Operation Manual

16
Gebruik van de spraakbesturing
Spraakbesturing wordt standaard ingeschakeld als dit door de door u gekozen taal wordt
ondersteund.
Het volgende voorbeeld toont het gebruik van spraakbesturing voor het plannen van een rit
naar uw thuisadres:
1. Raak de microfoonknop aan in de rijweergave om de microfoon in te schakelen.
U ziet een scherm met voorbeelden van opdrachten die u kunt inspreken.
Raak Help aan in het hoofdmenu en raak vervolgens Product manuals aan gevolgd door
What can I say om een volledige lijst te zien van opdrachten die u kunt inspreken.
Wanneer u "Spreek een opdracht in" hoort gevolgd door een toon, spreekt u een opdracht
van uw keuze in. U kunt bijvoorbeeld inspreken "Rijd naar huis". Uw navigatieapparaat is
pas klaar om te luisteren nadat u de toon hebt gehoord.
Terwijl u spreekt toont de microfoonmonitor hoe goed het apparaat uw stem kan horen:
Bij bepaalde zinnen herhaalt het navigatieapparaat wat u zegt en vraagt het om
bevestiging.
2. Als de opdracht correct is, zegt u "Ja".
Als de opdracht niet correct is, zegt u "Nee" en herhaalt u de opdracht na het opnieuw
horen van de oproep en de pieptoon.
Uw navigatieapparaat plant een route vanaf uw huidige positie naar uw bestemming.
Een groene balk betekent dat het apparaat uw stem kan horen.
Een rode balk betekent dat uw stem te luid is voor het apparaat
om afzonderlijke woorden te kunnen horen.
Een grijze balk betekent dat uw stem te zacht is voor het
apparaat om afzonderlijke woorden te kunnen horen.
Aanwijzing: Om er voor te zorgen dat wat u zegt optimaal herkenbaar is, normaal
spreken zonder te proberen de woorden op een onnatuurlijke manier uit te spreken. Als
er bijvoorbeeld nogal veel rijgeluiden zijn, dient u meer in de richting van de microfoon
te spreken.
Aanwijzing: Om uw navigatieapparaat te laten stoppen met luisteren naar verdere
opdrachten, zegt u "Annuleren". Om één stap terug te gaan, zegt u "Terug".