werking kan geannuleerd worden door de hendel in de tegenovergestelde richting waarin deze werd bediend te bewegen. OPMERKING De functie van de drie-knipperingen richtingaanwijzer kan overgeschakeld worden naar geactiveerd/nietgeactiveerd met gebruik van de gebruikersinstellingenfunctie. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-11.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING Aangezien door ijs en zware sneeuwval de ruitenwissers geblokkeerd zouden kunnen raken, is de ruitenwissermotor beveiligd tegen motordefect, oververhitting en mogelijk brand door middel van een circuitonderbreker. Dit mechanisme zal de werking van de ruitenwissers automatisch stoppen, echter alleen gedurende ongeveer 5 minuten.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Met automatische ruitenwisserregeling Automatische ruitenwisserregeling Wanneer de ruitenwisserhendel in de stand staat, tast de regensensor de hoeveelheid regenval op de voorruit af en schakelt deze de ruitenwissers automatisch in of uit (uit—interval—lage snelheid— hoge snelheid). Schakelaarstand Nr.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPGELET De regensensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken. Anders zal de regensensor niet correct functioneren. OPGELET Wanneer de ruitenwisserhendel in de stand staat en het contact op ON wordt gezet, is het mogelijk dat de ruitenwissers in de volgende gevallen automatisch in beweging gezet worden: Als de voorruit boven de regensensor wordt aangeraakt of met een doek wordt afgeveegd.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING Door de hendel van de automatische ruitenwisser tijdens het rijden van de naar de stand over te stand schakelen, worden de voorruitenwissers eenmaal geactiveerd, waarna ze zullen functioneren overeenkomstig de hoeveelheid regenval. Het is mogelijk dat de automatische ruitenwisserregeling niet functioneert wanneer de temperatuur van de regensensor ongeveer -10 °C of lager is, of ongeveer 85°C of hoger is.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Indien de ruitensproeier niet werkt, het vloeistofniveau inspecteren (pagina 6-26). AIs het vloeistofniveau in orde is, raadpleeg dan een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. OPMERKING (Met koplampsproeiers) Als de koplampen zijn ingeschakeld, werken de koplampsproeiers automatisch eenmaal elke vijfde keer dat de voorruitensproeier geactiveerd wordt. Zie Koplampsproeier op pagina 4-71.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Achterruitverwarming De achterruitverwarming ontdoet de achterruit van wasem. Volledig automatische airconditioning Indikatielampje Voor gebruik van de achterruitverwarming moet het contact op ON staan. Druk op de schakelaar om de achterruitverwarming in te schakelen. De achterruitverwarming functioneert gedurende ongeveer 15 minuten en wordt dan automatisch uitgeschakeld. Wanneer de achterruitverwarming in werking is brandt het indikatielampje.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Spiegelverwarming* Voor het inschakelen van de spiegelverwarmingen, het contact op ON zetten en de achterruitverwarmingsschakelaar indrukken (pagina 4-72). Claxon Druk voor het gebruik van de claxon op het symbool op het stuurwiel. *Bepaalde modellen.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Waarschuwingsknipperlichten De waarschuwingsknipperlichten dienen steeds te worden gebruikt wanneer u de auto in een noodgeval op de rijbaan of langs de kant van de weg tot stilstand brengt. OPMERKING De waarschuwingsknipperlichten dienen als waarschuwing voor de overige weggebruikers om bijzondere voorzichtigheid in acht te nemen bij het benaderen of passeren van uw auto.
Tijdens het rijden Remmen Remsysteem Voetrem Deze auto is uitgerust met een bekrachtigd remsysteem dat bij normaal gebruik zichzelf automatisch afstelt. In het geval de rembekrachtiging uitvalt, tengevolge van het afslaan van de motor of enige andere reden, kunt u de auto alsnog tijdig tot stilstand brengen door het rempedaal met een grotere kracht dan normaal in te drukken. De remafstand wordt dan echter langer dan gebruikelijk.
Tijdens het rijden Remmen OPGELET Laat uw voet tijdens het rijden niet op het koppelingspedaal of rempedaal rusten en houd het koppelingspedaal niet onnodig halverwege ingetrapt. Anders kan dit onderstaande gevolgen hebben: De onderdelen van koppeling en rem zullen sneller slijten. De remmen kunnen oververhit raken waardoor de remwerking nadelig beïnvloed wordt. Trap het rempedaal altijd met uw rechtervoet in.
Tijdens het rijden Remmen Ontspannen van de handrem Druk het rempedaal in, trek de handremhendel omhoog en druk vervolgens de ontgrendelknop in. Houd de knop ingedrukt en zet de handremhendel volledig tot in de ontspannen positie omlaag. Remblokslijtage-indikator Wanneer de schijfremblokken versleten raken, komen de ingebouwde slijtageindikators in aanraking met de remschijven. Dit veroorzaakt een piepend geluid dat als waarschuwing dient dat de remblokken vernieuwd moeten worden.
Tijdens het rijden Remmen Rembekrachtiging Wanneer het bij het afremmen in noodsituaties nodig is het rempedaal met een grotere kracht dan normaal in te drukken, biedt het rembekrachtigingsysteem remassistentie voor een verbetering van het remvermogen. Wanneer het rempedaal krachtig wordt ingedrukt of sneller wordt ingedrukt, zullen de remmen krachtiger in werking treden.
Tijdens het rijden Remmen Hellingwegrijsysteem (HLA) Het hellingwegrijsysteem (HLA) is een functie welke de bestuurder helpt bij het vanuit stilstand wegrijden op een helling. Wanneer de bestuurder op een helling het rempedaal loslaat en het gaspedaal intrapt, voorkomt de functie dat de auto wegrolt. De remkracht blijft automatisch behouden nadat het rempedaal op een steile helling wordt losgelaten.
Tijdens het rijden Remmen OPMERKING Het hellingwegrijsysteem (HLA) functioneert niet op een lichte helling. Bovendien verandert de hellingsgraad waarbij het systeem in werking treedt afhankelijk van de belasting van de auto. Het hellingwegrijsysteem (HLA) functioneert niet als de handrem is aangetrokken, de auto niet volledig tot stilstand is gebracht of het koppelingspedaal is losgelaten.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC Anti-blokkeer remsysteem (ABS) OPMERKING De besturingseenheid van het ABS systeem houdt de snelheid van elk wiel voortdurend in het oog. Zodra een van de wielen op het punt staat te blokkeren, zorgt het ABS systeem er voor dat de remkracht op het betreffende wiel automatisch met korte tussenpozen onderbroken wordt. Het is mogelijk dat de bestuurder dan een lichte trilling in het rempedaal voelt en een kloppend geluid in het remsysteem hoort.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC Anti-wielspin regeling (TCS) De anti-wielspin regeling (TCS) zorgt via regeling van het motorkoppel en de remmen voor een verhoging van de aandrijfkracht en een verbetering van de veiligheid. Wanneer door het TCS systeem het doorspinnen van een van de aangedreven wielen wordt geregistreerd, wordt het motorkoppel verminderd om verlies van aandrijfkracht te voorkomen.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC TCS/DSC indikatielampje Dit indikatielampje blijft gedurende enkele seconden branden wanneer het contact op ON gezet wordt. Als het TCS of DSC systeem in werking is, gaat het indikatielampje knipperen. Als het lampje blijft branden, is er mogelijk een defect in het TCS, DSC of het rembekrachtigingsysteem en bestaat de kans dat deze niet correct functioneren. Breng uw auto naar een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC OPGELET DSC OFF indikatielampje Wanneer de volgende punten niet in acht worden genomen bestaat de kans dat het DSC systeem niet correct werkt: Gebruik banden van de juiste maat die voor uw Mazda zijn gespecificeerd op alle vier wielen. Gebruik banden van dezelfde fabrikant, soort en profielpatroon op alle vier wielen. Niet tezamen gebruiken met versleten banden.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC Druk nogmaals op de schakelaar om het TCS/DSC systeem opnieuw in te schakelen. Het DSC OFF indikatielampje gaat uit. OPMERKING Wanneer het DSC systeem is ingeschakeld en u probeert de auto vrij te krijgen wanneer deze vast is komen te zitten, of wanneer u probeert uit vers gevallen sneeuw weg te rijden, zal het TCS systeem (onderdeel van het DSC systeem) geactiveerd worden.
Tijdens het rijden i-ELOOP i-ELOOP* i-ELOOP is een regeneratief remsysteem. Wanneer u het rempedaal intrapt of afremt op de motor, wordt de opgewekte kinetische energie door de vermogensgenerator omgezet in elektrische energie en wordt de omgezette elektrische energie opgeslagen in de oplaadbare accu (condensator en accu). De opgeslagen elektriciteit wordt gebruikt als stroom voor het laden van de accu en voor de elektrische uitrusting van de auto.
Tijdens het rijden i-ELOOP DC-DC omzetter Variabele spanning dynamo Condensator OPGELET Door de volgende onderdelen vloeit hoge spanning, dus deze niet aanraken. Variabele spanning dynamo DC-DC omzetter Condensator OPMERKING Het brandstofverbruik kan verschillen afhankelijk van hoe de elektrische uitrusting van de auto gebruikt wordt. Als de condensator wordt opgeruimd, altijd een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur raadplegen.
Tijdens het rijden i-ELOOP i-ELOOP Indikatielampje/ Bedrijfstoestanddisplay De bestuurder wordt op de hoogte gesteld van de regeneratiestatus van het i-ELOOP systeem en de bedrijfstoestand van het voertuig door middel van het i-ELOOP indikatielampje (groen) en de bedrijfstoestanddisplay. i-ELOOP indikatielampje (groen) (Voertuig zonder type B/type C audio) Tijdens regeneratie gaat het lampje branden.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Brandstofverbruikmonitor* Bij voertuigen met type B/type C audio, kan de bedrijfstoestand*1, het brandstofverbruik en de energiebesparing*1 beurtelings worden getoond door bediening van de pictogrammen in de display. Bovendien kan wanneer de einddisplay is ingeschakeld na het voltooien van een rit de totale energiebesparing tot op dat moment in de einddisplay worden getoond. 1.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Brandstofverbruikdisplay Informatie betreffende het brandstofverbruik wordt getoond. Indikatie op display Bedrijfstoestand Toont het brandstofverbruik gedurende de laatste 60 minuten. Toont het brandstofverbruik elke minuut gedurende de laatste 1 tot 10 minuten. Toont het brandstofverbruik elke 10 minuten gedurende de laatste 10 tot 60 minuten. Toont het gemiddelde brandstofverbruik over de laatste 5 terugstellingen en na de huidige terugstelling.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Bedrijfstoestanddisplay (Met i-stop functie) De bedrijfstoestand van de i-stop functie en de i-ELOOP regeneratiestatus worden getoond. Indikatie op display Bedrijfstoestand Toont het niveau van de elektriciteit die opgewekt wordt door regeneratief remmen. Toont de hoeveelheid elektriciteit die opgeslagen is in de oplaadbare accu.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Indikatie op display Bedrijfstoestand Toont de status van de i-stop functie terwijl de auto stilstaat. Geeft de handelingen aan die de bestuurder moet uitvoeren om de i-stop functie te activeren wanneer deze niet in werking is. Toont de huidige hoeveelheid tijd dat de i-stop functie in werking is geweest en de totale hoeveelheid tijd dat deze in werking is geweest.
Tijdens het rijden Drive-selectie Drive-selectie* Drive-selectie is een systeem dat de drive-stand van de auto overschakelt. Wanneer de sportstand is geselecteerd, geeft de auto bij de bediening van het gaspedaal een krachtigere respons. Dit zorgt voor een extra snelle acceleratie, wat nodig kan zijn voor het veilig uitvoeren van manoeuvres zoals het wisselen van rijbaan, het oprijden van snelwegen of het inhalen van andere voertuigen.
Tijdens het rijden Drive-selectie Drive-keuzeschakelaar Druk voor het selecteren van de sportstand de drive-keuzeschakelaar naar de zijde (naar voren). Trek voor het annuleren van de sportstand de drive-keuzeschakelaar naar de zijde (naar achteren). Keuzemodusindikatie Wanneer de sportstand wordt geselecteerd, gaat de keuzemodusindikatie in de instrumentengroep branden. OPMERKING OPMERKING De sportstand wordt geannuleerd wanneer het contact wordt uitgeschakeld.
Tijdens het rijden Stuurbekrachtiging Stuurbekrachtiging De stuurbekrachtiging functioneert uitsluitend wanneer de motor draait. Indien de motor niet draait of wanneer de stuurbekrachtiging buiten werking is, kan de auto alsnog worden bestuurd, ofschoon er dan meer stuurkracht vereist is. Als het stuurwiel stroever dan gewoonlijk aanvoelt tijdens normaal rijden of als het stuurwiel trilt, een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur raadplegen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE i-ACTIVSENSE* i-ACTIVSENSE is een collectieve benaming voor een reeks geavanceerde beveiligingsen rijondersteuningsystemen welke gebruik maken van een vooruitrijcamera (FSC) en radarsensoren. Aangezien elk van deze systemen hun beperkingen hebben, altijd voorzichtig rijden en niet blindelings op deze systemen vertrouwen. Hulpsystemen ter ondersteuning van de bestuurdersalertheid Zichtbaarheid in het donker Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS)............................
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Radarsensoren (achter) De radarsensoren (achter) detecteren de radiogolven die door de radarsensoren worden uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door een voertuig dat van achteren nadert of door een obstakel. De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensoren (achter).
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS)* Het aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) stelt de lichtbundels van de koplampen automatisch naar links of rechts af in samenhang met de bediening van het stuurwiel nadat de koplampen zijn ingeschakeld. Systeemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-33.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Koplampregelsysteem (HBC)* Het koplampregelsysteem (HBC) bepaalt met behulp van de vooruitrijcamera (FSC) de omstandigheden aan de voorzijde van de auto bij het rijden in het donker en schakelt het licht van de koplampen automatisch over tussen grootlicht en dimlicht. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-33.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Het moment waarbij het systeem de koplampen overschakelt verandert onder de volgende omstandigheden. Als het systeem de koplampen niet juist overschakelt, handmatig tussen grootlicht en dimlicht overschakelen, overeenkomstig het zicht en de verkeersomstandigheden. Wanneer er lichtbronnen in het gebied zijn, zoals straatlantaarns, verlichte aanwijsborden en verkeerslichten.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Gebruik van het systeem Het koplampregelsysteem (HBC) schakelt het licht van de koplampen automatisch over tussen grootlicht en dimlicht nadat het contact op ON is gezet en de koplampschakelaar in de stand AUTO en grootlicht staat. Het koplampregelsysteem (HBC) bepaalt dat het buiten donker is op basis van de helderheid van de omgeving. Tegelijkertijd gaat het koplampregelsysteem (HBC) indikatielampje (groen) in de instrumentengroep branden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)* Het LDWS systeem stelt de bestuurder op de hoogte dat de auto van zijn rijstrook afwijkt. Het systeem bespeurt de witte of gele strepen op de rijstrook met gebruik van de vooruitrijcamera (FSC) en als dit bepaalt dat de auto van de rijstrook gaat afwijken, waarschuwt het de bestuurder door het knipperen van het LDWS waarschuwingslampje en het activeren van de LDWS waarschuwingszoemer.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Gebruik het LDWS niet onder de volgende omstandigheden: De kans bestaat dat het systeem niet adequaat reageert op de werkelijke rijomstandigheden, waardoor ongelukken veroorzaakt kunnen worden. Bij het rijden op wegen met scherpe bochten. Bij het rijden onder slechte weersomstandigheden (regen, mist en sneeuw). De functies van het LDWS hebben beperkingen: Blijf altijd uw baan aanhouden met behulp van het stuurwiel en rijd voorzichtig.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Het LDWS functioneert niet als de witte of gele strepen van de rijstrook niet bespeurd worden. Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat het LDWS de witte of gele strepen niet correct kan bespeuren en dat het LDWS niet juist functioneert.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Wanneer het systeem in werking is OPMERKING 1. Wanneer de LDWS schakelaar wordt ingedrukt gaat het systeem over naar standby en gaat het LDWS OFF indikatielampje in de instrumentengroep uit. 2. Rijd terwijl het LDWS OFF indikatielampje uit is naar het midden van de rijstrook. Het systeem zal beginnen te functioneren wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Waarschuwing voor automatische uitschakeling Wanneer de volgende handelingen worden uitgevoerd, bepaalt het LDWS dat de bestuurder de bedoeling heeft van rijstrook te wisselen en wordt de LDWS waarschuwing automatisch uitgeschakeld. Het LDWS wordt nadat de bestuurder de handeling heeft uitgevoerd automatisch ingeschakeld. Het stuurwiel wordt abrupt gedraaid. Het rempedaal wordt abrupt ingetrapt. Het gaspedaal wordt abrupt ingetrapt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Het type waarschuwingsgeluid (rammelgeluid*1/zoemtoon) op de LDWS kan gewijzigd worden. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-11. *1 Een rammelstrook is een reeks groeven in het wegdek die op regelmatige afstand zijn aangebracht en die wanneer het voertuig er over heen rijdt een trilling en rammelgeluid teweegbrengen om de bestuurder te waarschuwen dat het voertuig de rijstrook verlaat.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Dodehoekmonitorsysteem (BSM)* Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) is bedoeld om de bestuurder te helpen bij het controleren van het gebied aan de achterzijde van de auto aan beide kanten tijdens het veranderen van rijbaan, door de bestuurder te attenderen op de aanwezigheid van voertuigen die op een naastgelegen rijbaan van achteren naderen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) functioneert wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan: Het contact op ON wordt gezet. De dodehoekmonitor (BSM) schakelaar wordt ingedrukt en het dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatielampje in de instrumentengroep gaat uit. De rijsnelheid is ongeveer 30 km/h of hoger. Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) zal onder de volgende omstandigheden niet functioneren.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden. Er bevindt zich een voertuig in het opsporingsgebied aan de achterzijde op een naastgelegen rijstrook aan de achterzijde, maar dit nadert niet. Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) beoordeelt de situatie op basis van radardetectiegegevens. Er rijdt gedurende langere tijd een voertuig naast het uwe met nagenoeg dezelfde snelheid.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Het is mogelijk dat de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes gaan branden in reactie op stilstaande objecten op of langs de weg, zoals vangrails, tunnels, zijwanden en geparkeerde voertuigen. Objecten zoals vangrails en betonnen muren die langs de auto lopen. Plaatsen waar de breedte tussen de vangrails of muren aan weerszijden van de auto smaller wordt. De muren aan de ingang en uitgangen van tunnels, afritten.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes/Dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingszoemer Het dodehoekmonitor (BSM) of achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) waarschuwt de bestuurder voor de aanwezigheid van voertuigen in naastgelegen rijstroken aan de achterzijde van uw auto met behulp van de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes en de waarschuwingszoemer wanneer de systemen in werking zijn.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Functie voor uitschakelen van de verlichtingsdimmer Als de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes gaan branden wanneer de positielampen zijn ingeschakeld, wordt de helderheid van de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes gedimd.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatielampje Wanneer het contact op ON wordt gezet, gaat het defectwaarschuwingslampje kortstondig branden en vervolgens na enkele seconden uit. Het dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatielampje gaat branden wanneer de dodehoekmonitor (BSM) schakelaar wordt ingedrukt om de systemen van dodehoekmonitor (BSM) en achteruitrijwaarschuwing (RCTA) uit te schakelen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Wanneer het contact wordt uitgezet, wordt de toestand aangehouden die bestond alvorens het systeem werd uitgeschakeld. Als bijvoorbeeld het contact op OFF wordt gezet terwijl de systemen van dodehoekmonitor (BSM) en achteruitrijwaarschuwing (RCTA) geactiveerd zijn, blijven de systemen van dodehoekmonitor (BSM) en achteruitrijwaarschuwing (RCTA) geactiveerd wanneer het contact de volgende keer op ON wordt gezet.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)* Het achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) is bedoeld om de bestuurder tijdens het achteruitrijden te assisteren bij het controleren van het gebied aan de achterzijde van de auto aan beide kanten door de bestuurder te waarschuwen voor de aanwezigheid van voertuigen die vanaf de achterzijde naderen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Controleer altijd visueel de directe omgeving alvorens daadwerkelijk uw auto in de achteruit te zetten: Het systeem is enkel bedoeld om u bij het achteruitrijden te helpen op achteropkomende voertuigen te controleren. Als gevolg van bepaalde beperkingen ten aanzien van de werking van dit systeem, bestaat de kans dat het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje niet of met vertraging knippert alhoewel er zich een voertuig achter uw auto bevindt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden. De rijsnelheid bij het achteruitrijden is ongeveer 10 km/h of hoger. Het detectiegebied van de radarsensor (achter) wordt gehinderd door een nabije muur of geparkeerd voertuig. (Rijd achteruit tot een plaats waar het detectiegebied van de radarsensor niet meer gehinderd wordt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING In de volgende gevallen kan het moeilijk zijn de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes die op de portierspiegels zijn aangebracht te zien branden/ knipperen. De portierspiegels zijn bedekt met sneeuw of ijs. Wanneer de portierruit beslagen is of bedekt is met sneeuw, ijs of modder.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Afstelbare snelheidsbegrenzer* De afstelbare snelheidsbegrenzer is een functie die voorkomt dat er niet sneller met de auto gereden kan worden dan een ingestelde snelheid. De rijsnelheid wordt geregeld zodat deze onder de ingestelde snelheid blijft ook als het gaspedaal wordt ingetrapt. De afstelbare snelheidsbegrenzer kan ingesteld worden tussen 30 km/h en 200 km/h. Bij het afrijden van een helling is het mogelijk dat de rijsnelheid de ingestelde snelheid overschrijdt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Display van afstelbare snelheidsbegrenzer De instellingsstatus van de afstelbare snelheidsbegrenzer wordt getoond in de display in de instrumentengroep. Standby display Wordt getoond wanneer de snelheidsbegrenzerschakelaar wordt bediend en het systeem wordt ingeschakeld. Wordt uitgeschakeld wanneer het systeem wordt uitgeschakeld. Instellingsdisplay Wordt getoond wanneer de SET schakelaar wordt bediend en de snelheid wordt ingesteld.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Hoofdindikatielampje van afstelbare snelheidsbegrenzer (oranje) Dit indikatielampje gaat oranje branden wanneer op de MODE schakelaar wordt gedrukt en de afstelbare snelheidsbegrenzer geactiveerd wordt. Indikatielampje van instelfunctie van afstelbare snelheidsbegrenzer (groen) Het indikatielampje licht groen op wanneer een snelheid is ingesteld.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Activering/deactivering OPMERKING Wanneer het contact uit wordt gezet, wordt de systeemtoestand aangehouden die bestond alvorens het werd uitgeschakeld. Als bijvoorbeeld het contact uit wordt gezet terwijl de afstelbare snelheidsbegrenzer in werking is, zal het systeem gebruiksklaar zijn wanneer het contact de volgende keer op ON gezet wordt. Activering Druk op de MODE schakelaar om het systeem te bedienen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Instellen van het systeem WAARSCHUWING Controleer bij het instellen van de afstelbare snelheidsbegrenzer altijd of de omgeving veilig is: Als de snelheid lager ingesteld wordt dan de huidige rijsnelheid, wordt de rijsnelheid tot aan de ingestelde snelheid verminderd. Controleer of de omgeving veilig is en houd een veiliger afstand aan tussen de voertuigen voor u en achter u. 1. Druk op de MODE schakelaar om het systeem in te schakelen. 2.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Tijdelijk annuleren van het systeem Het systeem wordt tijdelijk geannuleerd (standby status) wanneer een van de volgende handelingen wordt uitgevoerd terwijl de afstelbare snelheidsbegrenzer getoond wordt. OFF/CANCEL schakelaar wordt ingedrukt Gaspedaal wordt krachtig ingetrapt Druk op de RESUME/ schakelaar om de werking te hervatten bij de voorheen ingestelde snelheid. De afstelbare snelheidsbegrenzerdisplay wordt blijvend getoond.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Vooruitrijcamera (FSC)* Uw auto is uitgerust met een vooruitrijcamera (FSC). De vooruitrijcamera (FSC) is geplaatst nabij de achteruitkijkspiegel en wordt gebruikt door de volgende systemen. Koplampregelsysteem (HBC) Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) Vooruitrijcamera (FSC) De vooruitrijcamera (FSC) bepaalt de omstandigheden aan de voorzijde van de auto bij het rijden in het donker en herkent rijbanen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPGELET Breng geen accessoires, stickers of folie op de voorruit aan in de buurt van de vooruitrijcamera (FSC). Als het gedeelte voor de lens van de vooruitrijcamera (FSC) door iets geblokkeerd wordt, heeft dit tot gevolg dat het systeem niet correct functioneert. Dit kan tot gevolg hebben dat de systemen niet normaal kunnen functioneren wat ongelukken kan veroorzaken. De vooruitrijcamera (FSC) niet demonteren of wijzigen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING In de volgende gevallen kan de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet correct bespeuren, waardoor de systemen niet normaal kunnen functioneren. De hoogte van het voorliggende voertuig is laag. U rijdt met dezelfde snelheid als het voorliggende voertuig. De koplampen zijn bij avond of tijdens het rijden door een tunnel niet ingeschakeld. In de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet correct kan bespeuren.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Radarsensoren (Achter)* Uw auto is uitgerust met radarsensoren (achter). De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensoren (achter). Dodehoekmonitorsysteem (BSM) Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) De radarsensoren (achter) detecteren de radiogolven die door de radarsensor worden uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door een voertuig dat van achteren nadert of door een obstakel.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING De detectiecapaciteit van de radarsensoren (achter) heeft beperkingen. In de volgende gevallen bestaat de kans dat de detectiecapaciteit is verminderd en dat het systeem niet normaal functioneert. De achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) is vervormd geraakt. Nabij de radarsensoren (achter) op de achterbumper heeft zich sneeuw, ijs of modder verzameld. Bij slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw en mist.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar Kruissnelheidsregelaar* Met behulp van de kruissnelheidsregelaar kunt u elke willekeurige snelheid boven ongeveer 25 km/h instellen, zodat de auto deze snelheid constant blijft aanhouden. WAARSCHUWING Gebruik de kruissnelheidsregelaar niet onder de volgende omstandigheden: Onder de volgende omstandigheden is gebruik van de kruissnelheidsregelaar gevaarlijk en kan tot gevolg hebben dat u de macht over de auto verliest.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar Hoofdindikatielampje van kruissnelheidsregelaar (Oranje)/ Indikatielampje voor ingestelde kruissnelheid (Groen) OPMERKING Wanneer het contact uit wordt gezet, wordt de systeemtoestand aangehouden die bestond alvorens het werd uitgeschakeld. Als bijvoorbeeld het contact uit wordt gezet terwijl de kruissnelheidsregelaar in werking is, zal het systeem gebruiksklaar zijn wanneer het contact de volgende keer op ON gezet wordt. Dit indikatielampje heeft twee kleuren.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar Deactivering Met afstelbare snelheidsbegrenzer Druk voor het deactiveren van het systeem op de OFF/CANCEL schakelaar. Het hoofdindikatielampje van de kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat uit. OPMERKING Wanneer de MODE schakelaar tijdens de werking van de kruissnelheidsregelaar wordt ingedrukt, schakelt het systeem over naar de afstelbare snelheidsbegrenzer. 3. Stel de kruissnelheidsregelaar in door de SET/ schakelaar bij de gewenste snelheid in te drukken.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar OPMERKING De kruissnelheidsregelaar wordt geannuleerd als de rijsnelheid afneemt tot minder dan 21 km/h, zoals bij het oprijden van een steile helling. De kans bestaat dat de kruissnelheidsregelaar wordt uitgeschakeld wanneer de rijsnelheid tot ongeveer 15 km/h onder de vooringestelde snelheid afneemt, zoals bij het oprijden van een lange, steile helling.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar Verlagen van de snelheid door één enkele druk op de SET/ schakelaar Meteraanduiding voor rijsnelheid aangegeven in km/h: 1 km/h (0,6 mijl/h) Meteraanduiding voor rijsnelheid aangegeven in mijl/h: 1 mijl/h (1,6 km/h) OPMERKING Tijdelijk annuleren Gebruik voor het tijdelijk annuleren van het systeem, een van de volgende methoden: Druk het rempedaal een weinig in.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar Deactiveren Wanneer een kruissnelheid is ingesteld (indikatielampje voor ingestelde kruissnelheid (groen) gaat branden) Houd de OFF/CANCEL schakelaar lang ingedrukt of druk 2 maal op de OFF/ CANCEL schakelaar. Wanneer geen kruissnelheid is ingesteld (hoofdindikatielampje van kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat branden) Druk op de OFF/CANCEL schakelaar.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem Bandenspanningcontrolesysteem (Voertuig met conventionele banden)* Het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) controleert de bandenspanning van alle vier banden. Als de bandenspanning van één of meerdere banden te laag is, waarschuwt het systeem de bestuurder door middel van het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem in de instrumentengroep en een pieptoon.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem OPGELET Elke band, inclusief het reservewiel (indien voorzien), dient maandelijks in koude toestand gecontroleerd te worden en op de bandenspanning gebracht te worden welke wordt aanbevolen door de autofabrikant op het voertuiginformatieplaatje of bandenspanningslabel.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem OPMERKING Aangezien dit systeem kleine veranderingen in de toestand van de banden bespeurt, kan het tijdstip van de waarschuwing in de volgende gevallen vroeger of later zijn: De maat, het merk, of de soort banden verschilt van de specificatie. De maat, merk of de soort band verschilt van de overige, of de mate van bandenslijtage is onderling buitengewoon verschillend.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem Initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem In onderstaande gevallen dient het initialiseren van het systeem uitgevoerd te worden om het systeem normaal te laten functioneren. De bandenspanning wordt afgesteld. De banden worden onderling uitgewisseld. Een band of wiel wordt vernieuwd. De accu is vernieuwd of volledig uitgeput. Het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem brandt. Initialiseringsmethode 1.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem OPGELET Als de initialisering van het systeem uitgevoerd wordt zonder de bandenspanning af te stellen, kan het systeem de normale bandenspanning niet bespeuren en bestaat de kans dat het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem niet gaat branden als een bandenspanning laag is, of dat het lampje gaat branden ook als de bandenspanningen normaal zijn.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem Bandenspanningcontrolesysteem (Voertuig met runflat banden)* Het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) controleert de bandenspanning van elke band. Als de bandenspanning in één of meerdere banden te laag is, waarschuwt het systeem de bestuurder via een waarschuwingslampje in het instrumentenpaneel en door een waarschuwingszoemer. Zie Waarschuwingslampjes op pagina 4-33. Zie Waarschuwingszoemer voor bandenspanning op pagina 7-55.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem OPGELET Elke band, inclusief het reservewiel (indien voorzien), dient maandelijks in koude toestand gecontroleerd te worden en op de bandenspanning gebracht te worden welke wordt aanbevolen door de autofabrikant op het voertuiginformatieplaatje of bandenspanningslabel.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem Systeemfoutactivering Als het TPMS waarschuwingslampje knippert, is er mogelijk een defect in het systeem. Raadpleeg een officiële Mazda dealer. Een systeemfoutactivering kan zich voordoen in de volgende gevallen: Wanneer er zich uitrusting of apparatuur in de buurt van de auto bevindt die gebruik maakt van dezelfde radiofrequentie als de bandenspanningsensors.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem Wanneer u zelf banden verwisselt Verwisselen van banden en velgen Als u of iemand anders de banden verwisselt, kunnen de stappen voor het voltooien van de registratie van de ID signaalcode in het TPMS systeem ook door uzelf of iemand anders uitgevoerd worden. OPGELET 1. Zet nadat de banden zijn verwisseld het contact op ON en vervolgens terug op ACC of OFF. 2. Wacht ongeveer 15 minuten. 3.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem OPMERKING De ID signaalcode van de bandenspanningsensor moet geregistreerd worden wanneer een nieuwe bandenspanningsensor wordt aangeschaft. Raadpleeg een officiële Mazda dealer voor de aanschaf van een bandenspanningsensor en de registratie van de ID signaalcode van de bandenspanningsensor.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Parkeersensorsysteem* Wanneer bij het parkeren van de auto in een garage of bij het parallel inparkeren de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak)/keuzehendel (automatische transmissie) in de achteruitstand (R) staat, treedt het parkeersensorsysteem in werking dat met behulp van ultrasone sensoren obstakels rondom de auto opspoort.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem OPMERKING Breng geen accessoires aan binnen het detectiebereik van de sensoren. Dit kan de werking van het systeem hinderen. Afhankelijk van de soort hindernis en de omgevingscondities, kan het detectiebereik van een sensor verminderd worden, of bestaat de kans dat de sensoren de hindernissen niet kunnen opsporen.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem OPMERKING Laat het systeem altijd inspecteren door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur als de bumpers een schok of stoot hebben gekregen, ook bij een klein ongeluk. Als de sensoren een afwijking hebben, kunnen ze hindernissen niet opsporen. Als er geen zoemtoon wordt gegeven is er mogelijk een defect in het systeem. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Parkeersensorwaarschuwingszoemer Wanneer het systeem in werking is, klinkt de zoemer als volgt.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Achterste hoeksensor Afstanddetectiegebied Afstand tussen het voertuig en de hindernis Zoemtoon*1 Ongeveer 50—38 cm Gematigd onderbroken geluid Grote afstand Ongeveer 38—25 cm Snel onderbroken geluid Middenafstand Binnen ongeveer 25 cm Nabije afstand Continu geluid *1 De snelheid van de onderbroken pieptonen neemt toe naarmate de auto de hindernis nadert.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Wanneer de waarschuwingszoemer wordt geactiveerd Het systeem stelt de bestuurder op de hoogte van een abnormale toestand door het activeren van een zoemtoon. Zoemer Controle De zoemtoon wordt niet gehoord. Er is mogelijk een defect in het systeem. Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur inspecteren.
5 Interieurvoorzieningen Gebruik van de diverse uitrustingsonderdelen voor rijcomfort, zoals klimaatregeling en audio-installatie. Klimaatregelsysteem .......................................................................... 5-2 Bedieningstips ............................................................................... 5-2 Bediening van de luchtroosters ..................................................... 5-3 Handbediend type .........................................................................
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Bedieningstips Gebruik het klimaatregelsysteem wanneer de motor draait. Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de aanjagerregelknop niet gedurende langere tijd ingeschakeld laten wanneer het contact op ON staat en de motor niet draait. (Met i-stop) De hoeveelheid luchtstroming kan enigszins afnemen wanneer de i-stop functie in werking is.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Afstelling van de luchtstroomrichting Bediening van de luchtroosters Afstelling van de luchtroosters Richten van de luchtstroom Voor het afstellen van de richting van de luchtstroom, de afstelknop verplaatsen. OPMERKING Knop Middelste luchtroosters (voorpassagier) Wanneer de airconditioning gebruikt wordt bij vochtig warm weer, bestaat de kans dat het systeem mist uit de luchtstroomroosters blaast.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Kiezen van de luchtstroomfunctie Dashboardluchtroosters Ontwasemings- en vloerluchtroosters Dashboard- en vloerluchtroosters Ontwasemingsluchtroosters Vloerluchtroosters 5–4
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Handbediend type Type A Temperatuurregelknop Aanjagerregelknop A/C schakelaar Luchtinlaatkeuzeschakelaar Temperatuurregelknop Aanjagerregelknop A/C schakelaar Luchtinlaatkeuzeschakelaar Functiekeuzeregelknop Achterruitverwarmingsschakelaar Type B Functiekeuzeregelknop Achterruitverwarmingsschakelaar 5–5
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Regelschakelaars Temperatuurregelknop OPMERKING Deze knop regelt de temperatuur. Draai deze rechtsom voor verhoging van temperatuur en linksom voor verlaging van temperatuur.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Stand voor gerecirculeerde lucht (indikatielampje is aan) De aanvoer van buitenlucht is afgesloten. Gebruik deze stand bij het rijden door tunnels, bij het rijden in druk verkeer (plaatsen met hoge concentraties van uitlaatgassen) of wanneer snelle koeling gewenst is. OPMERKING Stand voor aanvoer van buitenlucht (indikatielampje is uit) Buitenlucht wordt het interieur binnengelaten. Gebruik deze stand voor ventilatie of ontdooien van de voorruit.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem OPGELET Als de airconditioning wordt gebruikt tijdens het oprijden van lange hellingen of in druk verkeer, het waarschuwingslampje voor motorkoelvloeistoftemperatuur in het oog houden om te zien of dit oplicht of knippert (pagina 4-33). De airconditioning kan dan oververhitting van de motor veroorzaken. Schakel de airconditioning uit, indien het waarschuwingslampje oplicht of knippert (pagina 7-26).
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem OPMERKING Schakel voor maximale ontwaseming de airconditioning in, zet de temperatuurregelknop in de hoogste stand en draai de aanjagerregelknop volledig rechtsom. Indien warme lucht bij de voetenruimte gewenst is, de functiekeuzeregelknop in stand zetten. (Type A) Wanneer de aanjagerregelknop op ON staat en de functiekeuzeregelknop in de stand staat, wordt de stand voor aanvoer van buitenlucht automatisch gekozen.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Volautomatisch type Type A Temperatuurregelknop Aanjagerregelknop A/C schakelaar Luchtinlaatkeuzeschakelaar Temperatuurregelknop Aanjagerregelknop A/C schakelaar Luchtinlaatkeuzeschakelaar Functiekeuzeregelknop Achterruitverwarmingsschakelaar Type B 5–10 Functiekeuzeregelknop Achterruitverwarmingsschakelaar
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Regelschakelaars Temperatuurregelknop OPMERKING Deze knop regelt de temperatuur. Draai deze rechtsom voor verhoging van temperatuur en linksom voor verlaging van temperatuur. Aanjagerregelknop De aanjager heeft zeven snelheden. AUTO stand De hoeveelheid luchtstroom wordt automatisch geregeld overeenkomstig de ingestelde temperatuur. Behalve AUTO stand De hoeveelheid luchtstroom kan afgesteld worden op het gewenste niveau door de regelknop te draaien.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Luchtinlaatkeuzeschakelaar De standen voor aanvoer van buitenlucht of recirculerende lucht kunnen worden gekozen. Druk op de schakelaar voor het kiezen van de stand voor aanvoer van buitenlucht of recirculerende lucht. Stand voor gerecirculeerde lucht (indikatielampje is aan) De aanvoer van buitenlucht is afgesloten.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem OPMERKING Wanneer de temperatuur op maximum warm of koud wordt ingesteld, zal de gewenste temperatuur niet sneller worden verkregen. Bij het kiezen van hete lucht, zal het systeem de luchtstroom beperken totdat deze is opgewarmd om te voorkomen dat koude lucht uit de luchtroosters wordt geblazen. (Europees model) Stel voor een optimale interieurtemperatuur de temperatuur in op om en nabij 22,0. Stel af op de gewenste temperatuur indien nodig.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Zonlicht/Temperatuursensor Het airconditioningsysteem meet de binnen- en buitentemperatuur en het zonlicht. Op basis hiervan wordt vervolgens de temperatuur van het interieur ingesteld. OPGELET Zorg er voor dat geen van de sensors gehinderd wordt, anders zal het airconditioningsysteem niet juist functioneren.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Antenne Draai de antenne naar links om hem te verwijderen. Draai de antenne naar rechts om hem te bevestigen. Let er op de antenne stevig te bevestigen. Installeren Verwijderen OPGELET Om beschadiging van de antenne te voorkomen, deze verwijderen, alvorens lage doorgangen te passeren. OPMERKING Het verdient aanbeveling de antenne te verwijderen en in de cabine op te bergen wanneer u de auto onbeheerd achterlaat.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de audio-installatie niet gedurende langere tijd aan laten staan terwijl de motor niet draait. Als een mobiele telefoon of een CB radio in of bij de auto wordt gebruikt, kan dit tot gevolg hebben dat de audio-installatie storing te horen geeft, dit duidt er echter niet op dat de installatie defect is.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie De signalen van FM zenders zijn vergelijkbaar met lichtstralen, aangezien deze niet om hoeken kunnen buigen maar wel weerkaatst kunnen worden. In tegenstelling tot AM signalen, kunnen FM signalen niet verder reiken dan de horizon. Dit is de reden waarom FM zenders geen grote afstanden kunnen overbruggen, hetgeen AM zenders wel kunnen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Storing als gevolg van een te sterk signaal Zendsignalen dicht in de buurt van een zender zijn buitengewoon krachtig. Storing en het uiteenvallen van het geluid kan dan de ontvangst hinderen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gebruik geen onconventionele discs zoals hartvormige of achtkantige discs, enz. De kans bestaat dat de disc niet wordt uitgeworpen en dat de installatie defect raakt. CD's die voorzien zijn van het logo dat in de afbeelding wordt aangegeven kunnen worden afgespeeld. Er kunnen geen andere discs worden weergegeven. Als het geheugengedeelte van de CD doorzichtig of doorschijnend is, de disc niet gebruiken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Stof, vingerafdrukken en vuil kunnen de hoeveelheid licht dat door het signaaloppervlak weerkaatst wordt verminderen, hetgeen een nadelige invloed op de geluidskwaliteit heeft. Indien de CD verontreinigd mocht raken, deze voorzichtig met een zachte doek vanaf het midden van de CD tot aan de rand afvegen. Gebruik geen reinigings-sprays voor grammofoonplaten, anti-statische reinigingsmiddelen of huishoudelijke spray-reinigers.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bedieningstips voor MP3 MP3 staat voor MPEG Audio Layer 3, een gestandaardiseerde stemcompressie, zoals bepaald door de ISO*1 werkgroep (MPEG). Met behulp van MP3 kunnen audiogegevens gecomprimeerd worden tot ongeveer een-tiende van het formaat van de brongegevens. Dit apparaat geeft bestanden met de extensie (.mp3) weer als MP3 bestanden.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bedieningstips voor WMA WMA is een afkorting van Windows Media Audio en is een audiocompressieformaat dat gebruikt wordt door Microsoft. Audiogegevens kunnen gecreëerd en opgeslagen worden met een hogere compressieverhouding dan MP3. Dit apparaat geeft bestanden met de extensie (.wma) weer als WMA bestanden. * Microsoft en Windows Media zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation U.S. in de Verenigde Staten en overige landen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bedieningstips voor de DVD speler Condensvorming Onmiddellijk na het inschakelen van de verwarming wanneer de auto koud is, bestaat de kans dat de DVD of de optische onderdelen (prisma en lens) in de DVD speler overdekt raken met een laagje condens. In dat geval zal de DVD zodra deze in het apparaat wordt gestoken onmiddellijk worden uitgeworpen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie DVD's die voorzien zijn van het logo dat in de afbeelding wordt aangegeven of DVD-R/DVD R/DVD-RW/DVD RW die beschreven zijn met videodata (DVD-Video/DVD-VR bestand) kunnen worden afgespeeld. Gebruik discs die legaal geproduceerd zijn. Als illegaal gekopiëerde discs zoals onwetmatig geproduceerde discs gebruikt worden, bestaat de kans dat het systeem niet correct functioneert.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Lees de gebruikershandleiding en alle voorzorgsmaatregelen voor DVD-R/ DVD R/DVD-RW/DVD RW's. Gebruik geen discs waarop plakband is aangebracht of met gedeeltelijk losgeraakte labels of kleefmateriaal dat vanaf de randen van het DVD label naar buiten steekt. Gebruik ook geen discs waarop een in de handel verkrijgbaar DVD-R label is aangebracht. De kans bestaat dat de disc niet wordt uitgeworpen en dat de installatie defect raakt.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Woordenlijst DVD-Video DVD-Video is een videobeeldopslagstandaard zoals bepaald door het DVD forum. Er wordt gebruik gemaakt van “MPEG2”, een wereldwijde standaard in digitale compressietechnologie, die gemiddeld ongeveer 1/40-ste van de beeldgegevens comprimeert en deze opslaat. Verder wordt er gebruik gemaakt van een variabelesnelheid coderingstechnologie, welke de toegewezen hoeveelheid informatie verandert overeenkomstig de vorm van het schermbeeld.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OGG bestanden die geschreven zijn onder andere dan de aangegeven specificaties worden mogelijk niet normaal weergegeven of de bestandsnamen of mapnamen worden mogelijk niet correct getoond. De bestandsextensie is mogelijk niet aanwezig, afhankelijk van het besturingssysteem van de computer, versie, software of instellingen. Voeg in dit geval de bestandsextensie “.ogg” toe aan het einde van de bestandsnaam en schrijf deze vervolgens op de disc.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bedieningstips voor iPod Dit apparaat ondersteunt weergave van muziekbestanden die zijn opgenomen op een iPod. * iPod is een handelsmerk van Apple Inc., gedeponeerd in de VS en overige landen. Het is mogelijk dat de iPod niet compatibel is afhankelijk van het model of de versie van het besturingssysteem. In dit geval verschijnt een foutmelding. OPGELET Zie de gebruikershandleiding van de iPod voor bijzonderheden betreffende het gebruik van de iPod.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Audioset (Type A) Aan/uit/Volume/Geluidsregelaars ...................................................................... pagina 5-30 Klok.................................................................................................................... pagina 5-32 Bediening van de radio ...................................................................................... pagina 5-34 Bediening van de compact disc (CD) speler ......................................
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Aan/uit/Volume/Geluidsregelaars Audiodisplay Menutoets Aan/uit/volume/audioregelknop Installatie AAN/UIT Zet het contact op ACC of ON. Druk op de aan/uit/volumeknop om de audioinstallatie in te schakelen. Druk nogmaals op de aan/uit/volumeknop om de audioinstallatie uit te schakelen. Afstelling van het volume Draai de aan/uit/volumeknop om het volume af te stellen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Instelwaarde Aanduiding Linksom draaien Rechtsom draaien 12Hr 24Hr (12-uur/24-uur tijdsinstelling) 12Hr (Knippert) 24Hr (Knippert) OPMERKING Als de display gedurende enkele seconden niet wordt bediend, keert deze terug naar de vorige display. Voor het terugstellen van de lage tonen, hoge tonen, fade en balans, de menutoets ( ) gedurende 2 seconden ingedrukt houden. Het apparaat geeft een pieptoon en “CLEAR” wordt getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Klok :00 toets Audioregelknop Kloktoets Uren/minuten instelschakelaar Audiodisplay Menutoets Instellen van de tijd Terugstellen van de tijd De klok kan op elk tijdstip worden ingesteld wanneer het contact op ACC of ON gezet wordt. 1. Houd de kloktoets ( ) gedurende ongeveer 2 seconden ingedrukt, totdat u een pieptoon hoort. 2. Druk op de :00 toets (1). 3.
NOTITIES 5–33
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de radio Audiodisplay Voorkeuzezendertoetsen Afstemtoets Scan-toets Bandkeuzetoetsen Programmatype informatietoets Verkeersinformatietoets Radio AAN Afstemmen Druk voor het inschakelen van de radio op een bandkeuzetoets ( ). De radio beschikt over de volgende afstemmingsmethoden: Afstemming door middel van handbediening, zenderaftasting, scan, voorkeuzekanalen en automatische geheugenopslag.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Afstemming via scan Houd de scan-toets ( ) ingedrukt om automatisch de sterke zenders af te tasten. Het aftasten stopt bij elke zender gedurende ongeveer 5 seconden. Houd voor het vasthouden van een zender de scan-toets ( ) tijdens dit interval nogmaals ingedrukt. Radio data systeem (RDS) OPMERKING Het radio data systeem (RDS) werkt niet als dit zich buiten het servicegebied van het systeem bevindt.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Programmatype informatie (PTY) Bepaalde FM zenders zenden programmatype codes uit. Met behulp van deze code kunnen alternatieve zenders die dezelfde programmatype codes uitzenden snel opgespoord worden. Druk in de FM modus op de programmatype informatietoets ( , ). De programmatype code en “PTY” wordt tijdens ontvangst getoond. Als er geen programmatype code is, wordt “None” getoond. (Opslaan van programmatypen onder de zendervoorkeuzetoetsen:) 1.
NOTITIES 5–37
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de compact disc (CD) speler* Herhaalde weergavetoets Teksttoets Weergave/pauzetoets Willekeurige volgorde Audiodisplay weergavetoets Spoor terug/terugspoeltoets Spoor vooruit/snelvooruitspoeltoets Map omhoog toets Map omlaag toets Media/Scan-toets CD gleuf CD uitwerptoets Type Muziek/MP3/ WMA/AAC CD speler Afspeelbare gegevens Muziekgegevens (CD-DA) MP3/WMA/AAC bestand Insteken van de CD Steek de CD in de gleuf met het label naar boven gericht
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Weergave Druk de mediatoets ( ) in om over te schakelen naar de CD-modus en start de weergave. OPMERKING De CD modus kan niet gekozen worden als er geen CD is ingestoken. Mapzoeken (tijdens MP3/WMA/AAC CD weergave) Druk voor het veranderen naar de vorige map op de map omlaag toets ( ), of druk op de map omhoog toets ( ) om door te gaan naar de volgende map.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Herhaalde weergave Willekeurige weergave Tijdens muziek CD weergave Sporen worden willekeurig geselecteerd en weergegeven. 1. Druk op de herhaaltoets (1) tijdens weergave om het huidige spoor bij herhaling weer te geven. “TRACK RPT” wordt getoond ( wordt getoond naast RPT aan de onderkant van het displaygedeelte). 2. Druk nogmaals op de toets om de herhaalde weergave uit te schakelen. Tijdens MP3/WMA/AAC CD weergave (Spoor herhalen) 1.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Overschakelen van de display Telkens wanneer tijdens weergave op de teksttoets (3) wordt gedrukt verandert de informatie die op de audiodisplay wordt getoond als volgt. Muziek CD Toets OPMERKING Informatie die op de audiodisplay wordt getoond De informatie die zichtbaar is op de display is enkel CD informatie (zoals artiestnaam, muziekstuktitel) die op de CD is opgenomen. Bepaalde tekens kunnen op deze installatie niet getoond worden.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gebruik van de ingang voor extra apparatuur/USB poort Audio kan weergegeven worden via de autoluidsprekers door in de handel verkrijgbare draagbare audioapparatuur aan te sluiten op de ingang voor extra apparatuur. Gebruik een in de handel verkrijgbare, impedantievrije (3,5 ) stereo ministekkerkabel. Neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur voor bijzonderheden.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Audioset (Type B/Type C) OPMERKING De verklaring van functies die in deze handleiding worden beschreven kunnen afwijken van de feitelijke bediening en de vormen van de getoonde schermen, toetsen, letters en tekens kunnen eveneens van de feitelijke weergave verschillen. Bovendien kunnen afhankelijk van toekomstige softwareupdates gegevens zonder voorafgaande kennisgeving successievelijk worden gewijzigd.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Schakelaars rondom de commanderknop De volgende bedieningen kunnen worden uitgevoerd door het indrukken van de schakelaars rondom de commanderknop. : Toont het thuisscherm. : Toont het Amusementscherm. : Toont het navigatiescherm (Alleen voertuigen uitgerust met navigatie). Zie voor bediening van het navigatiescherm de handleiding van het navigatiesysteem.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie (Selectie van pictogrammen op het scherm) 1. Kantel of draai de commanderknop en verplaats de cursor naar het gewenste pictogram. 2. Druk op de commanderknop en selecteer het pictogram. OPMERKING Voor bepaalde functies is het ook mogelijk de commanderknop lang ingedrukt te houden. Gebruik van het aanraakpaneel OPGELET Oefen geen druk uit op het scherm en druk er niet met puntige voorwerpen tegen. Anders bestaat de kans op beschadiging van het scherm.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Basisbedieningsmethode AANRAKEN & TIKKEN 1. Raak of tik het item aan dat op het scherm wordt getoond. 2. De bediening gaat van start en het volgende item wordt getoond. SCHUIVEN 1. Raak het instellingsitem aan dat wordt getoond met een schuifbalk. 2. Raak de schuifregelaar met uw vinger aan en verplaats deze naar het gewenste niveau. VEGEN 1. Raak het scherm met uw vinger aan en beweeg het omhoog of omlaag. 2. Items die niet zichtbaar waren kunnen worden getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Terugkeer naar het vorige scherm 1. Raak aan. Tonen van het thuisscherm 1. Raak aan. Thuisscherm Pictogram Functie Applicaties Informatie zoals gemiddeld brandstofverbruik, onderhoud en waarschuwingen kunnen worden geverifieerd. Het schermdisplay kan verschillen afhankelijk van kwaliteit en specificatie. Entertainment Bedient audiobronnen zoals de radio en CD's. De meest recent gebruikte audiobron wordt getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Volume/Display/Geluid regelaars Commanderschakelaar Audiobedieningsschakelaar Volumeschakelaar Volumeregelknop Afstelling van het volume Dag/nacht Modus scherm instellen Draai de volumeregelknop van de commanderschakelaar. De volumeschakelaar op het stuurwiel kan ook worden ingedrukt. Het dag- of avondscherm kan worden geselecteerd. Displayinstelling Selecteer het pictogram op het thuisscherm voor het tonen van het Instellingen scherm.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Afstelling van het audiogeluid Selecteer het pictogram op het thuisscherm voor het tonen van het Instellingen scherm. Selecteer het tabblad om het item te selecteren dat u wilt wijzigen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de radio (Type B) Radio AAN Selecteer het pictogram op het thuisscherm voor het tonen van het Amusementscherm. Bij het selecteren van de gewenste radiogolfband, worden de volgende pictogrammen in het onderste gedeelte van de middendisplay getoond. AM/FM Radio Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. Toont de zenderlijst.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Favorietenlijst radio Voor meer bedieningsgemak kunnen geselecteerde zenders worden geregistreerd. In totaal kunnen 50 zenders worden geregistreerd. De Favorietenlijst omvat zowel AM als FM radiozenders. Registreren onder Favorieten Druk lang op het pictogram om de huidige radiozender te registreren. De registratie kan ook worden uitgevoerd door gebruik van onderstaande procedure. 1. Selecteer het pictogram om de favorietenlijst te tonen. 2. Selecteer . 3.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de radio (Type C) Radio AAN Selecteer het pictogram op het thuisscherm voor het tonen van het Amusementscherm. Bij het selecteren van de gewenste radiogolfband, worden de volgende pictogrammen in het onderste gedeelte van de middendisplay getoond. AM/FM Radio Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. Toont de lijst van ontvangbare RDS radiozenders (Alleen FM).
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Wanneer het of pictogram wordt geselecteerd terwijl FM is gekozen, worden de programma’s geselecteerd. Favorietenlijst radio Voor meer bedieningsgemak kunnen geselecteerde zenders worden geregistreerd. In totaal kunnen 50 zenders worden geregistreerd. De favorietenlijst omvat zowel AM, FM als DAB radiozenders. Registreren onder Favorieten Druk lang op het pictogram om de huidige radiozender te registreren.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie AF/REG in- of uitschakelen Selectie uit de zenderlijst Selecteer in de FM modus het pictogram om over te schakelen naar het FM instellingenscherm. AF/REG in- of uitschakelen gebeurt als volgt: (AF modus aan/uit) Selecteer aan/uit op het FM instelscherm. (REG modus aan/uit) Selecteer aan/uit terwijl de AF modus is ingeschakeld. De lijst van ontvangbare RDS radiozenders wordt getoond. U kunt de zender die u wilt beluisteren gemakkelijk uit de lijst selecteren.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de Digital Audio Broadcasting (DAB) radio (Type C)* Wat is DAB radio? DAB radio is een digitaal radiouitzendsysteem. DAB radio biedt radiogeluid van hoge kwaliteit en maakt gebruik van een automatische frequentieoverschakelfunctie in grensgebieden. Door het tonen van de radiotekst, kan informatie zoals de naam van het muziekstuk en de naam van de artiest getoond worden. Radio AAN 1. Selecteer 2. Selecteer getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Pictogram Functie Toont de geluidsinstellingen voor het afstellen van het audiokwaliteitsniveau. Zie Volume/Display/Geluidsregelaars op pagina 5-48. Voorbeeld van gebruik (Zenderlijst updaten en DAB radio beluisteren) 1. Selecteer het pictogram en toon het volgende scherm. 2. Selecteer het gewenste item en maak de instelling.
NOTITIES 5–57
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de compact disc (CD) speler* CD gleuf CD uitwerptoets Type Muziek/MP3/WMA/ AAC CD speler Afspeelbare gegevens Muziekgegevens (CDDA) MP3/WMA/AAC bestand OPMERKING Als een disc zowel muziekgegevens (CD-DA) als MP3/WMA/AAC bestanden bevat, verschilt de weergave van de twee of drie bestandstypen afhankelijk van de manier waarop de disc werd opgenomen. Insteken van de CD Steek de CD in de gleuf met het label naar boven gericht.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Weergave Selecteer terwijl een CD is ingestoken het pictogram op het thuisscherm en toon het Amusementscherm. Wanneer wordt geselecteerd, worden de volgende pictogrammen in het onderste gedeelte van de middendisplay getoond. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. (Muziek CD) Toont de sporenlijst van de CD. Selecteer het spoor dat u wilt afspelen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Pictogram Functie Als dit binnen enkele seconden nadat een muziekstuk met afspelen is begonnen wordt geselecteerd, wordt het eerdere muziekstuk geselecteerd. Als er meer dan een paar seconden zijn verstreken nadat een muziekstuk met afspelen is begonnen, wordt het muziekstuk dat op het huidige moment wordt afgespeeld vanaf het begin opnieuw afgespeeld. Lang indrukken voor snelterugspoelen. Deze stopt wanneer u uw hand van het pictogram of de commanderknop wegneemt.
NOTITIES 5–61
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de DVD (Digital Versatile Disc) speler* DVD gleuf DVD uitwerptoets Type DVD VIDEO/DVDVR speler Afspeelbare gegevens DVD VIDEO/DVD-VR bestand Insteken van de DVD Steek de DVD in de gleuf met het label naar boven gericht. De DVD wordt automatisch naar binnen getrokken en het bovenste menuscherm van de DVD disc en de controller worden getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Weergave Selecteer terwijl een DVD is ingestoken het pictogram op het thuisscherm en toon het Amusementscherm. Wanneer wordt geselecteerd, wordt het bovenste menuscherm van de DVD en de controller getoond. Wanneer het afspelen door middel van bediening van de controller wordt gestart, worden de volgende pictogrammen aan de onderzijde van het scherm getoond. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Om veiligheidsredenen worden tijdens het rijden geen beelden getoond. Schuif de van de controller om de controller te verplaatsen. Als de modus wordt overgeschakeld naar DVD modus nadat het afspelen van de DVD is gestopt, begint het afspelen opnieuw zonder dat het DVD menuscherm wordt getoond. Instellen van de beeldkwaliteit Helderheid, contrast, tint en kleurdichtheid kunnen worden afgesteld.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Instellingen OPMERKING Het schermdisplay kan verschillen afhankelijk van kwaliteit en specificatie. pictogram op het thuisscherm voor het tonen van het Instellingen scherm. Selecteer het Verander het tabblad en selecteer het instellingsitem dat u wilt veranderen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Tabblad Onderwerp Functie Hiermee worden toetsverklaringen aan/uit gezet. Tooltips Taal Verandert de taal. Temperatuur Verandert de instelling tussen Fahrenheit en Celsius. Afstand Verandert de instelling tussen mijlen en kilometers. Gebruikt voor het bijwerken van Gracenote®. Gracenote wordt gebruikt met USB audio en biedt: Muziekdatabase updaten Systeem 1.Aanvullende muziekinformatie (zoals naam van muziekstuk, artiest) 2.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Toepassingen Gebruik van de audiobedieningsschakelaar OPMERKING Het schermdisplay kan verschillen afhankelijk van kwaliteit en specificatie. Zonder Bluetooth® handsfree Selecteer het pictogram op het thuisscherm voor het tonen van het Toepassingen scherm. De volgende informatie kan worden geverifieerd. Bovenkant scherm Brandstofverbruik Onderwerp Functie Brandstofverbruik Zie Bedrijfstoestand Brandstofverbruikmonitor Energiebesparingsdisplay op pagina 4-89.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Afstellen van het volume Druk de volumetoets omhoog om het volume te verhogen ( ). Druk de volumetoets omlaag om het volume te verlagen ( ). Zoektoets AM/FM radio (Type B/Type C), MW/ LW/FM radio (Type A) Druk op de zoektoets ( , ). De radio schakelt over naar de volgende/vorige opgeslagen zender in de volgorde waarin deze werden opgeslagen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Aha™/Stitcher™ Radio (Type B/Type C) Druk op de zoektoets ( ) om vooruit te springen naar het begin van het volgende spoor. Houd de zoektoets ingedrukt ( ) om de weergave van het huidige muziekstuk met “Like” te evalueren. Houd de zoektoets ingedrukt ( ) om de weergave van het huidige muziekstuk met “Dislike” te evalueren.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Type B/Type C OPGELET Ingang voor extra apparatuur USB poort Gebruik van de AUX modus (Type A) ............................ pagina 5-72 Gebruik van de USB modus (Type A) ............................. pagina 5-74 Gebruik van de iPod modus (Type A) ............................. pagina 5-78 Gebruik van de AUX modus (Type B/ Type C) .............................. pagina 5-82 Gebruik van de USB modus (Type B/ Type C) ..............................
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de hulpaansluitingen niet gedurende langere tijd gebruiken wanneer de motor stopgezet is of stationair draait. Wanneer apparatuur wordt aangesloten op de ingang voor extra apparatuur of USB poort, kan er zich storing voordoen afhankelijk van de aangesloten apparatuur.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie WAARSCHUWING Zorg ervoor dat het aansluitsnoer niet verstrikt raakt tussen de handremhendel of de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak)/keuzehendel (automatische transmissie): Het verstrikt laten raken van het aansluitsnoer tussen de handremhendel of de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak)/ keuzehendel (automatische transmissie) is gevaarlijk, aangezien dit de besturing van de auto kan hinderen en een ongeluk kan veroorzaken.
NOTITIES 5–73
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gebruik van de USB modus (Type A) Willekeurige volgorde Audiodisplay weergavetoets Herhaalde weergavetoets Teksttoets Weergave/pauzetoets Spoor terug/terugspoeltoets Spoor vooruit/snelvooruitspoeltoets Map omhoog toets Map omlaag toets Media/Scan-toets Type Afspeelbare gegevens USB modus MP3/WMA/AAC bestand OPMERKING USB 3.0 apparatuur wordt door deze installatie niet ondersteund.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Spooraftasting Druk eenmaal op de spoor vooruit toets ( ) om vooruit te gaan naar het begin van het volgende spoor. Druk op de spoor terug toets ( ) binnen enkele seconden na het begin van de weergave om het begin van het vorige spoor op te zoeken. Druk op de spoor terug toets ( ) nadat enkele seconden zijn verstreken om de weergave vanaf het begin van het huidige spoor te starten.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Alles willekeurig OPMERKING 1. Druk op de willekeurige weergavetoets (2) tijdens weergave en druk vervolgens binnen 3 seconden nogmaals op de toets om de sporen op het USB apparaat in willekeurige volgorde weer te geven. “ALL RDM” wordt getoond ( wordt getoond naast RDM aan de onderkant van het displaygedeelte). 2. Druk nogmaals op de toets om de weergave in willekeurige volgorde uit te schakelen.
NOTITIES 5–77
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gebruik van de iPod modus (Type A) Audiodisplay Teksttoets Willekeurige volgorde weergavetoets Herhaalde weergavetoets Weergave/pauzetoets Categorie omlaag toets Categorie omhoog toets Spoor terug/terugspoeltoets Spoor vooruit/snelvooruitspoeltoets Lijst omhoog toets Lijst omlaag toets Media/Scan-toets Het is mogelijk dat een iPod niet compatibel is afhankelijk van het model of de versie van het besturingssysteem. In dit geval verschijnt een foutmelding.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Spooraftasting Muziek scan Druk eenmaal op de spoor vooruit toets ( ) om vooruit te gaan naar het begin van het volgende spoor. Druk op de spoor terug toets ( ) binnen enkele seconden (afhankelijk van de iPod softwareversie) na het begin van de weergave om het begin van het vorige spoor op te zoeken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie 2. Druk voor het annuleren van de weergave in willekeurige volgorde na 3 seconden nogmaals op de toets. OPMERKING Album willekeurig 1. Druk op de willekeurige weergavetoets (2) tijdens weergave en druk vervolgens binnen 3 seconden nogmaals op de toets om de sporen op de iPod in willekeurige volgorde weer te geven. “ALBUM RDM” wordt getoond ( wordt getoond naast RDM aan de onderkant van het displaygedeelte). 2.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Foutaanduidingen (Type A) Als u een foutaanduiding op de display ziet, de oorzaak in de tabel opzoeken. Als u de foutaanduiding niet kunt wissen, de auto naar een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur brengen. Aanduiding Oorzaak Oplossing Controleer dat de gegevens die opgenomen zijn in het USB apparaat MP3/WMA/AAC bestanden bevatten en sluit het apparaat nogmaals correct aan.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gebruik van de AUX modus (Type B/Type C) 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm voor het tonen van het Amusementscherm. 2. Selecteer om over te schakelen naar de AUX modus. De volgende pictogrammen worden getoond op het onderste gedeelte van de middendisplay. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. Toont de geluidsinstellingen voor het afstellen van het audiokwaliteitsniveau.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Weergave 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm voor het tonen van het Amusementscherm. 2. Selecteer of om over te schakelen naar de USB modus. De volgende pictogrammen worden getoond op het onderste gedeelte van de middendisplay. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. De lijst met categorieën wordt getoond. De huidige sporenlijst wordt getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Verplaats de schuifregelaar die de afspeeltijd aangeeft om over te gaan naar de gewenste lokatie op het spoor. Het aanzicht van de pictogrammen voor herhalen en shuffle veranderen afhankelijk van de soort bedieningsopdracht waarbij de functie wordt gebruikt. Categorielijst Selecteer het pictogram voor het tonen van de volgende categorielijst. Selecteer een gewenste categorie en item. Categorie Afspeellijst Artiest Toont de artiestnaamlijst.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Voorbeeld van gebruik (afspelen van alle sporen in een USB apparaat) OPMERKING (Methode 1) Alleen de sporen in de gewenste map geselecteerd in stap 3 worden afgespeeld. 1. Selecteer voor het tonen van de categorielijst. 2. Selecteer . Alle sporen in het USB apparaat worden getoond. 3. Selecteer een gewenst spoor. Het geselecteerde spoor wordt afgespeeld. Alle sporen in het USB apparaat kunnen worden afgespeeld door continue weergave.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gracenote Database (Type B/Type C) Wanneer een USB apparaat op dit apparaat wordt aangesloten en audio wordt weergegeven, wordt de albumnaam, artiestnaam, het genre en de titelinformatie automatisch getoond als er een overeenkomst is tussen de databasecompilatie van het voertuig en de muziek die wordt afgespeeld. De informatie die in dit apparaat is opgeslagen maakt gebruik van de databaseinformatie in de Gracenote-muziekherkenningservice.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie U verklaart dat u Gracenote-gegevens, de Gracenote-software en Gracenote-servers uitsluitend zult gebruiken voor persoonlijke niet-commerciële doeleinden. U verklaart de Gracenote-software of enige Gracenote-gegevens niet af te staan, te kopiëren, over te dragen of te verzenden aan derden. U VERKLAART DAT U GRACENOTE-GEGEVENS, DE GRACENOTE-SOFTWARE OF GRACENOTE-SERVERS NIET ZULT GEBRUIKEN OF EXPLOITEREN OP ANDERE WIJZE DAN HIER UITDRUKKELIJK IS BESCHREVEN.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bijwerken van de database De Gracenote media database kan bijgewerkt worden met behulp van een USB apparaat. 1. Sluit een USB apparaat aan die de software bevat voor het bijwerken van Gracenote. 2. Selecteer het pictogram op het thuisscherm voor het tonen van het Instellingen scherm. 3. Selecteer het tabblad en selecteer . 4. Selecteer . De lijst van het updatepakket dat is opgeslagen in het USB apparaat en de versie worden getoond. 5.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth®* Beschrijving van Bluetooth® handsfree Wanneer Bluetooth® apparatuur (mobiele telefoon) op de Bluetooth® eenheid van de auto wordt aangesloten via draadloze verbinding, is het mogelijk telefoongesprekken te voeren of te ontvangen met behulp van de sprekentoets, opneemtoets, ophangtoets op de audiobedieningsschakelaar of door bediening van de middendisplay.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPGELET Bepaalde Bluetooth® mobiele apparatuur is niet compatibel met de auto. Raadpleeg een officiële Mazda reparateur, Mazda's telefonische klantenservice of website voor informatie betreffende compatibiliteit van Bluetooth® mobiele apparatuur: Telefoon: (Duitsland) 0800 4263 738 (8:00—18:00 Middeneuropese tijd) (Behalve Duitsland) 00800 4263 7383 (8:00—18:00 Middeneuropese tijd) (Wereldwijd) 49 (0) 6838 907 287 (8:00—18:00 Middeneuropese tijd) Web: http://www.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Microfoon (handsfree) De microfoon wordt gebruikt voor het inspreken van spraakopdrachten of voor het houden van een handsfree-telefoongesprek. Sprekentoets, opneemtoets en ophangtoets (handsfree) De basisfuncties van Bluetooth® handsfree kunnen worden gebruikt voor bijvoorbeeld bellen of ophangen via het gebruik van de spreken-, opneem- en ophangtoetsen op het stuurwiel.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Gereed maken van Bluetooth® Paren van apparatuur Voor het gebruik van Bluetooth® audio en handsfree moet de apparatuur uitgerust met Bluetooth® aan de hand van de volgende procedure met de eenheid gepaard worden. Maximaal zeven apparaten zoals Bluetooth® audioapparatuur en handsfree mobiele telefoons kunnen gepaard worden. OPMERKING Het is mogelijk dat het Bluetooth® systeem gedurende 1 of 2 minuten nadat het contact op ACC of ON is gezet niet functioneert.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® BELANGRIJK Opmerking over paring en automatische herverbinding: Als paring op dezelfde mobiele telefoon opnieuw wordt uitgevoerd, dient u eerst “Mazda” dat op het Bluetooth® instelscherm van het mobiele apparaat verschijnt eenmaal te wissen. Bij het updaten van het besturingssysteem van de apparatuur bestaat de kans dat de paringinformatie gewist wordt. Herprogrammeer in dit geval de paringinformatie in de Bluetooth® eenheid.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 5. Selecteer de apparatuurnaam die u wilt wissen. 6. Selecteer . 7. Selecteer . In dit hoofdstuk wordt het basisgebruik van de spraakherkenning verklaard. Wissen van alle apparatuur Druk op de sprekentoets. pictogram op het 1. Selecteer het thuisscherm voor het tonen van het Instellingen scherm. 2. Selecteer het tabblad. 3. Selecteer . 4. Selecteer . 5. Selecteer . 6. Selecteer .
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Let op de volgende punten om vermindering van de spraakherkenning en spraakkwaliteit te voorkomen: Tijdens de gesproken begeleiding of het klinken van de zoemer is gebruik van de spraakherkenning niet mogelijk. Wacht totdat de gesproken begeleiding of de pieptoon is beëindigd alvorens uw opdrachten uit te spreken.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bediening van de audio-installatie met behulp van spraakherkenning Hoofdaudiobediening Onderstaande opdrachten zijn voorbeelden van de beschikbare opdrachten. Wanneer de sprekentoets wordt ingedrukt en de volgende opdracht wordt uitgesproken, kan de audio worden bediend. De opdrachten tussen ( ) kunnen worden weggelaten. De betreffende naam en het nummer worden tussen de {} ingevoerd.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® handsfree* Bellen van een telefoonnummer Gebruik van het telefoonboek Telefoongesprekken kunnen tot stand gebracht worden door het zeggen van de contactnaam in het gedownloade telefoonboek of de naam van een persoon waarvan het telefoonnummer in Bluetooth® handsfree is vastgelegd. Zie Contact importeren (telefoonboek downloaden) 1. Druk op de sprekentoets. 2. Wacht op de pieptoon. 3. Zeg: “bellen XXXXX... (Bijv. “John”) Mobiel”. 4.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Als “Alle contactpersonen importeren” wordt uitgevoerd na het opslaan van het telefoonboek in de Bluetooth® eenheid, wordt het telefoonboek overschreven. Maximaal 1000 contacten kunnen in het telefoonboek geregistreerd worden. Telefoonboek, registratie van inkomende/uitgaande gesprekken en favorietgeheugens zijn ter bescherming van de privacy voor elke mobiele telefoon specifiek.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 5. Selecteer de contactinformatie die u wilt wissen. 6. Selecteer . Veranderen van de weergavevolgorde van uw favorietenlijst pictogram op het 1. Selecteer het thuisscherm voor het tonen van het Communicatiescherm. 2. Selecteer voor het tonen van de favorietenlijst. 3. Selecteer . 4. Selecteer . 5. Het contact kan worden verplaatst nadat dit is geselecteerd. 6. Verschuif het contact of verplaats dit met behulp van de commanderschakelaar en selecteer vervolgens .
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Opnieuw bellen functie Belt de laatstgebelde persoon (de laatste persoon op de lijst van uitgaande gesprekken) vanaf de mobiele telefoon/ auto. 1. Druk op de sprekentoets. 2. Wacht op de pieptoon. 3. Zeg: “opnieuw kiezen” Terugbelfunctie Belt de laatste persoon (de laatste persoon op de lijst van inkomende gesprekken) die uw mobiele telefoon/auto heeft gebeld. 1. Druk op de sprekentoets. 2. Wacht op de pieptoon. 3.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Ontvangen van een inkomend gesprek Wanneer een inkomend gesprek wordt ontvangen, wordt het kennisgevingscherm voor inkomende gesprekken getoond. De instelling “Binnenkomende gespreksinformatie” moet aan zijn. Zie Communicatie-instellingen op pagina 5-106. Druk voor het aannemen van het gesprek op de opneemtoets op de audiobedieningsschakelaar of selecteer op het scherm.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Pictogram Functie DTMF (tweevoudige toon multi-frequentie signaal) transmissie Deze functie wordt gebruikt wanneer DTMF via het cijfertoetsenbord wordt verzonden. De ontvanger van een DTMF transmissie is in het algemeen een huistelefoonantwoordapparaat of de geautomatiseerde telefooncentrale van een bedrijf. Toets het nummer in met behulp van een cijfertoetsenbord.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® (Automatisch downloaden) De instelling “Autom. download Email” (E-mail) of “Autom. download SMS” (SMS) moet aan zijn. Wanneer de Bluetooth® eenheid is aangesloten op het apparaat, worden berichten automatisch gedownload. Zie Communicatie-instellingen op pagina 5-106. (Handmatig downloaden) Wanneer de instelling “Autom. download Email” (E-mail) of “Autom. download SMS” (SMS) uit is, dient het bericht aan de hand van onderstaande procedure te worden gedownload.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® De volgende pictogrammen worden getoond op het onderste gedeelte van de details op het bericht. De pictogrammen die kunnen worden gebruikt verschillen afhankelijk van de gebruiksomstandigheden. Pictogram Functie Toont het Communicatiemenu. Toont het Postvak In. Geeft een bericht weer. Wanneer dit opnieuw wordt geselecteerd, wordt de weergave tijdelijk stopgezet. Toont het vorige bericht. Toont het volgende bericht.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Voorbeeld van gebruik (verifieer ongelezen e-mail) Bewerken van voorgeprogrammeerde berichten 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm voor het tonen van het Communicatiescherm. 2. Selecteer om het Postvak In te tonen. 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm voor het tonen van het Communicatiescherm. 2. Selecteer . 3. Selecteer . 4. Selecteer het voorgeprogrammeerde bericht dat u wilt bewerken. Het toetsenbordscherm wordt getoond. 5.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Communicatie-instellingen Selecteer het Selecteer Onderwerp ® Bluetooth pictogram op het thuisscherm voor het tonen van het Communicatiescherm. om de instelling wijzigen. Instelling — Functie Ga naar het Bluetooth® instelmenu. Zie Gereed maken van Bluetooth® op pagina 5-92. Binnenkomende gespreksinformatie Aan/Uit Geeft een melding wanneer een inkomend gesprek wordt ontvangen. Autom.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® audio* Functie A2DP Bluetooth specificatie van toepassing (Aanbevolen) Ver. 1.1/1.2/2.0 EDR/2.1 EDR/3.0 (conformiteit) Responsprofiel A2DP (Advanced Audio Distribution Profile) Ver. 1.0/1.2 AVRCP (Audio/Video Remote Control Profile) Ver. 1.0/1.3/1.4 A2DP is een profiel dat enkel audio naar de Bluetooth® eenheid verzendt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Gebruik van de Bluetooth® audio-installatie Overschakelen naar de Bluetooth® audiomodus Schakel over naar de Bluetooth® audiomodus voor het bedienen van de audioapparatuur met behulp van het bedieningspaneel van de audio-installatie voor het beluisteren van muziek of spraakaudio welke is opgenomen op Bluetooth® audioapparatuur. Alle Bluetooth® audioapparatuur dient gepaard te worden met de Bluetooth® eenheid van de auto alvorens deze kan worden gebruikt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Weergave Schakel de modus over naar Bluetooth® audiomodus om te luisteren naar Bluetooth® audioapparatuur via het luidsprekersysteem van de auto. (Zie “Overschakelen naar de Bluetooth® audiomodus”) Na het overschakelen naar de Bluetooth® audiomodus, worden de volgende pictogrammen op het onderste gedeelte van de display getoond. De pictogrammen die kunnen worden gebruikt verschillen afhankelijk van de versie van het Bluetooth® audioapparaat dat u op dat moment gebruikt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Pictogram Functie Toont de geluidsinstellingen voor het afstellen van het audiokwaliteitsniveau. Zie Volume/Display/Geluidsregelaars op pagina 5-48. Voorbeeld van gebruik (Bij het zoeken naar een muziekstuk vanaf het hoogste niveau van een apparaat) 1. Selecteer het pictogram voor het tonen van de lijst met mappen/ bestanden op het hoogste niveau. 2. Wanneer de map is geselecteerd, worden de lijsten met mappen/ bestanden in de map getoond.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Gebruik van Aha™* Aha is een toepassing die kan worden gebruikt voor de ontvangst van diverse internetdata, zoals internetradio en podcasts. Blijf op de hoogte de activiteiten van uw vrienden door het verkrijgen van updates van Facebook en Twitter. Via het gebruik van de lokatieafhankelijke diensten, kunnen diensten en bestemmingen in de buurt worden opgezocht of kan actuele lokale informatie worden verkregen. Zie voor details betreffende Aha, “http://www.aharadio.com/”.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Pictogram Functie Schreeuwen Neemt ingesproken berichten op. Neemt stemgeluid op en verzendt dit als afspeelbare audio naar Facebook en andere sociale zenders. Like*1 Beoordeelt de huidige inhoud als “Like”. Dislike*1 Beoordeelt de huidige inhoud als “Dislike”. Gaat gedurende 15 seconden terug. Kaart (voertuigen met navigatiesysteem) Toont de bestemming die door de lokatieafhankelijke diensten wordt opgezocht op het navigatiesysteem.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Hoofdmenu Selecteer het pictogram. Verander het tabblad en selecteer de zendercategorie. Tabblad Functie Voorinstellingen Toont de lijst met voorkeuzezenders die op het apparaat is ingesteld. Selecteer de naam van een voorkeuzezender om de gegevens van de zender weer te geven. Vlakbij Selecteer de gewenste zender. Er wordt begeleiding gegeven naar de gezochte bestemming nabij de lokatie van het voertuig.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Voorbeeld van gebruik (Lokatieafhankelijke diensten) 1. Selecteer de gewenste zender in het Dichtbij tabblad op het hoofdmenu. De weergave van de naam of het adres van de bestemming begint in de volgorde van de lijst met bestemmingsnamen. Bericht inspreken Bepaalde sociale zenders, zoals Facebook of Caraoke, ondersteunen de mogelijkheid voor het opnemen en delen van ingesproken berichten met gebruik van de “Schreeuwen” functie. 1.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Gebruik van Stitcher™* Radio Wat is Stitcher™ Radio? Stitcher™ radio is een toepassing die kan worden gebruikt voor het beluisteren van internetradio of streampodcasts. Aanbevolen gegevensinhoud wordt automatisch geselecteerd door deze te registreren en in uw favorieten te plaatsen, of door het indrukken van de Leuk of Niet leuk toets. Zie voor details betreffende Stitcher™ Radio, “http://stitcher.com/”.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Pictogram Functie Gaat gedurende 30 seconden terug. Geeft de zender weer. Selecteer dit nogmaals om de weergave te pauzeren. Gaat verder naar de volgende zender. Toont de geluidsinstellingen voor het afstellen van het audiokwaliteitsniveau. Zie Volume/Display/Geluidsregelaars op pagina 5-48. Zenderlijst 1. Selecteer het pictogram om de zenderlijst te tonen. Favoriete zendernaam: Selecteer dit om het programma te tonen dat onder uw favorieten is geregistreerd.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Toevoegen aan uw favorieten Als het huidige programma niet onder uw favorieten is geregistreerd, kan dit aan uw favorieten worden toegevoegd. 1. Selecteer het pictogram voor het tonen van de favoriete zender waarvan de registratie kan worden toegevoegd. 2. Selecteer de zendernaam die u wilt registreren. 3. Selecteer om het programma toe te voegen aan de geselecteerde favoriete zender.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Oplossen van problemen Mazda Bluetooth® Handsfree Klantenservice Als u problemen heeft met Bluetooth®, kunt u gratis bellen met onze klantenservicedienst. Telefoon: (Duitsland) 0800 4263 738 (8:00—18:00 Middeneuropese tijd) (Behalve Duitsland) 00800 4263 7383 (8:00—18:00 Middeneuropese tijd) (Wereldwijd) 49 (0) 6838 907 287 (8:00—18:00 Middeneuropese tijd) Web: http://www.mazdahandsfree.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Probleem Wordt niet automatisch verbonden wanneer de motor gestart wordt Oorzaak De paringinformatie wordt bijgewerkt wanneer het besturingssysteem van het apparaat wordt bijgewerkt. Oplossingsmethode Voer paring nogmaals uit. *1 Instelling die de aanwezigheid opspoort van apparatuur buiten de Bluetooth® eenheid OPMERKING Bij het updaten van het besturingssysteem van de apparatuur bestaat de kans dat de paringinformatie gewist wordt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Probleem Oorzaak Oplossingsmethode Namen in het telefoonboek worden niet gemakkelijk herkend Het Bluetooth® systeem is in een toestand welke herkenning moeilijk maakt. Door het nemen van de volgende maatregelen wordt de spraakherkenning verbeterd. Wis het geheugen uit een telefoonboek dat niet vaak gebruikt wordt. Vermijd verkorte namen, gebruik volledige namen. (Herkenning verbetert naarmate de naam langer is.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Overige problemen Probleem De resterende batterijlading wordt bij de auto en het apparaat verschillend aangeduid Oorzaak Oplossingsmethode De methode van aanduiding is bij de auto en het apparaat verschillend. — Wanneer er vanuit de auto wordt gebeld, wordt het telefoonnummer bijgewerkt in de registratie van inkomende/uitgaande gesprekken, echter de naam verschijnt niet Het nummer is niet in het telefoonboek opgeslagen.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Zonnekleppen Voor gebruik van een zonneklep aan de voorzijde, deze naar beneden klappen. Interieurverlichting Plafondlampen Schakelaarstand Plafondlampen Verlichting uit Verlichting gaat aan wanneer een portier geopend wordt Verlichting gaat aan of uit wanneer het instapverlichtingssysteem is ingeschakeld Verlichting aan Make-up spiegeltjes Voor het gebruik van een make-up spiegeltje, de zonneklep naar beneden klappen.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting OPMERKING Om uitgeput raken van de accu te voorkomen, het kofferdeksel niet gedurende lange tijd geopend laten wanneer de motor niet draait. De plafondverlichting gaat gedurende ongeveer 15 seconden branden wanneer het contact is uitgeschakeld en de plafondverlichtingschakelaar in de stand DOOR staat.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting OPMERKING Als de interieurverlichting ingeschakeld blijft (de interieurverlichtingschakelaar is in de stand ON), wordt deze automatisch uitgeschakeld om uitputting van de accu te voorkomen. Wanneer gedurende ongeveer 30 minuten geen bediening plaatsvindt nadat het contact is uitgezet.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting OPGELET Let op de volgende punten om beschadiging van de stekkerbus voor accessoires of het defect raken van het elektrische circuit te voorkomen: OPMERKING Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de stekkerbus niet gedurende langere tijd gebruiken wanneer de motor stopgezet is of stationair draait. Gebruik geen accessoires met een stroomverbruik dat hoger is dan 120 W (12 V gelijkstroom, 10 A).
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Bekerhouder WAARSCHUWING Gebruik tijdens het rijden de bekerhouder dus nooit voor het vasthouden van hete dranken: Het is gevaarlijk wanneer een bekerhouder tijdens het rijden voor het vasthouden van hete dranken gebruikt wordt. Als de inhoud wordt gemorst, bestaat de kans dat u brandwonden oploopt.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Model met links stuur Achterste bekerhouder Voorste bekerhouder Bepaalde modellen. Model met rechts stuur Achterste bekerhouder Voorste bekerhouder Bepaalde modellen.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Verwijderen van de bekerhouders Gebruik voor het verwijderen van de bekerhouder beide handen.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Bevestigen van de bekerhouders OPGELET Bevestig de bekerhouder door deze volledig in de montageopening te steken en controleer of deze stevig op zijn plaats zit. Anders bestaat de kans dat de bekerhouder tijdens het rijden valt en dat de drank gemorst wordt.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting OPMERKING De voorste bekerhouder kan worden verwijderd en aan de achterste console worden bevestigd.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting OPMERKING De achterste bekerhouder is bedoeld voor gebruik op de achterste console en kan niet aan de voorzijde worden bevestigd.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Opbergvakken Consolevak Voor gebruik het deksel openen. WAARSCHUWING Houd tijdens het rijden de opbergvakken gesloten: Rijden met geopende opbergvakken is gevaarlijk. Ter vermindering van de kans op letsel tijdens ongevallen of een plotselinge stop, de opbergvakken tijdens het rijden gesloten houden.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Druk voor het openen van het zijopbergvak van de zitting de knop omlaag. Steek de hulpsleutel in het slot, draai deze rechtsom om te vergrendelen en linksom om te ontgrendelen. Opbergvak van achterbekleding Kleine voorwerpen kunnen bewaard worden in het opbergvak van de achterbekleding. Ontgrendelen Vergrendelen Gebruik van het opbergvak van de achterbekleding 1. Schuif de zitting geheel naar voren en klap de rugleuning voorover.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Uitneembare asbak* De uitneembare asbak kan vastgezet en gebruikt worden in een van beide bekerhouders. WAARSCHUWING Gebruik de uitneembare asbak uitsluitend in zijn vaste positie en zorg ervoor dat deze volledig is ingestoken: Gebruik van een asbak die uit zijn vaste positie verwijderd is of niet volledig is ingestoken is gevaarlijk. Sigaretten kunnen gaan rollen of uit de asbak in het interieur vallen en brand veroorzaken.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Windvanger Deze windvanger vermindert de sterke stroom van de wind die van achteren in het interieur blaast tijdens het rijden met neergelaten vouwdak.
NOTITIES 5–136
6 Onderhoud en verzorging Hoe u uw Mazda in topconditie kunt houden. Essentiële informatie .......................................................................... 6-2 Inleiding ........................................................................................ 6-2 Periodieke onderhoudsbeurten ......................................................... 6-3 Periodieke onderhoudsbeurten ...................................................... 6-3 Onderhoudsmonitor .........................................
Onderhoud en verzorging Essentiële informatie Inleiding Wanneer u dit instruktieboekje gebruikt als richtlijn bij onderhoud of inspectie van uw auto, dient u bijzonder voorzichtig te werk te gaan en het toebrengen van letsel aan uzelf of aan anderen of beschadiging van de auto te voorkomen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Periodieke onderhoudsbeurten OPMERKING Blijf na de aangegeven periode doorgaan met het volgen van het periodieke onderhoud overeenkomstig de voorgeschreven intervallen. Uitlaatgasreiniging en hiermee verband houdende systemen Het ontstekingssysteem en het brandstofsysteem zijn van groot belang voor de uitlaatgasreiniging alsmede voor een efficiënte werking van de motor. Breng niet zelf aan deze systemen veranderingen aan.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Europa Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet. Onderhoudsfrequentie Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 ×1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180 Bougies*1 Elke 120.000 km vernieuwen. Luchtfilter*2 R R R Dampafzuigsysteem (indien voorzien) I I I Aandrijfriemen*3 I I I Motorolie & Oliefilter Flexibel*4 Vervangen wanneer de indikator AAN is. (Max. interval: 12 maanden/20.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Tabelsymbolen: I: Inspecteren: Inspecteren en reinigen, repareren, afstellen, bijvullen of indien nodig vernieuwen. R: Vernieuwen C: Reinigen T: Vastdraaien L: Smeren D: Aftappen Opmerkingen: *1 Inspecteer in onderstaande landen de bougies elke 10.000 km of 12 maanden alvorens deze bij de genoemde interval te vernieuwen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten *8 Indien u een intensief gebruik van de remmen maakt (bijvoorbeeld, regelmatig met hoge snelheid of in berggebieden rijdt), of wanneer de auto in zeer vochtige klimaten gebruikt wordt, de remvloeistof jaarlijks verversen. *9 Als dit onderdeel ondergedompeld is geweest in water, dient de olie ververst te worden. *10 Om de 10.000 km wordt onderling verwisselen van de banden aanbevolen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Behalve Europa Israël Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Onderhoudsfrequentie 12 24 36 48 60 72 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180 Bougies 84 96 108 120 132 144 Maanden ×1000 km Elke 120.000 km of 6 jaar vernieuwen. Brandstoffilter Elke 135.000 km vernieuwen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Tabelsymbolen: I: Inspecteren: Inspecteren en reinigen, repareren, afstellen, bijvullen of indien nodig vernieuwen. R: Vernieuwen C: Reinigen T: Vastdraaien L: Smeren D: Aftappen Opmerkingen: *1 De aandrijfriemen van de airconditioning, indien voorzien, eveneens inspecteren. Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, de aandrijfriemen elke 10.000 km of korter inspecteren.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Behalve Israël Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet. Onderhoudsfrequentie Maanden 6 ×1000 km 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 150 160 12 18 24 30 36 42 48 54 60 66 72 78 84 90 96 Brandstoffilter Elke 60.000 km vernieuwen. Bougies*1 Elke 120.000 km vernieuwen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet. Onderhoudsfrequentie Maanden 6 ×1000 km 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 150 160 Voor- en achterwielophanging, fuseekogels en axiale speling van wiellager 12 18 24 30 36 42 48 54 60 66 72 78 84 90 96 I I Stofhoezen van aandrijfas I I I I I Uitlaatsysteem hitteschilden I I I I Elke 80.000 km inspecteren.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten *3 Indien de auto voornamelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, is het aan te bevelen de motorolie vaker te verversen en het oliefilter vaker te vernieuwen dan de normaal aanbevolen intervallen. a) b) c) d) Gebruiksdoel van het voertuig is als politieauto, taxi of rijschoolauto.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Onderhoudsmonitor Onderhoudsmonitor (Type A audio) “Olie verversen” met flexibele instelling*1 is beschikbaar. Raadpleeg een officiële Mazda reparateur voor details*2.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Onderhoudsmonitor (Type B/Type C audio) 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm voor het tonen van het “Applicaties” scherm. 2. Selecteer “Onderhoud” voor het tonen van het onderhoudsbeurtenscherm. 3. Verander het tabblad en selecteer het instellingsitem dat u wilt veranderen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Tabblad Onderwerp Olie periode (%) Reset Stelt de resterende oliegebruiksduur terug naar 100 %. Na het verversen van de motorolie moet het systeem steeds worden teruggesteld. Olie verversen 6–14 Verklaring Toont de gebruiksduur van de motorolie tot aan de volgende olieverversingsbeurt.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Voorzorgsmaatregelen betreffende onderhoudswerkzaamheden Routine-onderhoud Het wordt ten zeerste aangeraden de volgende punten dagelijks of tenminste wekelijks te controleren.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING Voer geen onderhoudswerkzaamheden uit als u niet voldoende kennis en ervaring heeft of niet over het juiste gereedschap of de juiste uitrusting beschikt welke voor de uitvoer van het werk noodzakelijk is. Laat onderhoudswerkzaamheden uitvoeren door een deskundige monteur: Het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan een auto kan gevaar opleveren.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Motorkap 1. Trek wanneer de auto geparkeerd is de ontgrendelknop omhoog om de motorkap te ontgrendelen. WAARSCHUWING Controleer altijd of de motorkap gesloten en stevig vergrendeld is: Een motorkap die niet gesloten is en niet stevig is vergrendeld is gevaarlijk aangezien deze tijdens het rijden open kan vliegen en het uitzicht van de bestuurder kan belemmeren, hetgeen een ernstig ongeluk kan veroorzaken.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 3. Neem de steunstang vast bij het gedeelte met de stootrubber en zet deze in de steunstangopening vast welke wordt aangegeven door de pijl om de motorkap open te houden. 2. Til de motorkap omhoog, neem de steunstang vast bij het gedeelte met de stootrubber en zet de steunstang in de klem vast. Controleer of de steunstang stevig in de klem vastzit alvorens de motorkap te sluiten. Stootkussen Stootkussen Steunstang Klem Klem Sluiten van de motorkap 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Overzicht van de motorruimte Reservoir van voorruitensproeiervloeistof Rem/koppelingsvloeistofreservoir Motoroliepeilstok Motorolievuldop Dop van koelsysteem Accu Zekeringenblok Motorkoelvloeistofreservoir 6–19
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Motorolie OPMERKING Het verversen van de motorolie dient door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur te worden gedaan. Aanbevolen olie Voor het behouden van de onderhoudsinterval (pagina 6-3) en ter bescherming van de motor tegen beschadiging door slechte smering, is het van vitaal belang gebruik te maken van motorolie met de juiste specificatie.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud De viscositeit van de motorolie, of dikte, is van invloed op het brandstofverbruik en op de werking van de motor (starten en oliecirculatie) bij lage buitentemperaturen. Motoroliesoorten met een lage viscositeit verlagen het brandstofverbruik en verbeteren de prestaties bij lage buitentemperaturen. Neem bij het kiezen van olie het bereik van de buitentemperaturen in acht waarbij u uw auto tot aan de volgende olieverversingsbeurt gaat gebruiken.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Terugstellen van de motorstuureenheid OPMERKING Deze procedure is bedoeld voor voertuigen waarbij de flexibele instelling voor het tijdstip van het verversen van de motorolie is geselecteerd. Laat na het verversen van de motorolie een reparateur zoals bijvoorbeeld een officiële Mazda reparateur het initialiseren (terugstellen van de motoroliegegevens) van de geregistreerde waarde uitvoeren.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Controle van het motoroliepeil 1. Controleer of de auto op een vlakke ondergrond staat. 2. Laat de motor warmdraaien totdat deze de normale bedrijfstemperatuur bereikt heeft. 3. Zet de motor stop en wacht tenminste 5 minuten om de olie naar het carter te laten terugvloeien. 4. Trek de peilstok naar buiten, veeg deze schoon en steek deze weer volledig in.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING Dop van koelsysteem Koelvloeistofreservoir Geen van de koelsysteemdoppen verwijderen wanneer de motor en de radiateur heet zijn: Wanneer de motor en de radiateur heet zijn, kan kokend hete koelvloeistof en stoom onder druk naar buiten spuiten en ernstig letsel veroorzaken. OPMERKING Het verversen van de koelvloeistof dient door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur te worden gedaan.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET GEBRUIK GEEN koelvloeistofsoorten welke alcohol, methanol, boraat of silicaat bevatten. Deze koelvloeistofsoorten kunnen het koelsysteem beschadigen. MENG GEEN alcohol of methanol met de koelvloeistof. Dit kan het koelsysteem beschadigen. Gebruik geen oplossing die meer dan 60% antivries bevat. Dit vermindert de effectieve werking.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Model met links stuur Ruitensproeier- en koplampsproeiervloeistof Controle van het sproeiervloeistofniveau WAARSCHUWING Model met rechts stuur Gebruik steeds gewoon water of ruitensproeiervloeistof in het reservoir: Gebruik van radiateur-antivries in plaats van sproeiervloeistof is gevaarlijk. Als dit op de voorruit gesproeid wordt, zal de voorruit hierdoor verontreinigd worden en uw uitzicht belemmerd worden. Dit kan een ongeluk tot gevolg hebben.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Smering van de carrosserie Alle bewegende punten van de carrosserie zoals de portier-, motorkap-en kofferdekselscharnieren en sloten moeten gesmeerd worden telkens wanneer de motorolie wordt ververst. Gebruik bij koud weer een niet-bevriezend smeermiddel op de sloten. Let er bij het openen van de primaire vergrendeling van de motorkap op, dat de secundaire vergrendeling (de “veiligheidshaak”) de motorkap belet om vanzelf te openen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Verontreiniging van de voorruit of de ruitenwisserbladen door bepaalde substanties kan het effectief functioneren van de ruitenwisserbladen verminderen. Bekende vormen van verontreiniging zijn insecten, boomhars en de “hot wax” behandeling welke door sommige autowas installaties gebruikt wordt.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 3. Zet het wisserblad schuin en verwijder dit van de arm. OPGELET OPGELET De ruitenwisserarm voorzichtig neerlaten en niet tegen de voorruit laten terugklappen om beschadiging van de voorruit te voorkomen. De metalen houders niet buigen of wegwerpen. Deze worden opnieuw gebruikt. Indien de metalen houders omgewisseld worden, is het mogelijk dat het wisserblad minder goed wist.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud (Type B) 1. Zet de ruitenwisserarm omhoog en draai het ruitenwisserblad om de plastic vergrendelklem bereikbaar te maken. Druk de klem in en schuif het ruitenwisserblad naar beneden; verwijder het ruitenwisserblad vervolgens van de ruitenwisserarm. 3. Verwijder de metalen houders van beide wisserbladrubbers en bevestig deze aan de nieuwe wisserbladrubbers.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 4. Steek het nieuwe wisserbladrubber voorzichtig naar binnen. Monteer het wisserblad daarna in de omgekeerde volgorde van het verwijderen er van. OPMERKING Monteer het wisserblad met de uitsteeksels naar de onderzijde van de wisserarm gericht.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Accu WAARSCHUWING Lees voor een veilige en juiste behandeling de volgende voorzorgsmaatregelen zorgvuldig alvorens de accu te gebruiken of te inspecteren: Maak bij het werken in de buurt van de accu steeds gebruik van oogbescherming: Werken zonder oogbescherming is gevaarlijk. Accuvloeistof bevat ZWAVELZUUR dat blindheid kan veroorzaken wanneer dit met uw ogen in aanraking komt.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING Houd open vuur en vonken uit de buurt van open accucellen en laat bij het werken in de buurt van een accu geen metalen gereedschap in aanraking komen met de positieve ( ) of negatieve ( ) pool van de accu. Laat de positieve ( ) pool niet in aanraking komen met de carrosserie van de auto: Open vuur en vonken in de buurt van open accucellen zijn gevaarlijk.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Onderhoud van de accu Inspectie van het niveau van het accu-elektroliet Wanneer het niveau van het accuelektroliet laag is, heeft dit tot gevolg dat de accu snel uitgeput raakt. Voor het in optimale conditie houden van uw accu: Zorg er voor dat de accu steeds stevig gemonteerd is. Houd de bovenzijde van de accu schoon en droog.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Opladen van de accu OPMERKING Alvorens onderhoud aan de accu uit te voeren of deze op te laden, dienen alle accessoires te worden uitgeschakeld en de motor te worden afgezet. Neem voor het vernieuwen van de accu contact op met een officiële Mazda dealer. Bij het aansluiten van de accu deze als laatste bevestigen. Alvorens de accu te laden de doppen verwijderen. (Met i-stop systeem) De accu niet snelladen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud De volgende condities geven aan dat de batterij nagenoeg uitgeput is: Het KEY indikatielampje (groen) in de instrumentengroep knippert gedurende ongeveer 30 seconden nadat de motor is stopgezet. Het systeem functioneert niet en het bedrijfsindikatielampje op de zender knippert niet wanneer de toetsen worden ingedrukt. Het werkingsbereik van het systeem is verminderd.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 5. Verwijder het batterijdeksel en verwijder vervolgens de batterij. OPGELET Zorg ervoor de rubber ring aangegeven in de afbeelding niet te bekrassen of te beschadigen. Als de rubber ring los is komen te zitten, deze opnieuw bevestigen alvorens een nieuwe batterij te plaatsen. Rubber ring 6. Plaats een nieuwe batterij met de positieve pool naar boven gericht en dek de batterij vervolgens af met het batterijdeksel. 7. Sluit de afdekking. 8.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Banden Voor uw veiligheid, een minimaal brandstofverbruik en een optimale levensduur van de banden, dient u de banden steeds op de aanbevolen bandenspanning te houden en het voor uw auto aanbevolen belastbare gewicht en de gewichtsverdeling niet te overschrijden. WAARSCHUWING Gebruik van banden van verschillende soort: Het rijden met uw auto is gevaarlijk wanneer er banden van verschillende soort op gemonteerd zijn.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud (Met bandenspanningcontrolesysteem) Na het afstellen van de bandenspanning is initialisering van het bandenspanningcontrolesysteem noodzakelijk om het systeem normaal te laten functioneren. Zie Initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem op pagina 4-140. OPMERKING Controleer de bandenspanning altijd wanneer de banden koud zijn. Bij warme banden wordt normaal de aanbevolen bandenspanning overschreden.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET Voorwaarts Bij het onderling verwisselen van de banden geen gebruik maken van het noodreservewiel (ENKEL VOOR TIJDELIJK GEBRUIK). Controleer bij het onderling verwisselen de banden op ongelijkmatige slijtage en beschadiging.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Vernieuwen van een band WAARSCHUWING Gebruik steeds banden die in goede conditie zijn: Rijden met versleten banden is gevaarlijk. Het verminderde remvermogen, de verslechtering van de bestuurbaarheid en de wegligging kan een ongeluk veroorzaken. Vervang alle vier banden tegelijkertijd: Het vervangen van enkel één band is gevaarlijk.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPMERKING Wanneer u om een of andere reden de velgen wenst te vervangen, dient u er op te letten dat de nieuwe velgen gelijkwaardig zijn aan de origineel van fabriekswege gemonteerde velgen voor wat betreft diameter, velgbreedte en offset (binnen/buiten). Neem voor details contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
NOTITIES 6–43
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Gloeilampen 15 4 2 3 1 5 6 16 13 8 10 11 9 7 14 6–44 10 12
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Koplampen (Dimlicht) Koplampen (Grootlicht) Dagverlichting Positielampen Voorste richtingaanwijzerlampen Zijrichtingaanwijzerlampen Lampen van remlichten Achterste richtingaanwijzerlampen Achterlichten Achteruitrijlampen Mistlamp achter (Model met links stuur)* Mistlamp achter (Model met rechts stuur)* Middelste remlicht Kentekenplaatlampen Plafondlamp Kofferruimteverlichting *Bepaalde modellen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET Zorg ervoor bij het verwijderen van de lens of de lampeenheid met behulp van een platte schroevendraaier, dat de platte schroevendraaier geen contact maakt met de elektrische aansluiting. Als de platte schroevendraaier contact maakt met de elektrische aansluiting, kan er kortsluiting ontstaan. Dagverlichting (Gloeilamp type) 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 5. Maak de gloeilamp los uit de houder. 3. Trek de plastic klemmen bij het middengedeelte los en verwijder ze en trek vervolgens het spatscherm gedeeltelijk naar achteren. Verwijderen Monteren 6. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. Voorste richtingaanwijzerlampen 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 6. Maak de gloeilamp los uit de houder. 3. Trek de plastic klemmen bij het middengedeelte los en verwijder ze en trek vervolgens het spatscherm gedeeltelijk naar achteren. Verwijderen Monteren 7. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. Zijrichtingaanwijzerlampen 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 6. Monteer de nieuwe zijrichtingaanwijzereenheid in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. 4. Trek aan het midden van de plastic klemmen, verwijder de klemmen en trek vervolgens de zijbekleding van de kofferruimte gedeeltelijk naar achteren. Achterste richtingaanwijzerlampen 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 8. Maak de gloeilamp los uit de houder. Kentekenplaatlampen 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2. Verwijder de eenheid door het uitsteeksel op de eenheid met uw vinger in te drukken en de eenheid naar beneden te trekken. 9. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. Achteruitrijlampen, Mistlamp achter* 3. Draai de houder en de gloeilamp linksom en verwijder deze. 4.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Vervangen van gloeilampen in het interieur Plafondlamp 1. Omwikkel een kleine, platte schroevendraaier met een zachte doek om beschadiging van de lens te voorkomen en verwijder vervolgens de lens door de rand van de lens voorzichtig met de platte schroevendraaier los te wrikken. 2. Maak de gloeilamp los door deze naar buiten te trekken. Kofferruimteverlichting 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Zekeringen De elektrische installatie van uw auto is beveiligd tegen beschadiging door overbelasting door middel van zekeringen. Indien een van de lampen, elektrische accessoires of bedieningsorganen van uw auto niet functioneert, dient u de betreffende circuitbeveiliging te controleren. Indien een zekering is doorgeslagen, is de draad er binnen in doorgesmolten. 3.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET Vervang een zekering steeds door een originele Mazda zekering of gelijkwaardige van dezelfde capaciteit. Anders bestaat de kans op beschadiging van de elektrische installatie. 6. Breng de afdekking aan en controleer dat deze stevig op zijn plaats zit.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 3. Indien een zekering behalve de MAIN zekering is doorgeslagen, dient deze vervangen te worden door een nieuwe van hetzelfde amperage. Normaal Doorgeslagen WAARSCHUWING De hoofdzekering en multiplex trage zekering niet zelf vervangen. Laat het vervangen van de zekering over een aan officiële Mazda reparateur: Zelf vervangen van deze zekeringen is gevaarlijk, aangezien dit hoogspanningszekeringen zijn.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Beschrijving van het zekeringenpaneel Zekeringenblok (Motorruimte) ZEKERINGCAPACITEIT BEVEILIGD ONDERDEEL 1 BESCHRIJVING ENG IG3 5A — 2 ENG IG2 5A 3 HORN2 7,5 A Claxon — 4 C/U IG1 15 A Voor beveiliging van diverse circuits 5 ENG IG1 7,5 A Motorbesturingssysteem 6 — — 7 15 A 8 INTERIOR ENG B 7,5 A Motorbesturingssysteem 9 AUDIO2 15 A Audio-installatie 10 METER1 10 A Instrumentengroep Airbag — Plafondlamp 11 SRS1
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud BESCHRIJVING ZEKERINGCAPACITEIT BEVEILIGD ONDERDEEL 19 AT PUMP 20 A Transmissiebesturingssysteem* 20 AT 15 A Transmissiebesturingssysteem* 21 D LOCK 25 A Centrale portiervergrendeling 22 H/L RH 20 A Koplamp (Rechts) 23 ENG B2 7,5 A Motorbesturingssysteem 24 TAIL 20 A Lampen van achterlichten, kentekenplaatverlichting, positielampen 25 DRL 15 A 26 ROOM 25 A — 27 FOG 15 A 28 H/CLEAN 20 A Koplampsproeier* 29 STOP 1
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Zekeringenblok (Linkerzijde) ZEKERINGCAPACITEIT BEVEILIGD ONDERDEEL 1 BESCHRIJVING RHT R 30 A — 2 RHT L 30 A — 3 — — — 4 — — 5 F.OUTLET 15 A — Stekkerbussen voor accessoires 6 — — 7 AT IND 7,5 A AT schakelstandindikator* — 8 MIRROR 7,5 A Elektrisch bediende buitenspiegels 9 R_DECK R 30 A 10 R_DECK L 30 A 11 F.WASHER 15 A Voorruitensproeier 12 P.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Verzorging van de carrosserie Beschadiging als gevolg van vogeluitwerpselen, insecten of boomhars Bij het aanbrengen van de lak op uw Mazda is voor wat betreft de samenstelling en de spuitmethoden gebruik gemaakt van de laatste technische ontwikkelingen. Oorzaken De beschermende eigenschappen van de lak kunnen echter aangetast worden door schadelijke stoffen in het milieu indien de laklaag niet op de juiste wijze wordt onderhouden.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Vogeluitwerpselen kunnen verwijderd worden met behulp van een zachte spons en water. Indien u onderweg bent en dit niet beschikbaar is, kan het probleem ook met een natte papieren zakdoek verholpen worden. Het betreffende gedeelte dient daarna overeenkomstig de instructies in dit hoofdstuk in de was gezet te worden. Insecten en boomhars kunnen het beste verwijderd worden met een zachte spons en water of met een chemisch reinigingsmiddel.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Volg bij gebruik van een chemisch reinigingsmiddel of poetsmiddel alle aanwijzingen op het etiket en de container. Lees alle waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Krassen kunnen ontstaan op de laklaag, wanneer: De auto wordt gewassen zonder dat vuil en overige vreemde bestanddelen eerst afgespoeld worden. De auto wordt gewassen met een ruwe, droge of vuile doek. De auto wordt gewassen in een autowasinstallatie waarvan de borstels vuil of te hard zijn. Wanneer er een reinigingsmiddel of was gebruikt wordt die polijstmiddelen bevat.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk WAARSCHUWING Droog remmen die nat geworden zijn door langzaam te rijden, het gaspedaal los te laten en het rempedaal enkele malen licht in te trappen totdat de remwerking weer normaal wordt: Rijden met natte remmen is gevaarlijk. De grotere remafstand of het naar één kant trekken van de auto tijdens het remmen kan een ernstig ongeluk veroorzaken. Licht afremmen geeft aan of het remvermogen verminderd is.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Bescherming van holle ruimten De holle ruimten zijn in de fabriek met een anti-roestmiddel behandeld. De levensduur van de carrosserie kan echter worden verlengd door na in gebruikname van de auto deze plaatsen een aanvullende behandeling te geven. Het wordt aanbevolen omtrent verdere bescherming een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur te raadplegen.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Onderhoud van aluminium velgen De aluminium velgen zijn voorzien van een beschermende laag. Voor de bescherming van deze laag is een speciale behandeling vereist. OPGELET Gebruik geen ander reinigingsmiddel dan een zacht reinigingsmiddel. Controleer de bestanddelen alvorens een reinigingsmiddel te gebruiken. Anders bestaat de kans dat het product verkleuring of vlekken op de aluminium velgen veroorzaakt.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk OPGELET Spuit geen water direct bij de naad van de carrosserie en het vouwdak, omdat dit het binnendringen van water in de cabine en de kofferruimte tot gevolg kan hebben. OPGELET Te vaak behandelen van het vouwdak kan even veel schade veroorzaken als te weinig verzorging. Volg de instrukties van de fabrikant. Het middel nooit vaker gebruiken dan aangegeven.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk 1. Controleer de positie van het waterafvoerfilter met uw hand vanachter de boog. Boog OPGELET Let er op bij het aanbrengen van het waterafvoerfilter, dat het waterafvoerfilter stevig op de juiste plaats wordt bevestigd door er tegen te duwen totdat de lip vergrendelt. Als het waterafvoerfilter niet goed op de juiste plaats wordt bevestigd, bestaat de kans op waterlekkage in het voertuig. Waterafvoerfilter 2.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Er zijn autowasinrichtingen die werken met hoge watertemperatuur en hoge waterdruk, afhankelijk van het type hogedruk-autowasinstallatie. Als het sproeiermondstuk van de autowasinrichting te dicht bij de auto wordt gehouden, of als deze gedurende langere tijd op één plaats gericht blijft, kunnen plastic onderdelen vervormd raken of kan de laklaag beschadigd worden. Gebruik geen was die schuurmiddelen bevat (polijstmiddel).
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Bovenzijde instrumentenpaneel Voor het reinigen wordt het aanbevolen een schone doek te gebruiken die bevochtigd is met een zacht schoonmaakmiddel voor het verwijderen van vlekken. Als het oppervlak hard wordt afgewreven, bestaat de kans dat het oppervlak beschadigd wordt en dat er witte krassen ontstaan.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk OPMERKING Blootstelling aan direct zonlicht gedurende lange perioden kan veroudering en krimp veroorzaken. Wanneer de auto gedurende lange tijd in direct zonlicht geparkeerd staat, het interieur afdekken met behulp van zonneschermen. Laat geen plastic voorwerpen gedurende langere tijd op de zittingen liggen, aangezien hierdoor de kwaliteit van het leer en de kleur aangetast kunnen worden.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk OPMERKING Veeg lederen delen niet af met behulp van alcohol, chloorbleekmiddel of organische oplosmiddelen zoals verdunner, benzeen of benzine. Anders kan dit verkleuring of vlekken veroorzaken. Krassen of deukjes in de panelen en metalen bekleding die het gevolg zijn van het gebruik van een harde borstel of doek zijn mogelijk niet meer te repareren.
7 Als er zich een probleem voordoet Nuttige informatie over wat u kunt doen als er zich een probleem voordoet met de auto. Parkeren in noodgevallen ................... 7-2 Parkeren in noodgevallen ............... 7-2 Bevestigingsriem voor gevarendriehoek* ............................ 7-3 Lekke band .......................................... 7-4 Lekke band*.................................... 7-4 Opbergplaats voor gereedschap ..... 7-6 Lekke band noodreparatieset* ........ 7-8 Verwisselen van een band ....
Als er zich een probleem voordoet Parkeren in noodgevallen Parkeren in noodgevallen De waarschuwingsknipperlichten dienen steeds te worden gebruikt wanneer u de auto in een noodgeval op de rijbaan of langs de kant van de weg tot stilstand brengt. OPMERKING De waarschuwingsknipperlichten dienen als waarschuwing voor de overige weggebruikers om bijzondere voorzichtigheid in acht te nemen bij het benaderen of passeren van uw auto.
Als er zich een probleem voordoet Parkeren in noodgevallen Bevestigingsriem voor gevarendriehoek* Bewaar de gevarendriehoek in de achterbekleding van de kofferruimte en zet deze met de riem vast. Riem *Bepaalde modellen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Voertuigen met runflat banden Lekke band* Uw Mazda is afhankelijk van de specificatie uitgerust met runflat banden of conventionele banden, derhalve verschilt de procedure voor het repareren van een lekke band afhankelijk van de bandensoort. Controleer alvorens te gaan rijden met welke bandensoort uw Mazda is uitgerust. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur als u uw bandensoort niet kunt identificeren.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Voertuigen met conventionele banden OPMERKING De zoemtoon klinkt telkens gedurende ongeveer 30 seconden nadat het contact op ON is gezet totdat de lekke band verwisseld wordt. Als zich tijdens het rijden het volgende voordoet, kan dit duiden op een lekke band. Zelfs met een lekke band kan er met voertuigen voorzien van runflat banden onder de volgende omstandigheden worden gereden.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Opbergplaats voor gereedschap OPMERKING Het is mogelijk dat uw auto al dan niet is uitgerust met een reservewiel, krik en wielmoersleutel. Raadpleeg voor bijzonderheden een officiële Mazda reparateur. De gereedschapset is opgeborgen op de plaatsen aangegeven in het schema. Lekke band noodreparatieset Wielmoersleutel Krikslinger Sleepoog Schroevendraaier Sleutel 7–6 Gereedschapset Krik Bepaalde modellen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Krik* 2. Draai de krikschroef rechtsom. Verwijderen van de krik Vleugelbout 1. Verwijder de afdekking. Uitsteeksels Krikschroef 3. Draai de vleugelbout volledig aan om de krik vast te zetten. 2. Draai de vleugelbout en krikschroef linksom. Vleugelbout OPMERKING Als de krik niet goed wordt vastgezet, kan deze tijdens het rijden gaan rammelen. Let er op dat de krikschroef voldoende stevig wordt vastgedraaid. 4.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Lekke band noodreparatieset* De lekke band noodreparatieset die bij uw Mazda wordt geleverd is voor een tijdelijke reparatie van een licht beschadigde lekke band welke veroorzaakt is door het rijden over spijkers of soortgelijke scherpe voorwerpen op het wegdek. Voer de noodreparatie van de lekke band uit zonder de spijker of soortgelijke scherpe voorwerp dat de lekke band heeft veroorzaakt te verwijderen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band WAARSCHUWING OPMERKING Houd kinderen buiten het bereik van de bandreparatievloeistof: Inslikken van bandreparatievloeistof is gevaarlijk. In het geval bandreparatievloeistof per ongeluk wordt ingeslikt, onmiddellijk grote hoeveelheden water drinken en medische hulp inroepen. Bandreparatievloeistof welke in aanraking komt met de ogen en de huid is gevaarlijk.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 4. Schakel indien nodig de waarschuwingsknipperlichten in en plaats de gevarendriehoek. 5. Laat de passagiers uitstappen, neem de lading uit de auto en verwijder de lekke band reparatieset. OPMERKING Het afdichtmiddel wordt snel hard en het inspuiten wordt moeilijker onder koude weersomstandigheden (0 °C of minder). Verwarm het afdichtmiddel binnen in het voertuig om het inspuiten te vergemakkelijken. 7. Verwijder de dop van de fles.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPGELET Als er lucht in de band is achtergebleven wanneer de ventielafsluiter wordt verwijderd, kan de ventielafsluiter naar buiten vliegen. De ventielafsluiter voorzichtig verwijderen. 9. Draai de ventielafsluiter linksom met behulp van het ventielafsluitergereedschap en verwijder de ventielafsluiter. 11. Houd de fles met de onderkant omhoog, knijp de fles met uw handen in en spuit de volledige inhoud van de bandreparatievloeistof in de band. Ventiel 12.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPMERKING Gooi de lege fles van de bandreparatievloeistof na gebruik niet weg. Breng de lege fles van de bandreparatievloeistof naar een officiële Mazda reparateur wanneer de band vernieuwd wordt. De lege fles van de bandreparatievloeistof zal noodzakelijk zijn om de gebruikte bandreparatievloeistof uit de band te verwijderen en op te ruimen. 14.Monteer daarna de inspuitslang aan het uitsteeksel van de fles om lekkage van achtergebleven afdichtmiddel te voorkomen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 17.Bevestig de luchtcompressorslang aan het bandventiel. 19.Zet de luchtcompressorschakelaar aan en pomp de band voorzichtig op tot de correcte bandenspanning is verkregen. OPMERKING Ventiel Compressorslang 18.Steek de stekker van de luchtcompressor in de stekkerbus voor accessoires binnen in het voertuig en zet het contact op ACC. Zie Stekkerbussen voor accessoires op pagina 5-124.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 23.Begin onmiddellijk te rijden om het afdichtmiddel in de band te verspreiden. OPGELET Rijd voorzichtig met een snelheid van 80 km/h of minder. Bij een snelheid van 80 km/h of hoger, bestaat de kans dat het voertuig gaat trillen. OPMERKING (Met bandenspanningcontrolesysteem) Als de band niet de juiste spanning heeft, zal het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem gaan branden. 24.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 25.De noodreparatie van de lekke band is met succes voltooid als de bandenspanning niet afneemt. Rijd voorzichtig onmiddellijk naar de dichtstbijzijnde deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, om de lekke band te laten vernieuwen. Het wordt aanbevolen de lekke band door een nieuwe te vervangen. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, als de band gerepareerd of opnieuw gebruikt gaat worden.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Verwisselen van een band WAARSCHUWING Volg bij het verwisselen van een band de aanwijzingen: Het verwisselen van een band is gevaarlijk als dit niet op de juiste manier wordt gedaan. De auto kan van de krik glijden en iemand ernstig letsel toebrengen. Niemand mag een deel van zijn lichaam onder een auto plaatsen die door een krik ondersteund wordt.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 2. Plaats de krik op de grond. 3. Draai de krikschroef in de richting aangegeven in de afbeelding en stel de krikkop af dichtbij het kriksteunpunt. 5. Ga door met het geleidelijk omhoog brengen van de krikkop door de schroef met uw hand te draaien totdat de krikkop in het kriksteunpunt grijpt. Wielblokken Krikkop Kriksteunpunt 4.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band WAARSCHUWING De auto niet opkrikken op een andere plaats dan bij het aangewezen kriksteunpunt en plaats geen voorwerpen op of onder de krik: Het opkrikken van de auto op een andere plaats dan het aangewezen kriksteunpunt of het plaatsen van voorwerpen op of onder de krik is gevaarlijk aangezien de carrosserie kan vervormen of de auto van de krik kan glijden wat een ongeluk kan veroorzaken.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band WAARSCHUWING De auto niet hoger opkrikken dan noodzakelijk: Het hoger opkrikken van de auto dan noodzakelijk is gevaarlijk aangezien dit de auto uit balans kan brengen wat een ongeluk kan veroorzaken. Monteren van de band 1. Verwijder alle vuil en overige verontreiniging van de montagevlakken van het wiel, de naaf en de naafbouten met behulp van een doek.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 2. Monteer de band. 3. Monteer de wielmoeren met de afgeschuinde zijde naar binnen gericht; draai ze vervolgens hand-vast. WAARSCHUWING Breng geen olie of vet op de wielmoeren en bouten aan en trek de wielmoeren niet verder dan het voorgeschreven aantrekkoppel aan: Het aanbrengen van olie en vet op wielmoeren en bouten is gevaarlijk. De wielmoeren kunnen tijdens het rijden lostrillen, hetgeen het verlies van een wiel gevolgd door een ongeluk kan veroorzaken.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band WAARSCHUWING De wielmoeren moeten daarom steeds op correcte wijze stevig aangetrokken worden: Wielmoeren die onjuist of onvoldoende zijn aangetrokken zijn gevaarlijk. Het wiel kan gaan slingeren of zelfs los raken. Hierdoor kunt u de macht over het stuur verliezen en een ernstig ongeluk veroorzaken.
Als er zich een probleem voordoet Accu is uitgeput Starten met een hulpaccu Starten met een hulpaccu kan gevaarlijk zijn wanneer dit niet op de juiste wijze gebeurt. Volg daarom de procedure nauwkeurig op. Indien u hiermee niet vertrouwd bent, raden wij u ten sterkste aan het starten van uw auto met een hulpaccu over te laten aan een deskundige monteur of aan de wegenwacht.
Als er zich een probleem voordoet Accu is uitgeput WAARSCHUWING Sluit de negatieve kabel aan op een geschikt massapunt op afstand van de accu: Het aansluiten van het uiteinde van de tweede hulpstartkabel op de negatieve ( ) pool van de uitgeputte accu is gevaarlijk. Het gas rondom de accu kan door een vonk tot ontploffing komen en iemand letsel toebrengen.
Als er zich een probleem voordoet Accu is uitgeput 1. Verwijder het accudeksel. 6. Maak wanneer u gereed bent de kabels voorzichtig los, in de omgekeerde volgorde als beschreven in de illustratie. 7. Als het accudeksel verwijderd is, dit in omgekeerde volgorde van verwijderen monteren. OPMERKING Controleer of de deksels stevig op hun plaats zijn aangebracht. 2. Controleer of de hulpaccu 12 V is en of de negatieve pool daarvan met de massa verbonden is. 3.
Als er zich een probleem voordoet Starten in noodgevallen Starten van een verzopen motor Indien de motor weigert te starten, bestaat de kans dat deze is “verzopen” (motor heeft een overmaat aan brandstof toegevoerd gekregen). Volg onderstaande procedure: 1. Als de motor bij de eerste poging binnen vijf seconden niet start, tien seconden wachten en opnieuw proberen. 2. Zorg er voor dat de handrem aangetrokken is. 3. Druk het gaspedaal volledig in en houd dit ingedrukt. 4.
Als er zich een probleem voordoet Oververhitting Oververhitting Indien het waarschuwingslampje voor hoge motorkoelvloeistoftemperatuur gaat branden, de auto vermogen verliest of u een luid tikkend of pingelend geluid hoort, is de motor waarschijnlijk oververhit. WAARSCHUWING Zet het contact uit en let er op dat de ventilator niet draait alvorens te proberen in de buurt van de koelventilator te werken: Werken in de buurt van de koelventilator wanneer deze draait is gevaarlijk.
Als er zich een probleem voordoet Oververhitting 7. Controleer nadat de motor is afgekoeld het niveau van de koelvloeistof. Als het niveau laag is, kijken of er lekkages van koelvloeistof zijn bij de radiateur en de slangen. Als u een lekkage of andere beschadiging aantreft of als er nog steeds koelvloeistof naar buiten lekt: Zet de motor stop en neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Als er zich een probleem voordoet Wanneer de afsluitklep van de brandstofvuldop niet kan worden geopend Wanneer de afsluitklep van de brandstofvuldop niet kan worden geopend Als de accu is uitgeput, kan de afsluitklep van de brandstofvuldop niet geopend worden. In dit geval kan de afsluitklep van de brandstofvuldop geopend worden door het probleem van de uitgeputte accu te verhelpen. Zie Starten met een hulpaccu op pagina 7-22.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen Sleepmethoden Indien slepen noodzakelijk is, wordt het aanbevolen dit aan een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur of aan een erkend sleepbedrijf over te laten. OPGELET Om beschadiging van de auto te voorkomen, is het van belang dat de juiste takel- en sleepmethoden gebruikt worden. Daarbij dient men de wettelijke bepalingen omtrent het slepen van auto's in acht te nemen.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen Sleephaken OPGELET Volg onderstaande instrukties wanneer u de auto met alle vier wielen op de grond gaat slepen. Schakel over naar neutraal (handgeschakelde versnellingsbak) of naar stand N (automatische transmissie). Zet het contact op ACC. Ontspan de handrem. U dient er rekening mee te houden dat de rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging niet zullen functioneren wanneer de motor niet draait.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen Sleephaken 1. Verwijder het sleepoog en de wielmoersleutel uit de bagageruimte (pagina 7-6). 2. Omwikkel een schroevendraaier met plat uiteinde of soortgelijk gereedschap met een zachte doek om beschadiging van de laklaag van de bumper te voorkomen en open het kapje in de voorbumper of achterbumper. Voor OPMERKING Verwijder het kapje volledig en berg dit op zodat het niet verloren raakt. 3.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen 4. Haak de sleepkabel vast in het sleepoog. OPGELET Als het sleepoog niet stevig is vastgedraaid, kan dit los komen te zitten of tijdens het slepen van de auto uit de bumper getrokken worden. Zorg er voor dat het sleepoog stevig aan de bumper wordt bevestigd.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Als een waarschuwingslampje gaat branden of knipperen Als een van de waarschuwingslampjes gaat branden/knipperen, voor het betreffende lampje de juiste actie ondernemen. Er is geen probleem als het lampje uit gaat, echter als het lampje niet uit gaat of opnieuw gaat branden/knipperen, een officiële Mazda reparateur raadplegen.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand. Als een van onderstaande waarschuwingslampjes gaat branden, is er mogelijk een defect in het systeem. Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand en neem contact op met een officiële Mazda reparateur.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Als de stuureenheid van het elektronisch remkrachtverdelingssysteem vaststelt dat bepaalde onderdelen niet goed functioneren, is het mogelijk dat de stuureenheid het remwaarschuwingslampje en het ABS waarschuwingslampje tegelijkertijd laat branden. Er is vermoedelijk een probleem in het elektronisch remkrachtverdelingssysteem.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Dit waarschuwingslampje geeft aan dat de druk van de motorolie laag is. OPGELET De motor niet laten draaien wanneer de oliedruk laag is. Anders kan dit uitgebreide motorschade tot gevolg hebben. Als tijdens het rijden het lampje gaat branden of de waarschuwingsindikatie wordt getoond: 1.Rijd naar de kant van de weg en breng de auto op een veilige en vlakke plaats tot stilstand. 2.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Het lampje gaat branden als er een defect is in de elektrische stuurbekrachtiging. Als het lampje gaat branden, de auto op een veilige plaats tot stilstand brengen en het stuurwiel niet draaien. Als het lampje na enige tijd uit gaat, is er geen probleem. Neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur als het lampje constant blijft branden.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Wanneer het ABS waarschuwingslampje van het ABS systeem tijdens het rijden blijft branden, geeft dit aan dat de ABS besturingseenheid een defect in het systeem vastgesteld heeft. In dat geval zal het remsysteem op dezelfde wijze werken als bij een auto zonder ABS. Als dit gebeurt, dient u zo spoedig mogelijk een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur te raadplegen.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Het lampje gaat branden wanneer er een probleem is met de transmissie. OPGELET Waarschuwingslampje voor automatische transmissie* Als het waarschuwingslampje voor de automatische transmissie gaat branden, is er een elektrisch probleem in de transmissie. Wanneer u in deze toestand met uw Mazda blijft doorrijden, kan dit beschadiging van uw transmissie tot gevolg hebben.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Voertuigen met conventionele banden Als het bandenspanningcontrolesysteem defect is, gaat het waarschuwingslampje voor de bandenspanning gedurende ongeveer 1 minuut knipperen wanneer het contact op ON gezet wordt en vervolgens continu branden. Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Als een runflat band lek raakt, gaat het FLAT TIRE waarschuwingslampje in de instrumentengroep branden en klinkt er gedurende ongeveer 30 seconden een zoemtoon. Rijd voorzichtig met de auto onmiddellijk naar de dichtstbijzijnde Mazda reparateur en laat de lekke band verwisselen. Zie Voertuigen met runflat banden op pagina 7-4.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Als er een storing is in het systeem blijft het waarschuwingslampje branden. Laat uw auto bij een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren. Het LDWS werkt niet wanneer het waarschuwingslampje brandt. OPGELET De volgende gevallen kunnen duiden op een storing in het systeem.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing De volgende gevallen kunnen duiden op een storing in het systeem. Laat uw auto bij een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren. Het lampje gaat niet branden wanneer het contact op ON wordt gezet. Het lampje blijft branden als de dodehoekmonitor (BSM) schakelaar wordt ingedrukt. Wanneer dit tijdens het rijden gaat branden.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel Het veiligheidsgordelwaarschuwingslampje gaat branden als de bestuurdersstoel of passagierszitting bezet is en de veiligheidsgordel niet vastgemaakt is terwijl het contact op ON staat.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel Het lampje gaat branden als een van de portieren niet goed is gesloten. Het portier goed sluiten. Het 120 km/h waarschuwingslampje gaat branden wanneer de rijsnelheid hoger wordt dan 120 km/h. Verminder de rijsnelheid.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Voertuigen met conventionele banden Waarschuwing Wanneer het waarschuwingslampje brandt en de waarschuwingszoemer klinkt (ongeveer 3 seconden), is de bandenspanning in één of meerdere van de banden te laag.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Voertuigen met runflat banden Waarschuwing Wanneer het waarschuwingslampje brandt en de waarschuwingszoemer klinkt, is de bandenspanning in één of meerdere van de banden te laag.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers KEY waarschuwingslampje (Rood) (Knippert) Neem de juiste maatregel en controleer dat het waarschuwingslampje uit gaat. Oorzaak De batterij van de geavanceerde sleutel is uitgeput. Te nemen maatregel Vernieuw de sleutelbatterij (pagina 6-35). De geavanceerde sleutel bevindt zich buiten het werkingsbereik.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Berichten die verschijnen op de display Als een bericht wordt getoond op de middendisplay (type B/type C audio), overeenkomstig het getoonde bericht de juiste maatregel nemen (op kalme wijze). (Displayvoorbeeld) Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand. Als de volgende berichten in de middendisplay worden getoond (type B/type C audio), is er mogelijk een defect in een voertuigsysteem.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Controleer displaygegevens Wordt getoond in de volgende gevallen: Display Aangegeven toestand/Te nemen maatregel Het volgende bericht wordt getoond wanneer de temperatuur rondom de middendisplay te hoog is opgelopen. Verlaging van de temperatuur in het interieur of van de temperatuur rondom de middendisplay wordt aanbevolen door direct zonlicht te vermijden.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers In de volgende gevallen wordt een waarschuwingszoemer geactiveerd Waarschuwing voor nietuitgeschakelde verlichting Als de verlichting is ingeschakeld en het contact in de stand ACC wordt gezet of wordt uitgeschakeld, zal er een continue pieptoon klinken zodra het bestuurdersportier geopend wordt.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Actieve motorkap waarschuwingszoemer* Als er een probleem is met de actieve motorkap en het oplichten van het waarschuwingslampje, zal er elke minuut gedurende ongeveer 5 seconden een waarschuwingszoemer klinken. Het geluid van de waarschuwingszoemer voor de actieve motorkap zal gedurende ongeveer 35 minuten hoorbaar blijven.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Waarschuwingszoemtoon voor niet-uitgeschakeld contact (STOP) Europese modellen Als het bestuurdersportier geopend wordt terwijl het contact op ACC staat, klinkt er 6 maal een zoemtoon om de bestuurder op de hoogte te stellen dat het contact niet uit is gezet (STOP).
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Sleutel-in-kofferruimteachtergelaten waarschuwingszoemtoon (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) Als de sleutel in de kofferruimte is achtergelaten terwijl alle portieren en het kofferdeksel gesloten zijn, wordt er gedurende ongeveer 10 seconden een pieptoon gegeven om de bestuurder er op attent te maken dat de sleutel in de kofferruimte is achtergelaten.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Rijsnelheidsalarm* De functie van het rijsnelheidsalarm is bestemd om de bestuurder via een enkele pieptoon en een waarschuwingsindicatie in de instrumentengroep te waarschuwen dat de tevoren ingestelde rijsnelheid is overschreden. U kunt de instelling van de rijsnelheid waarbij de waarschuwing wordt gegeven veranderen (pagina 4-30).
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Omkeren van de bandlooprichting Als een bewegend object zoals een auto of tweewielig voertuig van links of rechts uw voertuig vanaf de achterzijde nadert, wordt de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingszoemer geactiveerd. Waarschuwingszoemer voor elektronisch stuurslot De waarschuwingszoemer klinkt als het stuurwiel niet ontgrendeld wordt nadat de startdrukknop is ingedrukt.
Als er zich een probleem voordoet Wanneer het kofferdeksel niet geopend kan worden Wanneer het kofferdeksel niet geopend kan worden Als de accu is uitgeput, kan de kofferruimte niet ontgrendeld en geopend worden. In dit geval kan de kofferruimte ontgrendeld worden door het probleem van de uitgeputte accu te verhelpen. Zie Starten met een hulpaccu op pagina 7-22.
Als er zich een probleem voordoet Wanneer het kofferdeksel niet geopend kan worden 6. Trek het kapje naar buiten en open het kofferdeksel. Laat na het uitvoeren van deze noodmaatregel de auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur inspecteren. OPGELET Bij het trekken aan het kapje niet aan de schroef trekken. Anders kan de schroef er uit vallen en kwijt raken.
8 Informatie voor de eigenaar Belangrijke consumenteninformatie zoals garanties en aanvullende apparatuur. Garantie .............................................................................................. 8-2 Registratie van de auto in het buitenland ...................................... 8-2 Installatie van niet-originele onderdelen en accessoires ............... 8-3 Mobiele telefoons ................................................................................
Informatie voor de eigenaar Garantie Registratie van de auto in het buitenland Registratie van uw voertuig in het buitenland kan problemen opleveren afhankelijk ervan of het voertuig voldoet aan de specifieke emissie- en veiligheidsnormen van het land waarin het voertuig gebruikt gaat worden. Als gevolg bestaat de kans dat om aan de normen te kunnen voldoen op eigen kosten wijzigingen aan het voertuig aangebracht moeten worden.
Informatie voor de eigenaar Garantie Installatie van niet-originele onderdelen en accessoires Het aanbrengen van technische wijzigingen aan de originele staat van uw Mazda kan van invloed zijn op de veiligheid van uw auto. Dergelijke technische wijzigingen omvatten niet alleen het gebruik van niet geschikte onderdelen, maar ook accessoires, uitrusting of hulpstukken, zoals velgen en banden. Originele Mazda onderdelen en originele Mazda accessoires zijn specifiek ontworpen voor Mazda automobielen.
Informatie voor de eigenaar Mobiele telefoons Waarschuwing voor het gebruik van mobiele telefoons WAARSCHUWING Houd u aan de wettelijke regelingen in uw land betreffende het gebruik van communicatieapparatuur in auto's: Het is gevaarlijk wanneer tijdens het rijden door de bestuurder elektrische apparatuur zoals mobiele telefoons, computers, draagbare radio's, autonavigatiesystemen of andere apparatuur worden gebruikt.
Informatie voor de eigenaar Registratie van voertuiggegevens Registratie van voertuiggegevens Deze auto is uitgerust met een computer die de volgende belangrijke gegevens van de auto registreert welke verband houden met de elektronische besturing, rijgegevens en overige gebruiksomstandigheden.
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit Verklaring van Conformiteit Afstandbediende portiervergrendeling/Start-blokkeersysteem 8–6
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–7
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit Dodehoekmonitorsysteem (BSM) 8–8
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit Bluetooth® handsfree Type A 8–9
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–10
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit Type B/Type C 8–11
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–12
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–13
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–14
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–15
Informatie voor de eigenaar Elektromagnetische compatibiliteit Elektromagnetische compatibiliteit Uw Mazda is getest en goedgekeurd inzake bepaling UNECE*1 10 welke verband houdt met elektromagnetische compatibiliteit. Radio Frequentie (RF) zendapparatuur (bijv. mobiele telefoons, amateur radiozenders, enz.) mag enkel in uw Mazda geïnstalleerd worden als deze voldoet aan de parameters die in onderstaande tabel worden getoond.
Informatie voor de eigenaar Elektromagnetische compatibiliteit Antenneposities: : links van kofferdeksel Frequentieband (MHz) Maximaal uitgangsvermogen (Watt) 50 — 54 50 68 — 87,5 50 142 — 176 50 380 — 470 50 806 — 940 10 1200 — 1300 10 1710 — 1885 10 1885 — 2025 10 2400 — 2500 0,01*1 Antenneposities In een cabine*1 ® *1 Enkel voor Bluetooth OPMERKING Controleer na het installeren van RF zenders voor storing van en naar alle elektrische apparatuur in de auto, zowel in de standbym
Informatie voor de eigenaar Inzamelen/opruimen van afgedankte apparatuur/gebruikte batterijen Informatie voor gebruikers betreffende het inzamelen en opruimen van afgedankte apparatuur en gebruikte batterijen Zie voor het opruimen van uw oude batterijen onderstaande informatie.
Informatie voor de eigenaar Inzamelen/opruimen van afgedankte apparatuur/gebruikte batterijen Informatie over opruimen in overige landen buiten de Europese Unie Bovenstaande symbolen zijn enkel geldig in de Europese Unie. Neem als u afgedankte producten en gebruikte batterijen wilt opruimen contact op met uw plaatselijke gemeente, afvalverwerkingsbedrijf of verkooppunt waar u de producten heeft gekocht en vraag naar de juiste methode van opruimen.
NOTITIES 8–20
9 Technische gegevens Technische informatie over uw Mazda. Identificatienummers ......................................................................... 9-2 Voertuiginformatielabels ............................................................... 9-2 Technische gegevens ........................................................................... 9-4 Technische gegevens ..................................................................... 9-4 Gebruikersinstellingen ............................................
Technische gegevens Identificatienummers Voertuiginformatielabels Voertuig-identificatienummer (Zuid-Afrika, Vereniging van Arabische Golfstaten) Met het voertuig-identificatienummer wordt uw voertuig wettelijk geïdentificeerd. Het nummer staat op een plaatje dat bevestigd is aan het ventilatiekastpaneel aan de linkerhoek van het instrumentenpaneel. Dit plaatje is door de voorruit gemakkelijk zichtbaar.
Technische gegevens Identificatienummers Informatielabel voor uitlaatgasreiniging (Filippijnen) Motornummer Voorwaarts Bandenspanningslabel Model met links stuur Voertuiginformatieplaatje (Vereniging van Arabische Golfstaten) Op dit plaatje wordt het productiejaar en de maand aangegeven.
Technische gegevens Technische gegevens Technische gegevens Motor Technische gegevens Onderwerp SKYACTIV-G 1.5 Type SKYACTIV-G 2.0 DOHC-16V in lijn, 4 cil.
Technische gegevens Technische gegevens Aanbevolen smeermiddelen Smeermiddel Classificatie Europa Behalve Europa Aanbevolen olies*2 Oliekwaliteit Originele Mazda Olie Supra 0W-20 Motorolie*1 Originele Mazda Olie Ultra 5W-30 API SL/SM/SN of ACEA A3/A5 Koelvloeistof API SG/SH/SJ/SL/SM/SN of ILSAC GF-II/GF-III/GF-IV/GF-V Alternatieve oliekwaliteit*3 0W-20 5W-30 Type FL-22 Handgeschakelde versnellingsbakolie Originele Mazda Long Life Gear Oil IS*4 Automatische transmissievloeistof JWS3309 Achterd
Technische gegevens Technische gegevens Inhouden (Hoeveelheden zijn bij benadering) Onderwerp Motorolie Inhoud Met vernieuwing oliefilter 4,3 liter Zonder vernieuwing oliefilter 4,1 liter SKYACTIV-G 1.5 Koelvloeistof Model met links stuur 5,6 liter Model met rechts stuur 5,8 liter Handgeschakelde Model met links stuur versnellingsbak Model met rechts stuur 6,0 liter SKYACTIV-G 2.
Technische gegevens Technische gegevens Gloeilampen Buitenverlichting Categorie Gloeilamp Koplampen Dagverlichting Watt UNECE*1(SAE) Grootlicht *2 LED — (—) Dimlicht LED*2 — (—) LED type LED*2 — (—) 21 W21W (7440) Gloeilamp type LED*2 — (—) Voorste richtingaanwijzerlampen 21 WY21W (7443NA) Zijrichtingaanwijzerlampen 5*3 WY5W (—) Positielampen LED*2 — (—) 21 WY21W (7443NA) Lampen van remlichten LED*2 — (—) Achterlichten LED*2 — (—) Achteruitrijlampen 21 W21W (7440) Mis
Technische gegevens Technische gegevens Banden Voorbeeld van een bandmarkering en zijn betekenis Nominale profielbreedte Nominale breedtehoogteverhouding in % Constructiecode Nominale velgdiameter in inches Modder en sneeuw Snelheidsaanduiding Belastingsindex (niet op ZR banden) Bandmarkering-informatie Kies de juiste banden voor uw wagen aan de hand van de volgende bandmarkeringinformatie.
Technische gegevens Technische gegevens Bandentype en bandenspanning OPMERKING De banden zijn optimaal aangepast aan het chassis van uw auto. Bij het vernieuwen van banden wordt het door Mazda aanbevolen banden van hetzelfde type te monteren als waarmee uw auto oorspronkelijk is uitgerust. Neem voor details contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. Controleer het bandenspanningslabel voor de bandenmaat en de bandenspanning (pagina 6-38).
Technische gegevens Technische gegevens Aantrekkoppel van wielmoeren Haal bij het monteren van een band de wielmoeren met het onderstaande koppel aan. 108—147 N·m (12—14 kgf·m) Zekeringen Zie Zekeringen op pagina 6-52. Remmen Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, als u informatie nodig heeft betreffende de slijtagelimiet-specificaties voor de remschijfplaten en de meetmethode. De informatie is vrij beschikbaar gesteld.
Technische gegevens Gebruikersinstellingen Gebruikersinstellingen De volgende gebruikersinstellingen kunnen ingesteld of gewijzigd worden door de klant of een officiële Mazda reparateur. Gebruikersinstellingen die gewijzigd kunnen worden verschillen afhankelijk van de bestemming en de specificatie. Methode voor wijzigen van instellingen Instellingen kunnen worden gewijzigd door bediening van het middendisplayscherm. A: Zie Instellingen op pagina 5-65. B: Zie Brandstofverbruiks op pagina 4-89.
Technische gegevens Gebruikersinstellingen Onderwerp Bijzonderheid Fabrieksinstelling Beschikbare instellingen Methode voor wijzigen van instellingen Auto Vergrendelen: bij rijden Ongrendelen: bij parkeren/ Dicht: uit P-stand.
Technische gegevens Gebruikersinstellingen Onderwerp Bijzonderheid Fabrieksinstelling Beschikbare instellingen Methode voor wijzigen van instellingen Koplampregelsysteem (HBC) (pagina 4-99) Operationeel/nietoperationeel*3 Aan Aan/Uit A — Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) (pagina 4-98) Operationeel/nietoperationeel*3 Aan Aan/Uit A — Waarschuwing voor niet-uitgeschakelde verlichting (pagina 7-51) Volume van waarschuwingszoemer Hoog Hoog/Laag/Uit A — 30 seconden 120 seconden/ 9
NOTITIES 9–14
10 Index 10–1
Index 1 120 km/h waarschuwingszoemer ........ 7-56 A Aanbevolen olie .................................. 6-20 Aanbevolen smeermiddelen .................. 9-5 Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS)................................................... 4-98 Accu .................................................... 6-32 Inspectie van het niveau van het accuelektroliet....................................... 6-34 Laden ............................................. 6-35 Onderhoudspunt ............................
Index Automatische transmissie ................... 4-43 Actieve Aangepaste Overschakeling (AAS) ............................................ 4-46 Directe modus ............................... 4-55 Modus voor handbediende overschakeling............................... 4-47 Ontgrendelpal van overschakelblokkering .................. 4-46 Rijtips ............................................ 4-55 Schakelblokkeersysteem ............... 4-46 Schakelstandindikatie.................... 4-44 Transmissiestanden .......
Index Display van ingestelde rijsnelheid van kruissnelheidsregelaar ......................... 4-29 Display van omgevingstemperatuur ... 4-29 Dodehoekmonitor (BSM) ................. 4-108 Dodehoekmonitor (BSM) schakelaar .................................... 4-114 Dodehoekmonitorsysteem (BSM) waarschuwingszoemer ........................ 7-55 Doorwaden van water ......................... 3-64 Drie-knipperingen richtingaanwijzer... 4-66 Drive-selectie ......................................
Index In de volgende gevallen wordt een waarschuwingszoemer geactiveerd ..... 7-51 120 km/h waarschuwingszoemer... 7-56 Actieve motorkap .......................... 7-52 Dodehoekmonitorsysteem (BSM) waarschuwingszoemer .................. 7-55 i-stop waarschuwingszoemer ........ 7-54 Rijsnelheidsalarm .......................... 7-55 Sleutel-in-auto-achtergelaten waarschuwingspieptoon (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) ........
Index Koplampen Dagverlichting ............................... 4-63 Grootlicht-dimlicht........................ 4-61 Hoogteverstelling .......................... 4-63 Knippert......................................... 4-61 Regelaar......................................... 4-57 Ruitensproeier ............................... 4-71 Thuiskomstverlichtingsysteem...... 4-62 Vertrekverlichtingsysteem ............. 4-62 Koplampregelsysteem (HBC) ............. 4-99 Koplampregelsysteem (HBC) indikatielampje (groen) ..
Index Probleem Accu is uitgeput............................. 7-22 Lekke band ...................................... 7-4 Oververhitting ............................... 7-26 Parkeren in noodgevallen ................ 7-2 Slepen in noodgevallen ................. 7-29 Starten in noodgevallen ................. 7-25 Wanneer de afsluitklep van de brandstofvuldop niet kan worden geopend ......................................... 7-28 Wanneer het kofferdeksel niet geopend kan worden ..................................
Index Spiegels Binnenspiegel ................................ 3-36 Buitenspiegels ............................... 3-34 Spiegelverwarming ............................. 4-73 Start-blokkeersysteem ......................... 3-49 Starten in noodgevallen Starten door aanduwen .................. 7-25 Starten van een verzopen motor .... 7-25 Starten met een hulpaccu .................... 7-22 Starten van de motor ............................. 4-6 Stekkerbus voor accessoires ............. 5-124 Stuurbekrachtiging ..
Index stuurvergrendeling .............................. 7-56 Waarschuwingspieptoon van snelheidsbegrenzer .............................. 7-56 Waarschuwingszoemer voor bandenspanning................................... 7-55 Waarschuwingszoemer voor systeem van airbag/voorspanners van veiligheidsgordels ............................... 7-51 Waarschuwingszoemer voor veiligheidsgordel ................................. 7-52 Waarschuwingszoemtoon voor nietuitgeschakeld contact (STOP).............
NOTITIES 10–10
Mazda MX-5 Owner’s Manual Leaflet This leaflet contains revised information concerning the child-restraint system suitability for various seat positions table for ISOFIX anchor-secured child-restraint systems. For operation and handling of other equipment, read the Mazda MX-5 Owner’s Manual. Please keep this information with your owner’s manual for your future reference.
Child-Restraint System Suitability for Various Seat Positions Table ISOFIX anchor-secured child-restraint systems When installing a child-restraint system to the passenger seat, refer to the child-restraint system manufacturer's instructions and “Using ISOFIX Anchor” in section 2.
Kinderrückhaltesysteme und Sitzpositionen Befestigung von Kinderrückhaltesystemen mit den Isofix-Verankerungen Für die Installation eines Kinderrückhaltesystems auf dem Beifahrersitz wird auf die Anweisungen des Kinderrückhaltesystemherstellers und auf “Verwendung der Isofix-Verankerung” im Abschnitt 2 verwiesen.
Tableau des différentes positions de sièges appropriées suivant le système de dispositif de sécurité pour enfants Systèmes de dispositif de sécurité pour enfants avec ancrage ISOFIX Lors de l'installation d'un système de sécurité pour enfants sur le siège passager, se référer aux instructions du fabricant du système et à la section 2, “Utilisation de l'ancrage ISOFIX”.
Cuadro de conveniencia del sistema de seguridad para niños de acuerdo a las posiciones de los asientos Sistemas de seguridad para niños de asegurar con anclajes ISOFIX Al instalar un sistema de seguridad para niños en el asiento del acompañante, consulte las instrucciones del fabricante del sistema de seguridad para niños y en “Usando el anclaje ISOFIX” en la sección 2.
Tabel voor geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities Kinderzitjes met Isofix-ankerbevestiging Volg bij het installeren van een kinderzitje op de passagierszitting de instrukties van de fabrikant van het kinderzitje en “Gebruik van Isofix-ankers” in hoofdstuk 2.
8EV9-DN-15E+L_1 Gedrukt in Europa