NOTITIES 25
NOTITIES 26
NOTITIES 27
NOTITIES 28
NOTITIES 29
NOTITIES 30
Voorwoord Hartelijk dank voor het kiezen van een Mazda. Bij het ontwerp en de constructie van automobielen geven wij bij Mazda aan de volledige tevredenheid van de klant de hoogste prioriteit. Wij raden u aan dit instruktieboekje zorgvuldig door te lezen en de daarin opgenomen raadgevingen op te volgen zodat u zonder problemen van uw nieuwe Mazda kunt genieten. Regelmatig onderhoud van uw auto door een deskundige reparateur helpt zowel de rijwaardigheid als ook de verkoopwaarde ervan te behouden.
Gebruik van dit instruktieboekje Wij willen u er bij helpen optimaal van het rijden met uw auto te kunnen genieten. Wanneer u dit instruktieboekje volledig doorleest, kan dit in belangrijke mate aan uw rijplezier bijdragen. Illustraties vormen een aanvulling op de tekst van dit instruktieboekje en geven een nadere verklaring voor een optimaal gebruik van uw Mazda.
Inhoudsopgave Afbeeldingenindex Aanzichten van interieur, exterieur en identificatie van de onderdelen van uw Mazda. Belangrijke veiligheidsuitrusting Belangrijke informatie over de veiligheidsuitrusting, zoals zittingen, veiligheidsgordelsysteem, kinderzitjes en SRS airbags. Alvorens te gaan rijden Gebruik van diverse voorzieningen, zoals sleutels, portieren, spiegels en ruiten.
1 Afbeeldingenindex Aanzichten van interieur, exterieur en identificatie van de onderdelen van uw Mazda. Overzicht van het interieur (Model met links stuur) ...................... 1-2 Interieuruitrusting (Aanzicht A) .................................................... 1-2 Interieuruitrusting (Aanzicht B) .................................................... 1-4 Interieuruitrusting (Aanzicht C) .................................................... 1-5 Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur)......
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht A) Portiervergrendelknop ........................................................................................ pagina 3-22 Richtingaanwijzers en signaal voor rijbaanverandering .................................... pagina 4-82 Lichtschakelaar .................................................................................................. pagina 4-70 Ruitenwisser en sproeierhendel ......................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Audiobedieningsschakelaars .............................................................................. pagina 5-75 Instrumentengroep ............................................................................................. pagina 4-28 Instrumentenpaneelverlichtingknop ................................................................... pagina 4-32 Kruissnelheidsregelaarschakelaars...................................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht B) SRS airbags ........................................................................................................ pagina 2-46 Actief rijden display ........................................................................................... pagina 4-43 Klimaatregelsysteem ............................................................................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht C) Veiligheidsgordels .............................................................................................. pagina 2-15 SRS airbag.......................................................................................................... pagina 2-46 Fleshouder ........................................................................................................ pagina 5-168 Plafondlampen ........
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht A) Ruitenwisser en sproeierhendel ......................................................................... pagina 4-84 Richtingaanwijzers en signaal voor rijbaanverandering .................................... pagina 4-82 Lichtschakelaar .................................................................................................. pagina 4-70 Portiervergrendelknop ....................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Stoelverwarmingschakelaars................................................................................ pagina 2-8 Waarschuwingsknipperlichtschakelaar .............................................................. pagina 4-91 Audiobedieningsschakelaars .............................................................................. pagina 5-75 Instrumentengroep ..........................................................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht B) SRS airbags ........................................................................................................ pagina 2-46 Audio-installatie ................................................................................................. pagina 5-19 Klimaatregelsysteem ............................................................................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht C) Binnenspiegel ..................................................................................................... pagina 3-40 Zonneklep......................................................................................................... pagina 5-162 Make-up spiegeltje ........................................................................................... pagina 5-162 Plafondlampen ...........
Afbeeldingenindex Overzicht van het exterieur (Sedan) Motorkap ............................................................................................................ pagina 6-19 Voorruitenwisserbladen ...................................................................................... pagina 6-36 Schuifdak ........................................................................................................... pagina 3-46 Portieren en sleutels ...................................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het exterieur (Hatchback) Motorkap ............................................................................................................ pagina 6-19 Voorruitenwisserbladen ...................................................................................... pagina 6-36 Schuifdak ........................................................................................................... pagina 3-46 Portieren en sleutels ...............................................
NOTITIES 1–12
2 Belangrijke veiligheidsuitrusting Belangrijke informatie over de veiligheidsuitrusting, zoals zittingen, veiligheidsgordelsysteem, kinderzitjes en SRS airbags. Zittingen .............................................................................................. 2-2 Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de zittingen ...................... 2-2 Voorzitting..................................................................................... 2-6 Achterzitting ................................................
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de zittingen WAARSCHUWING Zorg er voor dat de afstelbare onderdelen van een zitting op hun plaats vergrendeld zijn: Niet goed vergrendelde afstelbare zittingen en rugleuningen zijn gevaarlijk. Bij plotseling stoppen of een botsing kan de zitting of de rugleuning in beweging komen, hetgeen letsel kan veroorzaken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen WAARSCHUWING Rijd niet met beschadigde voorzittingen: Rijden met beschadigde voorzittingen is gevaarlijk. De voorzittingen die belangrijke airbagonderdelen bevatten kunnen door een botsing beschadigd worden, ook als het een botsing is die voor het activeren van de airbags niet krachtig genoeg is. Bij een eventuele volgende botsing zal een airbag mogelijk niet geactiveerd worden, hetgeen tot letsel kan leiden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen WAARSCHUWING Laat een passagier tijdens het rijden nooit op de neergeklapte rugleuning zitten of staan: Rijden met een passagier op de neergeklapte rugleuning is gevaarlijk. Het is vooral gevaarlijk wanneer u tijdens het rijden een kind op de neergeklapte rugleuning laat zitten.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPGELET Wees voorzichtig tijdens het bedienen van een zitting uw handen of vingers niet in de buurt van de bewegende delen van de zitting of op de zijbekleding te plaatsen om letsel te voorkomen. Let erop bij het verschuiven van de zittingen dat er zich geen lading in het gedeelte eromheen bevindt. Als de lading beklemd raakt, kan deze beschadigd worden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Voorzitting Gebruik van de zittingen Elektrische bediening Lengteverstelling (Handbediende zittingafstelling) Om een zitting naar voren of naar achteren te verplaatsen, de hendel omhoog trekken, de zitting in de gewenste stand schuiven en de hendel loslaten. Controleer of de hendel in de uitgangspositie is teruggekeerd en of de zitting op zijn plaats vergrendeld is door te proberen deze even naar voren en naar achteren te duwen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Rugleuningverstelling (Handbediende zittingafstelling) Om de hoek van de rugleuning te kunnen verstellen, een weinig voorover leunen en de hendel omhoog trekken. Leun vervolgens achterover totdat de gewenste hoek bereikt is en laat de hendel los. Controleer of de hendel in de uitgangspositie is teruggekeerd en of de rugleuning op zijn plaats vergrendeld is door te proberen deze even naar voren en naar achteren te duwen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Stoelverwarming* De voorzittingen worden elektrisch verwarmd. Het contact moet op ON staan. Druk terwijl het contact op ON staat de stoelverwarmingschakelaar in zodat het indikatielampje gaat branden. De modus verandert als volgt telkens wanneer de stoelverwarmingschakelaar wordt ingedrukt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPMERKING Als het contact wordt uitgeschakeld terwijl de stoelverwarming in werking is (Hoog, Midden of Laag) en vervolgens opnieuw wordt ingeschakeld, zal de stoelverwarming automatisch werken op de temperatuur die ingesteld is alvorens het contact werd uitgeschakeld. Gebruik de stoelverwarming wanneer de motor draait. Als de stoelverwarming gedurende langere tijd ingeschakeld blijft terwijl de motor niet draait, kan de accu uitgeput raken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen WAARSCHUWING Maak lading in de bagageruimte stevig vast wanneer dit vervoerd wordt terwijl de rugleuning(en) neergeklapt zijn. Rijden zonder lading en bagage stevig vast te zetten is gevaarlijk omdat dit van zijn plaats kan schuiven en bij plotseling afremmen of een botsing de besturing kan hinderen, waardoor ongelukken veroorzaakt kunnen worden. Bij het vervoer van lading, er voor zorgen dat de lading de hoogte van de rugleuning(en) niet overschrijdt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen 2. Open een achterportier en klap de achterzitting naar voren. (Hatchback) Druk op de drukknop om de rugleuning neer te klappen. WAARSCHUWING Bij het terugbrengen van de rugleuning in de rechtop stand, er voor zorgen dat deze stevig vergrendeld is en dat de rode indikatie niet zichtbaar is (Hatchback). Als de rode indikatie achter de drukknop zichtbaar is, betekent dit dat de rugleuning niet vergrendeld is.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen 1. Zorg er voor dat de veiligheidsgordel correct door de veiligheidsgordelgeleider wordt geleid en dat deze niet is verdraaid, zet vervolgens de rugleuning omhoog en voorkom daarbij dat de veiligheidsgordel tussen de rugleuning beklemd raakt. (Sedan) Armsteun* De achterste armsteun in het midden van de rugleuning van de achterzitting kan gebruikt worden of rechtop geplaatst worden (geen inzittende op de middelste zitting).
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Hoofdsteunen Uw auto is uitgerust met hoofdsteunen op alle buitenste zitplaatsen en op de middelste zitplaats van de achterzitting*. De hoofdsteunen zijn bedoeld om u en uw passagiers te helpen beschermen tegen nekletsel. WAARSCHUWING Afstelling van de hoogte Voor het hoger zetten van de hoofdsteun, deze tot in de gewenste positie omhoog trekken. Voor het omlaag zetten van de hoofdsteun, de ontgrendeling indrukken en vervolgens de hoofdsteun omlaag drukken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Buitenste zitting van achterzitting Uitbouwen/Inbouwen Voor het verwijderen van de hoofdsteun, de ontgrendeling indrukken en de hoofdsteun omhoog trekken. Steek voor het installeren van de hoofdsteun de pootjes in de gaten terwijl u de ontgrendeling indrukt. WAARSCHUWING Middelste zitting van achterzitting* 2–14 *Bepaalde modellen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de veiligheidsgordels Veiligheidsgordels helpen de kans op ernstig letsel tijdens ongevallen en plotseling stoppen te verminderen. Het wordt door Mazda aangeraden dat de bestuurder en passagiers te allen tijde gebruik maken van de veiligheidsgordels. Voorzitting en buitenste zitting van achterzitting De voorzittingen en de buitenste zitting van de achterzitting zijn voorzien van heup/schoudergordels.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING Draag altijd uw veiligheidsgordel en let er op dat alle inzittenden hun veiligheidsgordels op de juiste wijze omgedaan hebben: Het niet dragen van veiligheidsgordels is buitengewoon gevaarlijk. Inzittenden die tijdens een botsing geen veiligheidsgordels dragen kunnen tegen iemand anders of tegen objecten in de auto geslingerd worden. Zij kunnen daardoor ernstig letsel mogelijk met dodelijke afloop oplopen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING Laat uw veiligheidsgordels onmiddellijk vernieuwen als de voorspanner of drukbegrenzer geactiveerd werd: Laat na een botsing altijd onmiddellijk een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur de voorspanners van de veiligheidsgordels en de airbags inspecteren.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING Instrukties voor gebruik van de veiligheidsgordels: Veiligheidsgordels dienen op het beenderstelsel van het lichaam te drukken en behoren laag om de voorzijde van het bekken, of om het bekken, de borst en schouders gedragen te worden, al naargelang van toepassing; het dragen van de heupgordel rondom de buik dient vermeden te worden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem OPGELET Het oprollen van de veiligheidsgordels verloopt stroever wanneer de gordels en de gordelgeleiders verontreinigd zijn. Houd deze dus altijd schoon. Zie voor meer bijzonderheden betreffende het reinigen van de veiligheidsgordels “Reinigen van het materiaal van de heup/schoudergordels” (pagina 6-84).
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Noodblokkeerstand Wanneer de veiligheidsgordel is vastgemaakt, zal deze zich altijd in de noodblokkeerstand bevinden. In de noodblokkeerstand blijft de gordel comfortabel om de gebruiker zitten en zal de oprolautomaat tijdens een aanrijding in positie blokkeren. Als de gordel geblokkeerd is en niet naar buiten getrokken kan worden, de gordel eenmaal laten oprollen en deze vervolgens langzaam proberen naar buiten te trekken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Veiligheidsgordels Vastmaken van de veiligheidsgordels Veiligheidsgordeltong Losmaken van de veiligheidsgordels Druk de knop op de veiligheidsgordelgesp in. Als de gordel niet volledig wordt opgerold, deze naar buiten trekken en op verdraaiing en knikken inspecteren. Kijk vervolgens of bij het oprollen de gordel onverdraaid blijft.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Voorste schoudergordelafsteller Hoger zetten Lager zetten Let er op dat de afsteller vergrendeld is. 2–22 Veiligheidsgordelwaarschuwingssystemen Als deze bespeuren dat de veiligheidsgordel van de inzittende niet is vastgemaakt, wordt de inzittende door een waarschuwingslampje of een zoemtoon gewaarschuwd. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-46. Zie Waarschuwingszoemer voor veiligheidsgordel op pagina 7-55.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Systeem van voorspanners van veiligheidsgordels van voorzitting en begrenzingsysteem Voor een optimale bescherming zijn de veiligheidsgordels van de bestuurdersstoel en de voorpassagierszitting uitgerust met voorspanner- en begrenzingsystemen. Om deze beide systemen correct te kunnen laten functioneren dient u de veiligheidsgordel op de juiste wijze te dragen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING Maak enkel gebruik van de veiligheidsgordels op de wijze zoals in dit instruktieboekje wordt aangegeven: Verkeerde plaatsing van de veiligheidsgordels is gevaarlijk. Als deze niet op de juiste wijze worden gedragen, kunnen de voorspanneren begrenzingsystemen van de veiligheidsgordels tijdens een ongeval geen adequate bescherming bieden, hetgeen ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem OPMERKING Het is mogelijk dat het voorspannersysteem niet functioneert, afhankelijk van het type botsing. Zie voor bijzonderheden, Criteria voor SRS airbag activering (pagina 2-60). Bij het in werking treden van de airbags en de voorspanners zal er enige rook (een niet-toxisch gas) vrijkomen. Dit duidt echter niet op brand.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem 3. Stel de lengte van de gordel af. Voor het langer maken van de gordel, de veiligheidsgordeltong in een rechte hoek ten opzichte van de gordel houden en er aan trekken. Voor het inkorten van de gordel aan het loszittende uiteinde trekken. Langer maken WAARSCHUWING Dragen van de heupgordel: Een heupgordel die te hoog wordt gedragen is gevaarlijk.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van een kinderzitje Het wordt door Mazda ten sterkste aanbevolen gebruik te maken van kinderzitjes voor kinderen die klein genoeg zijn om er gebruik van te kunnen maken. Mazda raadt het gebruik aan van een origineel Mazda kinderzitje of een die voldoet aan de UNECE*1 44 bepaling. Neem contact op met een officiële Mazda dealer in het geval u een origineel Mazda kinderzitje denkt aan te schaffen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Gebruik een kinderzitje van de juiste maat: Voor een effectieve beveiliging bij botsingen en plotseling afremmen dienen kinderen gebruik te maken van veiligheidsgordels of een kinderzitje afhankelijk van de leeftijd en de grootte. Zo niet, dan bestaat de kans dat het kind bij een ongeluk ernstig of zelfs dodelijk letsel oploopt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Uiterst gevaarlijk! Gebruik nooit een achterwaarts gericht kinderzitje op de voorpassagierszitting welke voorzien is van een airbag die geactiveerd zou kunnen worden: Gebruik NOOIT een achterwaarts gericht kinderzitje op een zitting die aan de voorzijde door een ACTIEVE AIRBAG beveiligd is. Dit kan DODELIJK of ERNSTIG LETSEL aan het KIND toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Vermijd het installeren van een voorwaarts gericht kinderzitje op de voorpassagierszitting tenzij dit niet te vermijden is: Bij een botsing kan de kracht van een airbag die wordt opgeblazen ernstig of dodelijk letsel aan het kind toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Gebruik de spanriem en de spanriemverankering uitsluitend voor een kinderzitje: Verankeringen voor kinderzitjes zijn bestemd om enkel bestand te zijn tegen de druk zoals die door correct geïnstalleerde kinderzitjes wordt uitgeoefend. Onder geen omstandigheden mogen deze verankeringen gebruikt worden voor de bevestiging van veiligheidsgordels voor volwassenen, tuigjes of voor de bevestiging van andere voorwerpen of uitrusting aan de auto.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Installatie van kinderzitjes Categorieën kinderzitjes OPMERKING Vraag bij aankoop de fabrikant van het kinderzitje welk type kinderzitje voor uw kind en voertuig het meest in aanmerking komt. (Europa) Kinderzitjes worden onderverdeeld in de volgende 5 groepen overeenkomstig de UNECE 44 bepaling.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Soorten kinderzitjes (Europa) In dit instruktieboekje worden verklaringen gegeven voor met veiligheidsgordels bevestigde kinderzitjes voor de volgende drie meest gebruikte soorten kinderzitjes: babyzitje, peuterzitje, juniorenzitje. Peuterzitje Gelijk aan Groep 1 van de UNECE 44 bepaling. OPMERKING De installatiepositie wordt bepaald door het type kinderzitje. Lees de instrukties van de fabrikant en dit instruktieboekje steeds nauwkeurig.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Installatiepositie van babyzitje Een babyzitje wordt uitsluitend in de achterwaarts gerichte positie gebruikt. Zie de tabel “Geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities” voor de installatiepositie van een babyzitje (pagina 2-38). WAARSCHUWING Installeer altijd een babyzitje op de juiste zitplaats: Het installeren van een babyzitje zonder eerst de tabel “Geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities” te raadplegen is gevaarlijk.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Installatiepositie van peuterzitje Een peuterzitje wordt gebruikt in de voorwaarts en achterwaarts gerichte posities, afhankelijk van de leeftijd en de grootte van het kind. Volg bij het installeren de instrukties van de fabrikant in overeenstemming met de betreffende leeftijd en grootte van het kind, alsmede de richtingen voor het installeren van het kinderzitje.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Voorwaarts gericht type WAARSCHUWING Nooit een voorwaarts gericht peuterzitje op de verkeerde zitplaats installeren: Het installeren van een voorwaarts gericht peuterzitje zonder eerst de tabel “Geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities” te raadplegen is gevaarlijk. Een voorwaarts gericht peuterzitje dat op de verkeerde zitting wordt geïnstalleerd kan niet op de juiste wijze worden bevestigd.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Installeer altijd een juniorenzitje altijd op de juiste zitplaats: Het installeren van een juniorenzitje zonder eerst de tabel “Geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities” te raadplegen is gevaarlijk. Een juniorenzitje dat op de verkeerde zitting wordt geïnstalleerd kan niet op de juiste wijze worden bevestigd.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Tabel voor geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities (Europa en landen die voldoen aan de UNECE 16 bepaling) De informatie aangegeven in de tabel geeft de geschiktheid aan van uw kinderzitje voor de diverse zitposities. Voor de geschiktheid van installatie van kinderzitjes van overige fabrikanten wordt u verzocht de instrukties van de fabrikant behorend bij het betreffende kinderzitje nauwkeurig te raadplegen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje IL = geschikt voor bepaalde Isofix kinderzitjes (CRS). Deze Isofix kinderzitjes (CRS) zijn die in de categorieën van “specifieke auto”, “beperkt” of “semi-universeel”. Er kan een origineel Mazda kinderzitje worden geïnstalleerd. Zie de accessoirecatalogus voor kinderzitjes die geïnstalleerd kunnen worden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje *2 Wanneer een kinderzitje op de voorpassagierszitting wordt geïnstalleerd, de zittingverstelling zo ver mogelijk naar achteren afstellen. Zet het zitkussen in de hoogste stand zodat het kinderzitje stevig met de veiligheidsgordel kan worden vastgemaakt. Zie Gebruik van de zittingen op pagina 2-6.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Installeren van kinderzitjes WAARSCHUWING Ankerplaat De auto is uitgerust met ankersteunen voor de bevestiging van kinderzitjes. Bepaal de plaats van de ankersteunen aan de hand van de afbeelding. Als bij het installeren van een kinderzitje de zitting uitgerust is met een hoofdsteun, deze verwijderen. Volg altijd de aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing van het kinderzitje.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Verwijder altijd de hoofdsteun en bevestig de spanriem: Het bevestigen van de spanriem bovenop de hoofdsteun is gevaarlijk. Bij een botsing kan de spanriem van de hoofdsteun afglijden, waardoor het kinderzitje zou kunnen losraken. Het kinderzitje zou van zijn plaats kunnen schuiven en het kind letsel mogelijk met dodelijke afloop kunnen toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Gebruik van Isofix-ankers WAARSCHUWING Volg de instrukties van de fabrikant voor het gebruik van het kinderzitje: Een kinderzitje dat niet is bevestigd, is gevaarlijk. Bij plotseling stoppen of een aanrijding zou het kinderzitje van zijn plaats kunnen schuiven en ernstig letsel, mogelijk met dodelijke afloop, aan het kind of andere inzittenden kunnen toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje 3. Maak de ruimte tussen het zitkussen en de rugleuning een weinig groter om de plaatsen van de Isofix-ankers te bepalen. OPMERKING De markeringen boven de Isofix-ankers geven de plaatsen van de Isofix-ankers aan voor de bevestiging van een kinderzitje. 4. Zet de hoofdsteun omhoog tot in de hoogste vergrendelstand. Zie Hoofdsteun op pagina 2-13. 5.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING (Hatchback) Spanriem Voorwaarts Installeer altijd de hoofdsteun en stel deze nadat het kinderzitje is verwijderd in de juiste positie af: Rijden zonder de hoofdsteun is gevaarlijk, aangezien tijdens plotseling afremmen of een botsing het hoofd van de inzittende dan niet tegen schokken is beschermd, wat ernstig of dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. Zie Hoofdsteun op pagina 2-13.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Voorzorgsmaatregelen betreffende het aanvullende beveiligingssysteem (SRS) De aanvullende beveiligingssystemen (SRS) van de voor- en zijkant omvatten in totaal 6 airbags. Ga na met welke soorten airbags uw auto is uitgerust door de plaatsen met de aanduiding “SRS AIRBAG” op te zoeken. Deze aanduidingen zijn zichtbaar op de plaats waar de airbags ingebouwd zijn.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING In auto's uitgerust met airbags dienen veiligheidsgordels gedragen te worden: Het uitsluitend vertrouwen op de airbags voor bescherming tijdens een aanrijding is gevaarlijk. Airbags alleen kunnen geen ernstig letsel voorkomen. De betreffende airbags worden uitsluitend opgeblazen bij het eerste ongeval, zoals een frontale, bijna frontale of zijdelingse botsing met een gematigde of grotere kracht.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Ga niet te dichtbij de airbags van bestuurder en voorpassagier zitten: Het te dichtbij de airbagmodules van bestuurder en voorpassagier zitten of er handen of voeten op plaatsen is uiterst gevaarlijk. De airbags van bestuurder en voorpassagier worden met grote kracht en snelheid opgeblazen. Als iemand er zich te dichtbij bevindt kan dit ernstig letsel veroorzaken. De bestuurder dient altijd alleen de rand van het stuurwiel vast te houden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Bevestig geen voorwerpen op of in de buurt van de plaats waar een gordijn-airbag geactiveerd wordt: Het bevestigen van voorwerpen op plaatsen waar de gordijn-airbags geactiveerd worden zoals op de voorruit, de zijportierruit, op de voorruit- en achterruitstijlen en langs de dakrand en op de steungrepen is gevaarlijk.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Breng geen wijzigingen aan in het aanvullend beveiligingssysteem: Het aanbrengen van wijzigingen in de onderdelen of de bedrading van het aanvullend beveiligingssysteem is gevaarlijk. U kunt het per ongeluk in werking stellen of buiten gebruik stellen. Breng geen enkele wijziging aan in het aanvullend beveiligingssysteem. Hieronder vallen het aanbrengen van stuurbekleding, etiketten of wat dan ook op de airbagmodules.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Ruim het airbagsysteem op de juiste wijze op: Het op ondeskundige wijze opruimen van een airbag of slopen van een auto met airbags die onder stroom staan, kan uiterst gevaarlijk zijn. Ernstig letsel kan het gevolg zijn wanneer niet alle veiligheidsmaatregelen in acht worden genomen. Laat een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur het airbagsysteem veilig opruimen of een auto uitgerust met een airbagsysteem slopen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Deactiveringsschakelaar van voorpassagiersairbag* WAARSCHUWING De voorpassagiersairbag niet onnodig deactiveren: Onnodig uitschakelen van de voorpassagiersairbag is gevaarlijk. Als de airbag onnodig wordt uitgeschakeld, zal de voorpassagier niet de extra beveiliging van de airbag kunnen ontvangen. Dit kan ernstig letsel met mogelijk dodelijke afloop veroorzaken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Wanneer het contact op ON wordt gezet, gaan beide indikatielampjes van de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag branden, ongeacht de stand van de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag. Het indikatielampje gaat na een bepaalde periode uit en gaat vervolgens aan/uit afhankelijk van de condities zoals aangegeven in onderstaande tabel.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Schakelaarstanden Controleer alvorens te gaan rijden altijd met de hulpsleutel of de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag in de juiste stand staat al naargelang uw vereisten. WAARSCHUWING Laat de sleutel niet in de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag zitten: Onbedoeld uitschakelen van de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag is gevaarlijk. Bij een ongeluk zal de voorpassagier niet goed beveiligd zijn.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags AAN De voorpassagiersvoorairbag, zij-airbag en veiligheidsgordelvoorspanner van voorpassagierszitting zijn in werking. Activeer het systeem enkel wanneer op de voorpassagierszitting geen kinderzitje is geïnstalleerd. Overschakelen naar de ON positie 1. Steek de sleutel in de deactiveringsschakelaar voor de voorpassagiersairbag en draai de sleutel linksom totdat de sleutel naar ON wijst. 2. Verwijder de sleutel. 3.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Onderdelen van het aanvullend beveiligingssysteem Gasgeneratoren en airbags van bestuurder/voorpassagier Impactsensoren en diagnosemodule (SAS eenheid) Voorspanners van veiligheidsgordels (pagina 2-23) Voorste airbagsensor Zij-impactsensors * Waarschuwingslampje voor systeem van airbag/veiligheidsgordelvoorspanners (pagina 4-46) Zij- en gordijngasgeneratoren en airbags* Voorpassagiersairbag-uitgeschakeld indikatielampje* (pagina 2-52) Deactiveringsschakelaar
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Werking van de SRS airbags Uw Mazda is uitgerust met de volgende typen SRS airbags. SRS airbags zijn ontworpen om te werken in combinatie met de veiligheidsgordels om letsel tijdens een ongeval te helpen verminderen. De SRS airbags zijn ontworpen om als aanvulling op de veiligheidsgordelfuncties de passagiers extra bescherming te bieden. Draag de veiligheidsgordels op de juiste wijze.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Voorpassagiersairbag De voorpassagiersairbag is ingebouwd in het instrumentenpaneel aan de voorpassagierszijde. Het opblaasmechanisme voor de voorpassagiersairbag is hetzelfde als bij de bestuurdersairbag, zoals boven vermeld. Zie voor nadere bijzonderheden over airbag activering, “Criteria voor SRS airbag activering” (pagina 2-60). Zij-airbags De zij-airbags zijn ingebouwd in de buitenste zijden van de rugleuningen van de voorzittingen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Gordijn-airbags De gordijn-airbags zijn ingebouwd in de voorruit- en achterruitstijlen en de dakrand langs beide zijden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Criteria voor SRS airbag activering Deze tabel geeft de betreffende SRS uitrusting aan die afhankelijk van het type botsing geactiveerd wordt. (De illustraties tonen representatieve voorbeelden van botsingen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Beperkingen van de SRS airbag Bij ernstige botsingen zoals die hierboven beschreven onder “Criteria voor SRS airbag activering” zal de betreffende SRS airbaguitrusting geactiveerd worden. Echter bij bepaalde botsingen bestaat de kans dat de uitrusting niet geactiveerd wordt, afhankelijk van het type botsing en de ernst ervan.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Beperkingen ten aanzien van de detectie van zijdelingse botsingen: In de volgende illustraties worden voorbeelden gegeven van zijdelingse botsingen die mogelijk niet als ernstig genoeg bespeurd worden om de SRS airbaguitrusting te activeren.
3 Alvorens te gaan rijden Gebruik van diverse voorzieningen, zoals sleutels, portieren, spiegels en ruiten. Sleutels .................................................3-2 Sleutels ...........................................3-2 Afstandbediende portiervergrendeling .......................3-4 Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling .........................3-10 Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling*....................3-10 Werkingsbereik ............................
Alvorens te gaan rijden Sleutels Sleutels WAARSCHUWING OPGELET Laat nooit de sleutel in uw auto achter wanneer er zich kinderen in bevinden en bewaar ze op een plaats waar uw kinderen ze niet kunnen vinden en er niet mee kunnen spelen: Het is gevaarlijk kinderen in een auto achter te laten waarvan de sleutel in het contact steekt. Dit kan tot gevolg hebben dat iemand ernstig letsel wordt toegebracht of zelfs tot een ongeluk met dodelijke afloop leiden.
Alvorens te gaan rijden Sleutels OPGELET OPMERKING Volg onderstaande instrukties om beschadiging van de sleutel (zender) te voorkomen: Laat de sleutel niet vallen. Laat de sleutel niet nat worden. De sleutel niet demonteren. Stel de sleutel niet bloot aan hoge temperaturen op plaatsen zoals het dashboard of de motorkap, onder direct zonlicht. Stel de sleutel niet bloot aan magnetische velden van enigerlei aard. Geen zware voorwerpen op de sleutel plaatsen.
Alvorens te gaan rijden Sleutels Afstandbediende portiervergrendeling Dit systeem maakt gebruik van de sleuteltoetsen om op afstand de portieren en de achterklep/het kofferdeksel te vergrendelen en te ontgrendelen en opent het kofferdeksel. Het systeem kan de motor starten zonder dat u de sleutel uit uw portemonnee of zak hoeft te nemen. Bediening van het anti-diefstal beveiligingssysteem is ook mogelijk bij modellen die voorzien zijn van een antidiefstal beveiligingssysteem.
Alvorens te gaan rijden Sleutels Zender OPMERKING De levensduur van de batterij is ongeveer 1 jaar. Vervang de batterij door een nieuwe als het KEY indikatielampje (groen) in de instrumentengroep gaat knipperen. Het wordt aanbevolen de batterij ongeveer eenmaal per jaar te vernieuwen, omdat de kans bestaat dat het KEY waarschuwingslampje/ indikatielampje niet gaat branden of knipperen, afhankelijk van hoe snel de batterij uitgeput is geraakt.
Alvorens te gaan rijden Sleutels OPMERKING (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie (Europese modellen)) De instelling kan zodanig veranderd worden dat een pieptoon hoorbaar wordt voor bevestiging wanneer de portieren en de achterklep/het kofferdeksel met behulp van de sleutel vergrendeld/ontgrendeld worden.
Alvorens te gaan rijden Sleutels Wanneer de toetsen worden ingedrukt, gaat het bedrijfsindikatielampje knipperen. Vergrendeltoets Druk voor het vergrendelen van de portieren en de achterklep/het kofferdeksel op de vergrendeltoets en de waarschuwingsknipperlichten zullen eenmaal knipperen. (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie (Behalve Europese modellen)) Er wordt eenmaal een pieptoon gegeven.
Alvorens te gaan rijden Sleutels Ontgrendeltoets Druk voor het ontgrendelen van de portieren en de achterklep/het kofferdeksel op de ontgrendeltoets en de waarschuwingsknipperlichten zullen tweemaal knipperen. (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie, behalve Europese modellen) Er wordt tweemaal een pieptoon gegeven.
Alvorens te gaan rijden Sleutels Werkingsbereik Het systeem werkt uitsluitend wanneer de bestuurder zich in de auto of binnen het werkingsbereik bevindt en de sleutel bij zich heeft.
Alvorens te gaan rijden Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling* WAARSCHUWING Radiogolven van de sleutel kunnen van invloed zijn op medische apparatuur zoals pacemakers: Alvorens de sleutel te gebruiken in de nabijheid van personen die medische apparatuur gebruiken, de fabrikant van de apparatuur of uw arts vragen of de radiogolven van de sleutel van invloed zijn op de apparatuur.
Alvorens te gaan rijden Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling Werkingsbereik Het systeem werkt uitsluitend wanneer de bestuurder zich in de auto of binnen het werkingsbereik bevindt en de sleutel bij zich heeft. Openen van de achterklep/het kofferdeksel Buitenantenne OPMERKING Wanneer de batterij bijna uitgeput is of op plaatsen waar er radiogolven met hoge intensiteit of storing is, bestaat de kans dat het werkingsbereik kleiner wordt of dat het systeem niet functioneert.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Portiersloten WAARSCHUWING Neem dus altijd alle kinderen en huisdieren met u mee of laat een verantwoordelijke persoon bij hen achter: Het alleen achterlaten van kinderen of huisdieren in een geparkeerde auto is gevaarlijk: Bij warm weer kan de temperatuur in een auto dusdanig hoog oplopen dat dit hersenbeschadiging of zelfs de dood kan veroorzaken.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING De buitensluitingpreventiefunctie voorkomt dat u uwzelf uit de auto kunt buitensluiten. (Europees model) Alle portieren en de achterklep/ het kofferdeksel zullen automatisch ontgrendeld worden als deze vergrendeld worden met behulp van de centrale portiervergrendeling wanneer een van de portieren geopend is. Als alle portieren gesloten zijn zullen alle portieren vergrendeld worden, alhoewel de achterklep/het kofferdeksel open staat.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Vergrendelen, ontgrendelen met de sleutel Alle portieren en de achterklep/het kofferdeksel worden automatisch vergrendeld wanneer het bestuurdersportier met behulp van de sleutel vergrendeld wordt. Deze worden alle ontgrendeld wanneer het bestuurdersportier met behulp van de sleutel ontgrendeld wordt. Draai voor vergrendeling de sleutel naar de voorzijde van de auto en draai voor ontgrendeling de sleutel naar de achterzijde van de auto.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Activeren van het systeem 1. Sluit alle ramen en het schuifdak*. 2. Zet het contact op uit en neem de sleutel met u mee. 3. Sluit alle portieren en de achterklep/het kofferdeksel. 4. Steek de sleutel in het bestuurdersportier, draai de sleutel naar de vergrendelstand en draai deze naar de middenpositie terug. Vervolgens de sleutel binnen 3 seconden nogmaals naar de vergrendelstand draaien. 5.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Vergrendelen, ontgrendelen met de verzoekschakelaar (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) Alle portieren en de achterklep/het kofferdeksel kunnen vergrendeld/ ontgrendeld worden door de verzoekschakelaar op de voorportieren in te drukken wanneer u de sleutel bij u draagt. (Hatchback) De verzoekschakelaar op de achterklep kan alleen worden gebruikt voor het vergrendelen van alle portieren en de achterklep.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING Na het indrukken van de verzoekschakelaar kan het enkele seconden duren voordat de portieren ontgrendeld worden. (Europees model) De instelling kan zodanig veranderd worden dat een pieptoon hoorbaar wordt voor bevestiging wanneer de portieren en de achterklep/het kofferdeksel met behulp van een verzoekschakelaar vergrendeld/ ontgrendeld worden.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING (Met anti-diefstal beveiligingssysteem) De waarschuwingsknipperlichten knipperen wanneer het antidiefstal beveiligingssysteem in staat van paraatheid is gebracht of uitgeschakeld wordt. Zie Anti-diefstal beveiligingssysteem (Met inbraaksensor) op pagina 3-51. Zie Anti-diefstal beveiligingssysteem (Zonder inbraaksensor) op pagina 3-56.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING Automatische hervergrendelfunctie Na het ontgrendelen door het indrukken van de verzoekschakelaar, zullen alle portieren en de achterklep/ het kofferdeksel automatisch vergrendeld worden als een van de volgende handelingen niet binnen ongeveer 30 seconden wordt uitgevoerd. Als uw auto uitgerust is met een anti-diefstal beveiligingssysteem, zullen de waarschuwingsknipperlichten knipperen bij wijze van bevestiging.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Automatische vergrendel-/ ontgrendelfunctie* WAARSCHUWING (Met portiervergrendelschakelaar) Niet aan de binnenste kruk van het bestuurdersportier trekken: Tijdens het rijden aan de binnenste kruk van het portier trekken is gevaarlijk. De bestuurder kan als het portier per ongeluk open zou gaan uit de auto vallen, wat ernstig of dodelijk letsel kan veroorzaken.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Functienummer Functie*1 1 De automatische portiervergrendelfunctie is uitgeschakeld. 2 Bij een rijsnelheid van ongeveer 20 km/h of meer worden alle portieren en de achterklep/het kofferdeksel automatisch vergrendeld. 3 Bij een rijsnelheid van ongeveer 20 km/h of meer worden alle portieren en de achterklep/het kofferdeksel automatisch vergrendeld.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten (Voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak) Huidige functienummer Druk eenmaal op de ontgrendelzijde van de vergrendelschakelaar Druk op de vergrendelzijde van de Functienummer 1 vergrendelschakelaar Druk 2 maal Functienummer 2 OPMERKING De portieren kunnen tijdens het maken van de instelling niet vergrendeld of ontgrendeld worden. De procedure kan geannuleerd worden de vergrendelzijde van de bestuurdersportiervergrendelschakelaar in te drukken.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten (Zonder portiervergrendelschakelaar) Alle portieren en de achterklep/ het kofferdeksel worden automatisch vergrendeld wanneer de portiervergrendelknop van het bestuurdersportier wordt ingedrukt. Deze worden alle ontgrendeld wanneer de portiervergrendelknop van het bestuurdersportier omhoog getrokken wordt.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Kindersloten van achterportieren Achterklep/Kofferdeksel Deze sloten zijn bestemd om te helpen voorkomen dat kinderen per ongeluk de achterportieren openen. Gebruik deze op beide achterportieren wanneer u kinderen op de achterzitting van de auto vervoert. WAARSCHUWING Indien u het kinderslot naar de vergrendelstand schuift alvorens het betreffende portier te sluiten, kan dat portier niet vanuit de binnenzijde geopend worden.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPGELET Verwijder alle opeenhoping van sneeuw en ijs alvorens de achterklep/ het kofferdeksel te openen. Anders bestaat de kans dat de achterklep/het kofferdeksel onder het gewicht van de sneeuw en het ijs dichtklapt en letsel veroorzaakt. Wees voorzichtig bij het openen/ sluiten van de achterklep/het kofferdeksel tijdens harde wind.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Openen en sluiten van de achterklep/het kofferdeksel Openen van de achterklep/het kofferdeksel met de elektrisch bediende achterklep/kofferdekselopener Ontgrendel de portieren en de achterklep/ het kofferdeksel, druk vervolgens op de elektrische achterklep-/kofferdekselopener op de achterklep/het kofferdeksel en til vervolgens de achterklep/het kofferdeksel omhoog zodra het slot ontgrendelt.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING (Hatchback) Wanneer het achterklepslot door het indrukken van de elektrisch bediende achterklepopener is vrijgezet, gaat de achterklep eerst een klein stukje omhoog zodat deze geopend kan worden. Als de achterklep gedurende een bepaalde periode van tijd niet wordt geopend nadat de elektrisch bediende achterklepopener is ingedrukt, kan de achterklep niet meer vanuit de eerste openingspositie omhoog gezet worden.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Bagageruimte OPGELET Afdekking bagageruimte (Hatchback)* WAARSCHUWING Plaats dus geen voorwerpen bovenop de afdekking: Het plaatsen van bagage of andere lading bovenop de afdekking van de bagageruimte kan gevaar opleveren. Tijdens plotseling afremmen of een botsing zou de bagage van zijn plaats geslingerd kunnen worden en iemand kunnen raken of verwonden.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Verwijderen van de afdekking Laden van golftassen (Alleen Sedan) Deze afdekking kan verwijderd worden voor het verkrijgen van meer ruimte. In de kofferruimte kunnen in totaal twee golftassen meegevoerd worden. 1. Verwijder de riemen uit de haken. 2. Til het uiteinde van de afdekking van de bagageruimte een weinig op, trek dit naar buiten en verwijder het uit de pennen. 1.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Voorzorgsmaatregelen ten aanzien van brandstof en motoruitlaatgassen Vereiste brandstof (MZR 1.6, SKYACTIV-G 1.5, SKYACTIV-G 2.0) Voertuigen met katalysator of zuurstofsensors dienen gebruik te maken van UITSLUITEND LOODVRIJE BRANDSTOF, welke de uitstoot van uitlaatgassen vermindert en de verontreiniging van de bougies minimaal houdt. De auto zal de beste prestaties leveren met de soort brandstof die in de tabel is aangegeven.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie OPGELET GEBRUIK UITSLUITEND LOODVRIJE BRANDSTOF. Loodhoudende brandstof is schadelijk voor de katalysator en de zuurstofsensors en leidt tot verminderde werking van het uitlaatgasreinigingssysteem en/of defecten. Het gebruik van E10 brandstof met 10 % ethanol in Europa is veilig voor uw auto. Schade aan uw auto kan optreden wanneer de hoeveelheid ethanol hoger is dan hier aanbevolen.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Uitlaatgasreinigingssysteem (MZR 1.6, SKYACTIV-G 1.5, SKYACTIV-G 2.0) Deze auto is voorzien van een uitlaatgasreinigingssysteem (de katalysator is een onderdeel van dit systeem) dat de auto in staat stelt te voldoen aan wettelijke bepalingen betreffende de uitstoot van uitlaatgassen. WAARSCHUWING Parkeer de auto daarom nooit op of bij brandbare materialen: Parkeren op of bij brandbare materialen, zoals droog gras, is gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Uitlaatgasreinigingssysteem (SKYACTIV-D 2.2) Uw auto is voorzien van een uitlaatgasreinigingssysteem (de katalysator is een onderdeel van dit systeem) dat de auto in staat stelt te voldoen aan wettelijke bepalingen betreffende de uitstoot van uitlaatgassen. WAARSCHUWING Parkeer de auto daarom nooit op of bij brandbare materialen: Parkeren op of bij brandbare materialen, zoals droog gras, is gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Motoruitlaatgassen (Koolmonoxide) WAARSCHUWING Niet met uw auto rijden als u uitlaatgas binnen in de auto ruikt: Uitlaatgas is gevaarlijk. Dit gas bevat koolmonoxide (CO), dat kleurloos, geurloos en giftig is. Bij inademing kan dit bewusteloosheid en verstikking veroorzaken. Als u uitlaatgassen in de auto ruikt, alle ramen volledig openen en onmiddellijk contact opnemen met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Afsluitklep van brandstoftankdop en brandstoftankdop WAARSCHUWING Bij het verwijderen van de brandstoftankdop, de dop een klein stukje losdraaien, wachten tot het sissende geluid ophoudt en vervolgens de dop verwijderen: Brandstofnevel is gevaarlijk. Brandstof die op de huid of in de ogen terechtkomt kan brandwonden veroorzaken en bij inslikking ziekte tot gevolg hebben.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Afsluitklep van brandstoftankdop Trek aan de interieur-ontgrendelknop voor de afsluitklep van de brandstoftankdop om de afsluitklep te openen. Om te sluiten, tegen de afsluitklep van de brandstofvuldop duwen totdat deze goed vergrendelt. Ontgrendeling voor afsluitklep brandstoftankdop Brandstoftankdop Draai voor het verwijderen van de brandstoftankdop deze linksom. Bevestig de verwijderde dop aan de binnenzijde van de afsluitklep.
Alvorens te gaan rijden Stuurwiel Stuurwiel WAARSCHUWING Nooit tijdens het rijden het stuurwiel afstellen: Het is gevaarlijk wanneer u tijdens het rijden het stuurwiel probeert af te stellen. Bij het bewegen van de stuurkolom is de kans groot dat u het stuurwiel plotseling naar links of rechts draait. Hierdoor zou u de macht over het stuur kunnen verliezen, hetgeen tot ongelukken kan leiden. 2.
Alvorens te gaan rijden Spiegels Spiegels Stel alvorens te gaan rijden de binnen- en buitenspiegels af. OPMERKING (Groothoekspiegel bestuurderszijde *) Buitenspiegels WAARSCHUWING Kijk daarom steeds over uw schouder achterom alvorens van rijbaan te veranderen: Objecten die in deze bolle spiegel worden waargenomen lijken dichterbij dan zij in werkelijkheid zijn.
Alvorens te gaan rijden Spiegels Afstellen van de elektrisch bediende spiegel Het contact dient op ACC of ON te staan. Handbediende inklapbare buitenspiegel Klap de buitenspiegel voorzichtig naar achteren, zodat deze plat tegen de wagen komt te staan. Stel als volgt af: 1. Draai de spiegelschakelaar naar links of rechts voor het kiezen van de linker of de rechter zijspiegel. 2. Druk de spiegelschakelaar in de gewenste richting.
Alvorens te gaan rijden Spiegels WAARSCHUWING De elektrisch bediende inklapbare buitenspiegel niet aanraken wanneer deze in beweging is: Aanraken van een elektrisch bediende inklapbare buitenspiegel wanneer deze in beweging is, is gevaarlijk. Uw hand kan klemraken en gewond raken of de spiegel kan worden beschadigd. Gebruik de elektrische inklapschakelaar om de spiegel in de rijklaarstand te zetten: Het met de hand in de rijstand zetten van de elektrisch bediende inklapbare buitenspiegel is gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Spiegels Verminderen van verblinding door koplampen Handbediende dag/nacht spiegel Duw bij het rijden overdag de dag/ nacht hendel naar voren. Trek de hendel naar achteren om verblinding door de koplampen van achteropkomende voertuigen te verminderen. Dag/nacht hendel Automatische dimspiegel De automatische dimspiegel vermindert automatisch verblinding door de koplampen van achteropkomende voertuigen wanneer het contact op ON staat.
Alvorens te gaan rijden Spiegels OPMERKING Gebruik geen glasreiniger en hang geen voorwerpen op of rondom de lichtsensor. Anders wordt de gevoeligheid van de lichtsensor verminderd en kan deze niet normaal functioneren. Lichtsensor De automatische dimfunctie wordt geannuleerd wanneer het contact op ON staat en de keuzehendel de achteruit (R) staat.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Elektrische ruitbediening Het contact dient op ON te staan om de elektrische ruitbediening te kunnen gebruiken. WAARSCHUWING Alvorens een ruit te sluiten, eerst controleren of er zich geen obstakels in de opening bevinden: Sluiten van een elektrisch bediende ruit is gevaarlijk. De kans bestaat dat iemands hand, hoofd of nek tussen de ruit beklemd raakt, hetgeen ernstig of zelfs dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. Deze waarschuwing heeft vooral betrekking op kinderen.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Automatisch openen/sluiten Voor het automatisch volledig openen van de ruit, de schakelaar volledig omlaag duwen en vervolgens loslaten. De ruit wordt automatisch volledig geopend. Voor het automatisch volledig sluiten van de ruit, de schakelaar volledig omhoog duwen en vervolgens loslaten. De ruit wordt automatisch volledig gesloten. Om de ruit tussentijds te laten stoppen, de schakelaar in de tegenovergestelde richting trekken of drukken en vervolgens loslaten.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Gebruik van de elektrische ruitbediening bij stopgezette motor De elektrische ruitbediening kan gebruikt worden gedurende ongeveer 40 seconden nadat het contact vanuit ON op uit is gezet en alle portieren gesloten zijn. Als een portier wordt geopend, wordt de elektrische ruitbediening stopgezet.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Vergrendelschakelaar van elektrische ruitbediening Met deze voorziening worden alle elektrisch bediende ruiten buiten werking gesteld, behalve de elektrisch bediende bestuurdersruit. Houd deze schakelaar in de vergrendelstand wanneer er zich kinderen in de auto bevinden. Vergrendelde stand (knop ingedrukt): Enkel de elektrisch bediende bestuurdersruit kan bediend worden.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Open- en dichtschuiven OPMERKING Alvorens u uw Mazda gaat wassen, er voor zorgen dat het schuifdak volledig gesloten is zodat geen water in het interieur kan binnendringen. Na het wassen van uw Mazda of na een regenbui, het water van het schuifdak verwijderen alvorens het schuifdak te openen om te voorkomen dat water naar binnen dringt, aangezien dit roestvorming en watervlekken op uw hemelbekleding kan veroorzaken.
Alvorens te gaan rijden Ruiten OPMERKING Als de terugstelprocedure wordt uitgevoerd terwijl het schuifdak in de opengeschoven stand staat (gedeeltelijk open), zal het dak eerst worden gesloten alvorens de achterzijde naar boven gekanteld wordt. Zonnescherm Het zonnescherm kan met de hand geopend en gesloten worden. Het zonnescherm gaat automatisch open wanneer het schuifdak geopend wordt, maar dient met de hand te worden gesloten. Zonnescherm OPGELET Het zonnescherm gaat niet omhoog.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Aanbrengen van wijzigingen en aanvullende apparatuur Mazda kan niet garant staan voor de juiste werking van het startblokkeersysteem en het anti-diefstal beveiligingssysteem als er wijzigingen aan het systeem zijn aangebracht of als er aanvullende apparatuur is aangesloten.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPMERKING De sleutels bevatten een unieke elektronische code. In verband hiermee en om veiligheidsredenen is er een wachttijd voor het verkrijgen van een reservesleutel. Deze sleutels zijn uitsluitend verkrijgbaar via een officiële Mazda reparateur. Houd steeds een reservesleutel bij de hand voor het geval er een sleutel verloren raakt. Raadpleeg in het geval van verlies van een sleutel zo spoedig mogelijk een officiële Mazda reparateur.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Buiten werking stellen Het systeem wordt buiten werking gesteld wanneer het contact met behulp van de correcte geprogrammeerde sleutel op ON gezet wordt. Het beveiligingssysteemindikatielampje gaat gedurende ongeveer 3 seconden branden en gaat dan uit.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Werking OPGELET Let op de volgende punten om de inbraaksensor normaal te kunnen laten functioneren: Hang geen kleding of voorwerpen op aan een hoofdsteun of een kledinghaak. Plaats de uitschuifbare zonnekleppen in hun oorspronkelijke posities terug. De inbraaksensor niet afschermen door deze af te dekken of er voorwerpen voor te hangen. Laat de inbraaksensor niet vuil worden en deze niet met een vloeistof afvegen.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPMERKING Als de accu uitgeput raakt terwijl het anti-diefstal beveiligingssysteem in staat van paraatheid is, zal de sirene geactiveerd worden en zullen de waarschuwingsknipperlichten gaan knipperen wanneer de accu geladen of vervangen wordt. In staat van paraatheid brengen van het systeem 4. Druk op de vergrendeltoets op de zender. De waarschuwingsknipperlichten zullen eenmaal knipperen.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Annuleren van de inbraaksensor OPMERKING Het anti-diefstal beveiligingssysteem kan ook in staat van paraatheid gebracht worden door het activeren van de automatische hervergrendelfunctie terwijl alle portieren, de achterklep/het kofferdeksel en de motorkap gesloten zijn. Zie Zender op pagina 3-5.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Uitschakelen van een in staat van paraatheid gebracht systeem OPMERKING Als een portier of de achterklep/het kofferdeksel gedurende 30 seconden gesloten blijft, zullen alle portieren en de achterklep/het kofferdeksel automatisch hervergrendeld worden en zal het antidiefstalbeveiligingssysteem in staat van paraatheid gebracht worden als een ruit en het schuifdak* is open blijven staan.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Stopzetten van het waarschuwingsalarm Een geactiveerd alarm kan uitgeschakeld worden met gebruik van een van onderstaande methodes: Indrukken van de ontgrendeltoets of de kofferdekseltoets (Sedan) op de zender. Starten van de motor met de startdrukknop. (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) Indrukken van een verzoekschakelaar op de portieren.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Werking Gevallen waarbij het systeem wordt ingeschakeld De claxon worden met tussenpozen ingeschakeld en de waarschuwingsknipperlichten zullen gedurende ongeveer 30 seconden knipperen wanneer het systeem door een van onderstaande oorzaken in werking wordt gesteld: Ontgrendelen van een portier met de sleutel of een binnenvergrendelknop. Open forceren van een portier, de motorkap of de achterklep/het kofferdeksel.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPMERKING OPMERKING Het anti-diefstal beveiligingssysteem kan ook in staat van paraatheid gebracht worden door het activeren van de automatische hervergrendelfunctie terwijl alle portieren, de achterklep/het kofferdeksel en de motorkap gesloten zijn. Zie Zender op pagina 3-5.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Stopzetten van het waarschuwingsalarm Een geactiveerd alarm kan uitgeschakeld worden met gebruik van een van onderstaande methodes: Indrukken van de ontgrendeltoets of de kofferdekseltoets (Sedan) op de zender. Starten van de motor met de startdrukknop. (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) Indrukken van een verzoekschakelaar op de portieren.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Inrijden Er is geen speciale inrijperiode noodzakelijk. Echter het opvolgen van enkele eenvoudige voorzorgsmaatregelen gedurende de eerste 1000 km, kan het motorrendement, het brandstofverbruik en de levensduur van de auto ten goede komen. Voer het toerental van de motor niet te hoog op. Rijd niet gedurende langere tijd met dezelfde snelheid, snel of langzaam. Niet gedurende langere tijd constant met volgas of met hoge motortoerentallen rijden.
Alvorens te gaan rijden Rijtips WAARSCHUWING Moeilijke rijomstandigheden Nooit tijdens het afdalen van hellingen de motor afzetten: Het afzetten van de motor bij het afdalen van hellingen is gevaarlijk. De stuurbekrachtiging en de rembekrachtiging zullen dan buiten werking gesteld worden, hetgeen beschadiging van het aandrijfmechanisme tot gevolg kan hebben. Verlies van de stuurbekrachtiging of rembekrachtiging kan tot een ongeluk leiden.
Alvorens te gaan rijden Rijtips OPMERKING Gebruik uitsluitend sneeuwkettingen op de voorwielen. Vloermat WAARSCHUWING Zet de vloermatten met de doorvoerbuisjes of de houders vast om te voorkomen dat deze onder de voetpedalen beklemd raken (bestuurderszijde): Gebruik van een vloermat die niet goed is bevestigd is gevaarlijk aangezien deze de bediening van het gas- en rempedaal (bestuurderszijde) zal hinderen wat een ongeluk kan veroorzaken.
Alvorens te gaan rijden Rijtips WAARSCHUWING Breng geen twee vloermatten bovenop elkaar aan de bestuurderszijde aan: Het aanbrengen van twee vloermatten bovenop elkaar aan de bestuurderszijde is gevaarlijk aangezien de opsluitpennen enkel het naar voren schuiven van één vloermat kunnen voorkomen. Losse vloermat(ten) kunnen de bediening van de voetpedalen hinderen en een ongeluk veroorzaken. Wanneer u in de winter een zwaarder type vloermat gebruikt, altijd de oorspronkelijke vloermat verwijderen.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Rijden in de winter Het wordt aanbevolen een nooduitrusting mee te voeren. Handige daarvoor in aanmerking komende hulpmiddelen zijn bijvoorbeeld sneeuwkettingen, een ruitenkrabber, een zakje met zand of zout, een noodlamp, een kleine spade en startkabels. Vraag een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, de volgende punten te controleren: Zorg er voor dat de radiateur de juiste hoeveelheid anti-vries bevat.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Sneeuwbanden WAARSCHUWING Gebruik uitsluitend banden van dezelfde maat en soort (sneeuwbanden, radiaalbanden of niet-radiaalbanden) op alle vier wielen: Gebruik van banden van een verschillende maat of soort is gevaarlijk. De bestuurbaarheid van uw auto kan daardoor bijzonder nadelig beïnvloed worden, hetgeen tot ongelukken kan leiden. Sneeuwkettingen Informeer naar de plaatselijke bepalingen alvorens sneeuwkettingen te gaan gebruiken.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Installeer de sneeuwkettingen enkel op de voorbanden. Gebruik geen sneeuwkettingen op de achterbanden. Kiezen van de juiste sneeuwkettingen (Europa) Mazda geeft de voorkeur aan het gebruik van kettingen met zeshoekige stalen spanringen. Kies het juiste type overeenkomstig uw bandenmaat.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Doorwaden van water WAARSCHUWING Droog remmen die nat geworden zijn door langzaam te rijden, het gaspedaal los te laten en het rempedaal enkele malen licht in te trappen totdat de remwerking weer normaal wordt: Rijden met natte remmen is gevaarlijk. De grotere remafstand of het naar één kant trekken van de auto tijdens het remmen kan een ernstig ongeluk veroorzaken. Licht afremmen geeft aan of het remvermogen verminderd is.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Informatie betreffende de turbolader (SKYACTIV-D 2.2) OPGELET Na het rijden op de snelweg of na een lange rit bergop, de motor tenminste 30 seconden stationair laten draaien alvorens deze stop te zetten. Anders bestaat de kans op beschadiging van de turbolader. Wanneer echter i-stop in werking is, is stationair draaien onnodig.
Alvorens te gaan rijden Slepen Trekken van caravans en aanhangers (Europa/Rusland/ Turkije/Israël/Zuid-Afrika) Uw Mazda is in eerste instantie ontworpen en gebouwd voor het vervoer van passagiers en lading. Als u een aanhanger gaat trekken dient u de hiernavolgende instrukties op te volgen, aangezien de veiligheid van de bestuurder en de passagiers afhankelijk is van de juiste uitrusting en van een veilige rijstijl.
Alvorens te gaan rijden Slepen KOGELDRUK VAN AANHANGER: Het gewicht dat op de tong van de aanhanger drukt. Dit kan gevarieerd worden door bij het laden van de aanhanger de gewichtsverdeling te veranderen. OPGELET Let bij het trekken van een aanhangwagen op grote hoogte op de verschillen in aanhangergewicht.
Alvorens te gaan rijden Slepen TOTALE BRUTO AANHANGERGEWICHT TOTAALGEWICHT MODEL Carrosserie Motor Transmissie Hatchback SKYACTIV-G 2.0 Automatische transmissie Hatchback SKYACTIV-D 2.2 Hatchback SKYACTIV-D 2.
Alvorens te gaan rijden Slepen Rusland/Helling tot 12% TOTALE BRUTO AANHANGERGEWICHT TOTAALGEWICHT MODEL Carrosserie Motor Transmissie Emissieniveau i-stop i-ELOOP Aanhanger Aanhanger Aanhanger systeem systeem zonder rem met rem met rem Sedan MZR 1.6 Handgeschakelde versnellingsbak EURO4 — — 600 kg 1100 kg 2845 kg Sedan MZR 1.6 Automatische transmissie EURO4 — — 600 kg 1300 kg 3075 kg Sedan SKYACTIV-G1.
Alvorens te gaan rijden Slepen Zuid-Afrika/Helling tot 12% TOTALE BRUTO AANHANGERGEWICHT TOTAALGEWICHT MODEL Carrosserie Motor Transmissie Emissieniveau i-stop i-ELOOP Aanhanger Aanhanger Aanhanger systeem systeem zonder rem met rem met rem Sedan MZR 1.6 Handgeschakelde versnellingsbak EURO4 — — 600 kg 900 kg 2645 kg Sedan MZR 1.6 Automatische transmissie EURO4 — — 0 kg 0 kg 1790 kg Sedan SKYACTIV-G 2.
Alvorens te gaan rijden Slepen OPMERKING Het totale aanhangergewicht en de kogeldruk kan worden bepaald door het gewicht van de aanhanger op een weegbrug (bij een weegstation langs de snelweg of bij een transportbedrijf) te controleren. Een juist totaal aanhangergewicht en kogeldruk kan het gevaar voorkomen dat de aanhanger als gevolg van zijwind, slechte wegen of andere oorzaken gaat slingeren. Trekhaak Maak bij het trekken van een aanhanger gebruik van de juiste trekhaak.
Alvorens te gaan rijden Slepen Montagepunten voor trekhaak (Hatchback) Eenheid: mm C A:350—420 B:931,3 C:1046,9 Max. 75 kg Aankoppelpunt van trekhaak A B C Banden Zorg er voor bij het trekken van een aanhanger dat de bandenspanning van alle banden overeenkomt met de voorgeschreven koude-bandenspanning, zoals aangegeven op de bandenspanningstabel welke zich op het frame van het bestuurdersportier bevindt.
Alvorens te gaan rijden Slepen Veiligheidskettingen Veiligheidskettingen dienen gebruikt te worden bij wijze van voorzorgsmaatregel, in het geval de aanhanger per ongeluk van de trekhaak los zou raken. Deze kettingen dienen kruiselings onder de tongplaat van de aanhanger aangebracht te worden en aan de trekstang bevestigd te worden. Laat voldoende speling over zodat volledige bochten mogelijk zijn.
Alvorens te gaan rijden Slepen Aanhanger-remsysteem Controleer de tabel van maximum aanhangergewichten in Gewichtsbeperkingen (pagina 3-69), en als het gewicht van uw aanhanger de waarde aangegeven in TOTALE AANHANGERGEWICHT (Aanhanger zonder rem) overschrijdt, is een aanhangerrem vereist. Indien uw aanhanger van een remsysteem is voorzien, dient dit te voldoen aan alle landelijke geldende voorschriften.
Alvorens te gaan rijden Slepen Rijden Uw Mazda zal zich tijdens het trekken van een aanhanger anders gedragen dan normaal, oefen dus het maken van bochten, het achteruit rijden en parkeren op een plaats zonder verkeer. Neem de tijd om gewend te raken aan het extra gewicht en de lengte. Bij het trekken van een aanhanger nooit harder rijden dan 100 km/h.
4 Tijdens het rijden Informatie betreffende veilig rijden en stoppen Motor start/stop...................................4-4 Contactschakelaar ..........................4-4 Starten van de motor ......................4-6 Stopzetten van de motor...............4-13 i-stop* ...........................................4-15 Instrumentengroep en display .........4-28 Meters en tellers ...........................4-28 Multi-informatiedisplay* ..............4-37 Actief rijden display*....................
i-ACTIVSENSE............................... 4-114 i-ACTIVSENSE*........................ 4-114 Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS)* ........................................ 4-117 Koplampregelsysteem (HBC)* .... 4-118 Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)* .....................................4-121 Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM)* .......................................4-128 Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS)* ......................................
NOTITIES 4–3
Tijdens het rijden Motor start/stop Contactschakelaar Startdrukknop-posities Het systeem werkt uitsluitend wanneer de bestuurder zich in de auto of binnen het werkingsbereik bevindt en de sleutel bij zich heeft. Telkens wanneer de startdrukknop wordt ingedrukt, schakelt het contact over in de volgorde van uit, ACC en ON. Door vanuit ON de startdrukknop opnieuw in te drukken wordt het contact uit gezet.
Tijdens het rijden Motor start/stop WAARSCHUWING Alvorens de bestuurdersstoel te verlaten, altijd het contact uitzetten, de handrem aantrekken en er op letten dat de keuzehendel in stand P staat (automatische transmissie) of in de 1ste of R versnelling gezet is (handgeschakelde versnellingsbak): Het verlaten van de bestuurdersstoel zonder het contact uit te zetten, de handrem aan te trekken en de keuzehendel in stand P te zetten (automatische transmissie) of in de 1ste of R versnelling te zetten (handgesc
Tijdens het rijden Motor start/stop Starten van de motor OPMERKING WAARSCHUWING Radiogolven van de sleutel kunnen van invloed zijn op medische apparatuur zoals pacemakers: Alvorens de sleutel te gebruiken in de nabijheid van personen die medische apparatuur gebruiken, de fabrikant van de apparatuur of uw arts vragen of de radiogolven van de sleutel van invloed zijn op de apparatuur.
Tijdens het rijden Motor start/stop 5. (Handgeschakelde versnellingsbak) Blijf het koppelingspedaal stevig intrappen totdat de motor volledig gestart is. (Automatische transmissie) Zet de keuzehendel in stand P (parkeren). Als u de motor moet starten wanneer de auto in beweging is, dient u de keuzehendel in stand N (neutraal) te zetten. 6. Kijk of het KEY indikatielampje (groen) in de instrumentengroep en het indikatielampje van de startdrukknop (groen) branden.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPGELET OPMERKING Als het KEY waarschuwingslampje (rood) brandt of het startdrukknopindikatielampje (oranje) knippert, kan dit duiden op een probleem in het motorstartsysteem en dat de motor niet gestart kan worden of dat het contact niet op ACC of ON gezet kan worden. Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur inspecteren.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING Na het starten van de motor, gaat het startdrukknopindikatielampje (oranje) uit en schakelt het contact over naar de stand ON. (SKYACTIV-G 1.5, MZR 1.6, SKYACTIV-G 2.0) Na het indrukken van de startdrukknop en voordat de motor start is het werkingsgeluid van de brandstofpompmotor van nabij de brandstoftank hoorbaar, echter dit duidt niet op een defect. OPMERKING (SKYACTIV-D 2.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING (Duitsland) Ga na het starten van de motor onmiddellijk rijden. Gebruik echter geen hoge motortoerentallen totdat de motor de normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt. (SKYACTIV-G 1.5, MZR 1.6, SKYACTIV-G 2.0) Ongeacht of de motor warm of koud is, dient deze zonder gebruik van het gaspedaal gestart te worden. Zie Starten van een verzopen motor onder Starten in noodgevallen als de motor de eerste keer niet start.
Tijdens het rijden Motor start/stop Motorstartfunctie wanneer sleutelbatterij uitgeput is OPGELET Wanneer de motor gestart wordt door de zender boven de startdrukknop te houden als gevolg van een uitgeputte sleutelbatterij of een defecte sleutel, er voor zorgen het volgende te voorkomen, omdat anders het signaal van de sleutel niet correct wordt ontvangen en de kans bestaat dat de motor niet start. Metalen delen van andere sleutels of metalen voorwerpen komen in aanraking met de sleutel.
Tijdens het rijden Motor start/stop 4. Raak de startdrukknop aan met behulp van de achterzijde van de sleutel (zoals getoond) terwijl het startdrukknopindikatielampje (groen) knippert. OPMERKING Startdrukknop Indikatielampje Zender OPMERKING Bij het aanraken van de startdrukknop met behulp van de achterkant van de sleutel zoals getoond in de afbeelding, de startdrukknop aanraken met de zijde met de vergrendelschakelaar van de sleutel omhoog gericht. 5.
Tijdens het rijden Motor start/stop Noodbediening voor het starten van de motor Als het KEY waarschuwingslampje (rood) brandt of het startdrukknopindikatielampje (oranje) knippert, kan dit erop duiden dat de motor niet start met gebruik van de normale startmethode. Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur inspecteren. In dit geval kan de motor geforceerd gestart worden. Houd de startdrukknop ingedrukt totdat de motor start.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING (SKYACTIV-G 1.5, SKYACTIV-G 2.0) Het is mogelijk dat de koelventilator in de motorruimte gedurende enkele minuten nadat het contact vanuit ON op OFF gezet is gaat draaien, ongeacht of de airconditioning aan of uit is, voor het snel koelen van de motorruimte.
Tijdens het rijden Motor start/stop i-stop* De i-stop (stationair-stop) functie zet de motor automatisch stop wanneer de auto bij een verkeerslicht stil staat of in een file komt vast te zitten nadat de motor is opgewarmd (SKYACTIV-G 1.5, SKYACTIV-G 2.0) of in andere gevallen waarbij de motor niet koud is (SKYACTIV-D 2.2) en start vervolgens de motor automatisch opnieuw om het rijden te hervatten.
Tijdens het rijden Motor start/stop 4. Voor het opnieuw starten van de motor, het koppelingspedaal intrappen (i-stop indikatielampje (groen) gaat uit). Wanneer tijdens het rijden opnieuw aan de i-stop voorwaarden wordt voldaan gaat het i-stop indikatielampje (groen) branden (behalve Europese modellen).
Tijdens het rijden Motor start/stop (Automatische transmissie) 1. (Behalve Europees model) Wanneer tijdens het rijden aan de i-stop voorwaarden wordt voldaan gaat het i-stop indikatielampje (groen) branden. 2. De i-stop functie werkt wanneer tijdens het rijden het rempedaal wordt ingetrapt (behalve bij achteruit rijden) en de auto tot stilstand wordt gebracht. Terwijl de i-stop functie in werking is, brandt het i-stop indikatielampje (groen) ook. 3.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING De i-stop functie regelt voor een veilig en comfortabel gebruik van de auto automatisch het stopzetten en opnieuw starten van de motor en controleert daarbij constant behalve de functies die door de bestuurder worden bediend ook de omgeving binnen en buiten de auto, alsmede de bedrijfstoestand ervan.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING (Automatische transmissie) De keuzehendel is in de stand D/M (niet in blokkeermodus voor tweede versnelling) of stand N. De automatische transmissievloeistof is voldoende opgewarmd. De temperatuur van de automatische transmissievloeistof is niet abnormaal hoog.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING (Automatische transmissie) Als de keuzehendel vanuit de stand D/M (niet in blokkeermodus voor tweede versnelling) naar stand N verplaatst wordt of vanuit de stand D/M (niet in blokkeermodus voor tweede versnelling) naar stand P verplaatst wordt terwijl de i-stop functie in werking is, zal de motor niet automatisch opnieuw gestart worden als het rempedaal wordt losgelaten.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING Als één van de volgende handelingen wordt uitgevoerd nadat de motor automatisch is stopgezet (de keuzehendel is in de neutraalstand bij voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak), wordt de motor automatisch opnieuw gestart, alhoewel het koppelingspedaal niet wordt ingetrapt (handgeschakelde versnellingsbak) of het rempedaal niet wordt losgelaten (automatische transmissie) .
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING Als één van de volgende gevallen zich voordoen nadat de motor automatisch is stopgezet (de keuzehendel is in de neutraalstand bij voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak), wordt de motor automatisch opnieuw gestart, alhoewel het koppelingspedaal niet wordt ingetrapt (handgeschakelde versnellingsbak) of het rempedaal niet wordt losgelaten (automatische transmissie).
Tijdens het rijden Motor start/stop i-stop OFF schakelaar De i-stop functie kan uitgeschakeld worden door het indrukken van de schakelaar totdat de zoemtoon klinkt en het i-stop waarschuwingslampje (oranje) in de instrumentengroep gaat branden. De i-stop functie kan opnieuw ingeschakeld worden door de schakelaar opnieuw in te drukken totdat de zoemtoon klinkt en het i-stop waarschuwingslampje (oranje) uit gaat.
Tijdens het rijden Motor start/stop Hellingstopfunctie (Automatische transmissie) Voertuigen met i-stop zijn uitgerust met een hellingstopfunctie.
Tijdens het rijden Motor start/stop WAARSCHUWING De hellingstopfunctie is een aanvullende functie die gedurende maximaal vier seconden in werking blijft nadat het rempedaal is losgelaten wanneer de auto gestart wordt nadat deze met de i-stop functie tot stilstand is gebracht: Overmatig vertrouwen op het systeem kan echter ongevallen veroorzaken als de snelheid van de auto ineens toeneemt.
Tijdens het rijden Motor start/stop i-stop waarschuwingslampje (Oranje)/i-stop indikatielampje (Groen) De i-stop functie controleert voor een veilig en comfortabel gebruik van de auto constant de functies die door de bestuurder worden bediend, de omgeving binnen en buiten de auto, alsmede de bedrijfstoestand van de auto en gebruikt het i-stop waarschuwingslampje (oranje) en het i-stop indikatielampje (groen) om de bestuurder te informeren over de bedrijfstoestand van het i-stop systeem of de daarmee verba
Tijdens het rijden Motor start/stop i-stop indikatielampje (groen) Wanneer het lampje brandt Dit lampje gaat branden terwijl de i-stop functie bedrijfsklaar of in werking is en de motor automatisch is stopgezet. Het lampje gaat uit wanneer de motor automatisch opnieuw gestart wordt. Wanneer het lampje knippert Als zich één van de volgende omstandigheden voordoet gaat het lampje tweemaal per seconde knipperen als veiligheidsmaatregel om de bestuurder te waarschuwen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Meters en tellers Instrumentengroep Type A (Digitaal type snelheidsmeter) Type B (Analoog type snelheidsmeter (Met toerenteller)) Type C (Analoog type snelheidsmeter (Zonder toerenteller)) Stuurwielschakelaar Bepaalde modellen. Snelheidsmeter ................................................................................................... pagina 4-29 Kilometerteller, dagteller en dagtellerkeuzeschakelaar .....................................
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Boordcomputer en INFO schakelaar.................................................................. pagina 4-34 Snelheidseenheidkeuzeschakelaar ..................................................................... pagina 4-29 Snelheidsmeter Type A/Type B De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van de auto aan.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPMERKING Wanneer het contact op ACC of uit gezet wordt, kunnen de kilometerteller of dagtellers niet getoond worden, echter in de volgende gevallen kunnen gedurende een periode van ongeveer 10 minuten door het indrukken van de keuzeschakelaar de dagtellers onbedoeld overgeschakeld of op nul teruggesteld worden: Nadat het contact vanuit ON op uit is gezet. Nadat het bestuurdersportier geopend is.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Toerenteller* OPMERKING De toerenteller geeft het motortoerental in duizenden omwentelingen per minuut (omw/min) aan. OPGELET Laat de motor niet met de naald van de toerentalmeter in de RODE ZONE draaien. Dit kan ernstige motorschade tot gevolg hebben.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Als het waarschuwingslampje voor laag brandstofpeil gaat branden of het brandstofpeil erg laag is, de tank zo spoedig mogelijk bijvullen. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-46. OPMERKING Na het bijtanken van brandstof kan het enige tijd duren voordat de indikator stabiel wordt. Bovendien kan bij het rijden op hellingen of in bochten de indikator afwijken als gevolg van de beweging van de brandstof in de tank.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPMERKING Als de verlichtingsschakelaar naar de stand of gedraaid wordt terwijl de verlichtingsdimmer is uitgeschakeld, kan de instrumentengroep niet gedimd worden. Wanneer de verlichtingsdimmer wordt uitgeschakeld, schakelt het scherm in de middendisplay over naar de constante weergave van het dagscherm.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Display van ingestelde rijsnelheid van kruissnelheidsregelaar (Zonder multi-informatiedisplay)* De rijsnelheid die met behulp van de kruissnelheidsregelaar is ingesteld wordt weergegeven. Modus voor afstand die met voorradige brandstof kan worden afgelegd Bij gebruik van deze functie wordt de afstand (bij benadering) berekend die u met de voorradige brandstof kunt afleggen, gebaseerd op het brandstofverbruik.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Gemiddeld brandstofverbruik Deze modus toont het gemiddelde brandstofverbruik door het berekenen van het totale brandstofverbruik en de totaal afgelegde afstand sinds de aankoop van de auto, het opnieuw aansluiten van de accu na loskoppeling of het terugstellen van de gegevens. Het gemiddelde brandstofverbruik wordt berekend en elke minuut getoond.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Rijsnelheidsalarm modus* In deze modus wordt de huidige instelling voor het rijsnelheidsalarm getoond. U kunt de instelling van de rijsnelheid waarbij de waarschuwing wordt gegeven veranderen. OPMERKING De display van het rijsnelheidsalarm wordt gelijktijdig geactiveerd met het klinken van de pieptoon. De ingestelde rijsnelheid knippert herhaalde malen. Het rijsnelheidsalarm kan worden ingesteld met behulp van de INFO schakelaar.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Multi-informatiedisplay* Multi-informatiedisplay INFO toets De multi-informatiedisplay toont de volgende informatie. De gegevens op het scherm veranderen telkens wanneer u op de INFO omhoog of omlaag toets drukt. Maximum rijafstand Gemiddeld brandstofverbruik Huidig brandstofverbruik Gemiddelde rijsnelheid Snelheidsalarm LDWS display Waarschuwingsbericht *Bepaalde modellen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Brandstofmeter De brandstofmeter geeft bij benadering de in de brandstoftank resterende hoeveelheid brandstof aan wanneer het contact op ON wordt gezet. Het wordt aanbevolen de tank voor meer dan 1/4 gevuld te houden. (SKYACTIV-D 2.2) Als de motor onregelmatig gaat draaien of afslaat als gevolg van een laag brandstofniveau, zo spoedig mogelijk bijtanken en tenminste 10 liter brandstof bijvullen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display De buitentemperatuureenheid kan worden overgeschakeld tussen Celsius en Fahrenheit aan de hand van de volgende procedure. 1. Druk terwijl het contact uit staat op de INFO toets en blijf de INFO toets gedurende tenminste 5 seconden ingedrukt houden terwijl u het contact op ON zet. De buitentemperatuurdisplay gaat knipperen. 2. Druk op het omnoog of omlaag gedeelte van de INFO schakelaar om de eenheid van de buitentemperatuur te veranderen. 3.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Modus voor afstand die met voorradige brandstof kan worden afgelegd Bij gebruik van deze functie wordt de afstand (bij benadering) berekend die u met de voorradige brandstof kunt afleggen, gebaseerd op het brandstofverbruik. De afstand die met de voorradige brandstof kan worden afgelegd wordt berekend en zal elke seconde worden getoond.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Huidige brandstofverbruikmodus Deze stand geeft het huidige brandstofverbruik aan, berekend op basis van de verbruikte brandstof en de afgelegde afstand. Het huidige brandstofverbruik wordt berekend en zal elke 2 seconden worden getoond. Wanneer u de snelheid heeft teruggebracht tot ongeveer 5 km/h, zal - - - L/100 km op de display worden aangegeven.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPMERKING Stel de rijsnelheid altijd in overeenkomstig de wetgeving van het land/de stad waarin de auto wordt gebruikt. Controleer daarnaast altijd de rijsnelheid door naar de snelheidsmeter te kijken. De rijsnelheidsalarmfunctie kan ingesteld worden tussen 30 en 250 km/h. Het rijsnelheidalarm kan worden ingesteld aan de hand van onderstaande procedure. 1. Druk op de INFO schakelaar op het snelheidsalarmscherm. 2.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Actief rijden display* Combiner Spiegel Optische ontvanger WAARSCHUWING Stel de helderheid en positie van de display altijd af bij stilstaand voertuig: Afstellen van de helderheid en positie van de display tijdens het rijden is gevaarlijk, aangezien dit uw aandacht van de weg kan afleiden en een ongeluk kan veroorzaken.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPMERKING Bij het dragen van een zonnebril is de display mogelijk moeilijk zichtbaar. Zet uw zonnebril af of stel de helderheid af. Als de accu werd ontkoppeld en opnieuw is aangesloten of de accuspanning laag is, kan de afgestelde positie afwijken. Het is mogelijk dat de display moeilijk zichtbaar is of dat tijdelijk hinder wordt ondervonden als gevolg van weersomstandigheden zoals regen, sneeuw, licht en temperatuur.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Alle instellingen/afstellingen voor de actief rijden display kunnen worden gemaakt op de middendisplay (Type C/Type D audio). 1. Selecteer het ( ) pictogram op het thuisscherm en toon het Instellingen scherm. 2. Selecteer het AD-Disp tabblad. 3. Selecteer het gewenste item en maak de instelling/afstelling.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Waarschuwings/indikatielampjes De instrumentengroep varieert afhankelijk van het model en de specificaties.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Waarschuwingslampjes Deze lampjes gaan branden of knipperen om de gebruiker te informeren over de bedrijfstoestand van het systeem of om een defect te melden.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal Waarschuwingslampjes Pagina Open-portier waarschuwingslampje 7-36 * 7-36 * 7-36 120 km/h waarschuwingslampje*1 Waarschuwingslampje voor laag sproeiervloeistofniveau * Waarschuwingslampje van bandenspanningcontrolesysteem*1 7-36 KEY waarschuwingslampje*1 7-36 * Waarschuwingslampje van Smart Brake Support remhulpsysteem/stadsverkeerremassistent (SBS/SCBS) 7-36 * Waarschuwingslampje van rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)*1*3
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Indikatielampjes Deze lampjes gaan branden of knipperen om de gebruiker te informeren over de bedrijfstoestand van het systeem of om een defect te melden.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal Indikatielampjes Pagina * i-stop indikatielampje 4-26 * i-ELOOP Indikatielampje 4-106 (Groen) Indikatielampje voor lage motorkoelvloeistoftemperatuur 4-52 * Schakelstandindikatie 4-57 Grootlichtindikatielampje 4-76, 4-76 Richtingaanwijzers/Waarschuwingsknipperlichten indikatielampjes 4-82, 4-91 Beveiligingssysteemindikatielampje*1 3-50 (Blauw) * Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem indikatielampje 4-142 * Hoofdindikatiel
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal Indikatielampjes * Pagina Indikatielampje voor mistachterlicht 4-80 *1 Het lampje gaat branden wanneer het contact wordt ingeschakeld voor een werkingscontrole en gaat enkele seconden later uit of wanneer de motor gestart wordt. Als het lampje niet gaat branden of blijft branden, de auto door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. *Bepaalde modellen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Moersleutelindikatielampje* Indikatielampje voor lage motorkoelvloeistoftemperatuur (Blauw) Wanneer het contact op ON wordt gezet, gaat het waarschuwingslampje branden en vervolgens na enkele seconden uit. Wanneer het lampje brandt Het moersleutelindikatielampje gaat branden wanneer het tijd is voor een vooringestelde periodieke onderhoudsbeurt. Controleer de gegevens en voer het onderhoud uit. Zie Onderhoudsmonitor op pagina 6-15.
Tijdens het rijden Transmissie Bediening van de handgeschakelde versnellingsbak Schakelpatroon van de handgeschakelde versnellingsbak (6-versnellingsbak) Modellen met een 6-versnellingsbak zijn uitgerust met een inrichting welke voorkomt dat per ongeluk naar R (achteruit) overgeschakeld wordt. Duw de versnellingshendel omlaag en schakel over naar R.
Tijdens het rijden Transmissie OPGELET OPMERKING Laat tijdens het rijden uw voet nooit op het koppelingspedaal rusten. Gebruik de koppeling niet om de auto op een helling in stilstaande positie te houden. Wanneer u uw voet op het koppelingspedaal laat rusten wordt onnodige slijtage van de koppeling en beschadiging veroorzaakt. Oefen geen onnodige zijdelingse kracht uit op de versnellingshendel bij het overschakelen van de 5de naar de 4de versnelling.
Tijdens het rijden Transmissie Schakelstand-indikatie* Het schakelstand-indikatielampje dient als hulp voor vermindering van het brandstofverbruik en het verkrijgen van betere rijprestaties. Deze toont de gekozen schakelstand in de instrumentengroep en raadt tevens de bestuurder aan over te schakelen naar de schakelstand die het beste past bij de huidige rijomstandigheden. OPMERKING Het schakelstand-indikatielampje wordt op de volgende manieren uitgeschakeld.
Tijdens het rijden Transmissie Bedieningsorganen van de automatische transmissie Vergrendelknop Diverse blokkeringen: Geeft aan dat u om over te kunnen schakelen het rempedaal moet intrappen en de vergrendelknop ingedrukt moet houden (het contact dient op ON te staan). Geeft aan dat de keuzehendel vrij naar elke stand verplaatst kan worden. Geeft aan dat u om over te kunnen schakelen de vergrendelknop ingedrukt moet houden.
Tijdens het rijden Transmissie Schakelstandindikatie De stand van de keuzehendel wordt aangegeven wanneer het contact op ON wordt gezet. Versnellingspositie-indikatie WAARSCHUWING Zet de keuzehendel altijd in stand P en trek de handrem aan: Het is gevaarlijk wanneer u enkel de keuzehendel in stand P zet om de auto geparkeerd te houden zonder de handrem te gebruiken. Als stand P ontgrendeld raakt, kan de auto gaan rollen hetgeen tot ongelukken kan leiden.
Tijdens het rijden Transmissie WAARSCHUWING Nooit vanuit N of P naar een van de versnellingen overschakelen wanneer het motortoerental hoger is dan stationair: Het overschakelen vanuit N of P naar een van de versnellingen is gevaarlijk wanneer het motortoerental hoger is dan stationair. Indien dit gedaan wordt, kan de auto plotseling in beweging komen, hetgeen tot een ongeluk of ernstig letsel kan leiden.
Tijdens het rijden Transmissie Schakelblokkeersysteem Het schakelblokkeersysteem voorkomt dat u vanuit stand P kunt overschakelen tenzij u het rempedaal indrukt. Overschakelen vanuit P: 1. 2. 3. 4. Houd het rempedaal ingedrukt. Start de motor. Houd de vergrendelknop ingedrukt. Verplaats de keuzehendel. OPMERKING Wanneer het contact op ACC wordt gezet of het contact wordt uitgezet, kan de keuzehendel niet vanuit stand P overgeschakeld worden.
Tijdens het rijden Transmissie Modus voor handbediende overschakeling De modus voor handbediende overschakeling geeft u het gevoel met een auto met handgeschakelde versnellingsbak te rijden doordat u de keuzehendel handmatig kunt bedienen. Dit maakt dat u het motortoerental en het koppel naar de aangedreven wielen kunt regelen, precies zoals bij een handgeschakelde versnellingsbak, in het geval meer controle gewenst is.
Tijdens het rijden Transmissie Type B OPMERKING Versnellingspositie-indikatie Indikatie voor handbediende overschakeling Type C Versnellingspositie-indikatie Indikatie voor handbediende overschakeling Als tijdens het rijden met hoge snelheden de versnellingen niet teruggeschakeld kunnen worden, gaat de versnellingspositie-indikatie tweemaal knipperen om aan te geven dat de versnellingen niet teruggeschakeld kunnen worden (om de transmissie te beschermen).
Tijdens het rijden Transmissie Schakelstand-indikatielampje* Het schakelstand-indikatielampje dient als hulp voor vermindering van het brandstofverbruik en het verkrijgen van betere rijprestaties. Deze toont de gekozen schakelstand in de instrumentengroep en raadt tevens de bestuurder aan over te schakelen naar de schakelstand die het beste past bij de huidige rijomstandigheden. OPMERKING Het schakelstand-indikatielampje wordt op de volgende manieren uitgeschakeld. De auto wordt stopgezet.
Tijdens het rijden Transmissie Gebruik van de stuurversnellingschakelaar* Voor het opschakelen naar een hogere versnelling met behulp van de stuurversnellingschakelaars, de UP schakelaar ( ) eenmaal met uw vingers naar u toe trekken.
Tijdens het rijden Transmissie Gebruik van de keuzehendel Voor terugschakelen naar een lagere versnelling, de keuzehendel eenmaal licht naar voren duwen. Gebruik van de stuurversnellingschakelaar* Voor het terugschakelen naar een lagere versnelling met behulp van de stuurversnellingschakelaars, de DOWN schakelaar eenmaal met uw vingers naar u toe trekken. DOWN schakelaar (-) 4–64 *Bepaalde modellen.
Tijdens het rijden Transmissie OPMERKING Tijdens het rijden met hoge snelheden is het mogelijk dat de versnelling niet automatisch teruggeschakeld wordt. Tijdens afremmen op de motor is het mogelijk dat de versnelling automatisch teruggeschakeld wordt, afhankelijk van de rijsnelheid. Wanneer het gaspedaal volledig wordt ingedrukt, zal de transmissie terugschakelen naar een lagere versnelling, afhankelijk van de rijsnelheid.
Tijdens het rijden Transmissie Snelheidslimiet voor schakelstand (overschakelen) In de handgeschakelde modus is de snelheidslimiet voor elke schakelstand als volgt ingesteld: Wanneer de keuzehendel wordt bediend binnen het bereik van de snelheidslimiet, wordt de versnelling overgeschakeld. (Model met 4-versnellingsbak) (Model met 6-versnellingsbak) Opschakelen De versnelling wordt niet opgeschakeld wanneer de rijsnelheid lager is dan de snelheidslimiet.
Tijdens het rijden Transmissie Kickdown Wanneer het gaspedaal tijdens het rijden volledig wordt ingetrapt, schakelt de versnelling terug. OPMERKING In de blokkeermodus van de tweede versnelling wordt bij gebruik van de kickdown de versnelling ook teruggeschakeld. Automatisch terugschakelen De versnelling schakelt automatisch terug afhankelijk van de rijsnelheid tijdens het afremmen op de motor.
Tijdens het rijden Transmissie Directe modus* Type B De directe modus kan worden gebruikt voor het tijdelijk overschakelen van de versnellingen door bediening van de stuurversnellingschakelaar tijdens het rijden met de keuzehendel in het D bereik. In de directe modus branden de D en M indikaties en wordt de versnellingspositie die in gebruik is verlicht aangegeven. De directe modus wordt in de volgende gevallen geannuleerd (ontgrendeld).
Tijdens het rijden Transmissie Rijtips Vanuit stilstand oprijden van een steile helling WAARSCHUWING Voor het vanuit stilstand oprijden van een steile helling: Laat de auto niet in een richting rijden die tegenovergesteld is aan de richting die met de keuzehendel is gekozen: Laat de auto niet achteruit rijden met de keuzehendel in een vooruitstand, of laat de auto niet vooruit rijden met de keuzehendel in de achteruitstand.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Lichtschakelaar Koplampen Draai de koplampschakelaar om de koplampen, andere buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting in of uit te schakelen. Wanneer de verlichting wordt ingeschakeld, gaat het verlichting-aan indikatielampje in de instrumentengroep branden. OPMERKING Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de verlichting niet ingeschakeld laten wanneer de motor stopgezet is, tenzij dit in verband met de veiligheid vereist is.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Zonder automatische verlichtingsregeling Zonder thuiskomstverlichtingsysteem Schakelaarstand Contactstand ON ACC of OFF ON ACC of OFF ON ACC of OFF Koplampen — — — — × × Dagverlichting* × — — — — — Achterlichten Positielampen Kentekenplaatlampen Instrumentenpaneelverlichting — — × × × × ON ACC of OFF ON ACC of OFF ON ACC of OFF ×: Aan —: Uit Met thuiskomstverlichtingsysteem Schakelaarstand Contactstand Koplampen — — — — ×
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Met automatische verlichtingsregeling Zonder thuiskomstverlichtingsysteem Schakelaarstand Contactstand ON ACC of OFF ON ACC of OFF ON ACC of OFF ON ACC of OFF — — Automatisch*1 — — — × × * Dagverlichting × — Automatisch*1 — — — — — Achterlichten Positielampen Kentekenplaatlampen Instrumentenpaneelverlichting — — Automatisch*1 — × × × × Koplampen ×: Aan —: Uit *1 De koplampen en overige verlichting worden automatisch ingeschak
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Met thuiskomstverlichtingsysteem Schakelaarstand ON ACC of OFF ON ACC of OFF ON ACC of OFF — — Automatisch*1 — — Dagverlichting × *2 — Automatisch*1 — — Achterlichten Positielampen Kentekenplaatlampen Instrumentenpaneelverlichting — — Automatisch*1 ×*3/—*4 × Contactstand Koplampen * ON ACC of OFF — × — — — — × × ×*5 ×: Aan —: Uit *1 De koplampen en overige verlichting worden automatisch ingeschakeld afhankelijk van de helderheid
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Automatische verlichtingsregeling staat en het contact op ON gezet is, tast de Wanneer de koplampschakelaar in de stand lichtsensor de lichtheid of donkerte van de omgeving af en schakelt deze automatisch de koplampen, andere buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting in of uit (zie bovenstaande tabel). OPGELET De lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING De koplampen, overige buitenverlichting en instrumentenpaneelverlichting gaan mogelijk niet onmiddellijk uit in het geval de omgeving ineens helder verlicht wordt, aangezien de lichtsensor bepaalt dat het avond is als de omgeving gedurende enkele minuten continu donker is, zoals bijvoorbeeld in lange tunnels, bij files in tunnels of in parkeergarages.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Koplampen grootlicht-dimlicht De koplampen schakelen over tussen grootlicht en dimlicht door de hendel naar voren of naar achteren te verplaatsen. Koplamplichtsignaal Voor het geven van een lichtsignaal met de koplampen, de hendel volledig naar u toe trekken (de koplampschakelaar hoeft niet ingeschakeld te zijn). Grootlicht Dimlicht Wanneer het grootlicht van de koplampen is ingeschakeld, gaat het grootlichtindikatielampje van de koplampen branden.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Thuiskomstverlichtingsysteem* Bij bediening van de hendel schakelt het thuiskomstverlichtingsysteem de koplampen (dimlicht) in. Wanneer aan de hendel wordt getrokken terwijl het contact op ACC of OFF staat, wordt het dimlicht van de koplampen ingeschakeld. Nadat de portieren zijn gesloten en er een bepaalde tijd is verstreken gaan de koplampen uit.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING De functie van het vertrekverlichtingsysteem kan in- of uitgeschakeld worden. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-16. Wanneer de vergrendeltoets van de zender wordt ingedrukt en de auto het zendersignaal ontvangt, gaan de koplampen uit. Wanneer de koplampschakelaar in een andere stand staat dan of , gaan de koplampen uit.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Dagverlichting* In bepaalde landen is het vereist dat rijdende voertuigen overdag met ingeschakelde verlichting (dagverlichting) rijden. De dagverlichting gaat automatisch branden wanneer het contact op ON wordt gezet. (Zonder thuiskomstverlichtingsysteem) De dagverlichting gaat automatisch branden wanneer de auto begint te rijden.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Voor het uitschakelen van de voormistlichten, een van onderstaande stappen uitvoeren: Draai de mistlichtschakelaar naar de stand . Draai de koplampschakelaar naar de stand . OPMERKING (Met automatische verlichtingsregeling) Als de mistlichtschakelaar in de stand staat of de koplampschakelaar in de stand staat, worden de mistlichten ingeschakeld wanneer de koplampen, de buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting ingeschakeld zijn.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Voor het uitschakelen van het achtermistlicht, een van onderstaande stappen uitvoeren: Draai de mistlichtschakelaar nogmaals naar de stand (de mistlichtschakelaar keert automatisch naar de stand terug). Draai de koplampschakelaar naar de stand . Het achtermistlichtindikatielampje in de instrumentengroep gaat uit wanneer het achtermistlicht wordt uitgeschakeld.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING (Met automatische verlichtingsregeling) Wanneer de koplampschakelaar in de stand staat en de koplampen, buitenverlichting en instrumentenpaneelverlichting branden, gaat het achtermistlicht branden wanneer de achtermistlichtschakelaar wordt aangezet. Richtingaanwijzers en signalen voor rijbaanverandering Voor gebruik van de richtingaanwijzer en het signaal voor rijbaanverandering moet het contact op ON staan.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars De richtingaanwijzerindikators (groen) in de instrumentengroep gaan knipperen overeenkomstig de bediening van de richtingaanwijzerhendel en laten zien welk signaal in werking is. Drie-knipperingen richtingaanwijzer* Nadat de richtingaanwijzerhendel is losgelaten knippert de richtingaanwijzer driemaal. De werking kan geannuleerd worden door de hendel in de tegenovergestelde richting waarin deze werd bediend te bewegen.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Voorruitenwissers en ruitensproeier Voor gebruik van de ruitenwissers moet het contact op ON staan. WAARSCHUWING Gebruik steeds gewoon water of ruitensproeiervloeistof in het reservoir: Gebruik van radiateur-antivries in plaats van sproeiervloeistof is gevaarlijk. Als dit op de voorruit gesproeid wordt, zal de voorruit hierdoor verontreinigd worden en uw uitzicht belemmerd worden. Dit kan een ongeluk tot gevolg hebben.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Met automatische ruitenwisserregeling Voorruitenwissers Schakel de ruitenwissers in door de hendel omhoog of omlaag te drukken. Met intervalruitenwisser Schakelaarstand Nr. Type A Type B Bediening van de ruitenwissers Eén enkele wiscyclus (mist) Schakelaarstand Nr.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars De gevoeligheid van de regensensor kan afgesteld worden door de schakelaar op de ruitenwisserhendel te draaien. De schakelaar vanuit de middenpositie (normaal) omlaag draaien voor een hogere gevoeligheid (snellere respons) of de schakelaar omhoog draaien voor minder gevoeligheid (langzamere respons).
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING Door de hendel van de automatische ruitenwisser tijdens het rijden van de stand naar de stand over te schakelen, worden de voorruitenwissers eenmaal geactiveerd, waarna ze zullen functioneren overeenkomstig de hoeveelheid regenval. Het is mogelijk dat de automatische ruitenwisserregeling niet functioneert wanneer de temperatuur van de regensensor ongeveer -10 °C of lager is, of ongeveer 85°C of hoger is.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Indien de ruitensproeier niet werkt, het vloeistofniveau inspecteren (pagina 6-35). AIs het vloeistofniveau in orde is, raadpleeg dan een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. Achterruitenwisser en ruitensproeier* Voor gebruik van de ruitenwissers moet het contact op ON staan.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Koplampsproeier* Achterruitverwarming De motor dient gestart te zijn en de koplampen dienen ingeschakeld te zijn. De achterruitverwarming ontdoet de achterruit van wasem. De koplampsproeiers werken automatisch eenmaal elke vijfde keer dat de voorruitensproeier geactiveerd wordt. Voor gebruik van de achterruitverwarming moet het contact op ON staan. Als u de koplampsproeiers wilt gebruiken, de ruitenwisserhendel tweemaal naar u toe trekken.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Automatische airconditioning Indikatielampje OPMERKING Deze achterruitverwarming is niet bestemd voor het doen smelten van sneeuw. Als sneeuw zich op de achterruit heeft opgehoopt, deze eerst verwijderen alvorens de achterruitverwarming te gebruiken.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Claxon Druk voor het gebruik van de claxon op het symbool op het stuurwiel. Waarschuwingsknipperlichten De waarschuwingsknipperlichten dienen steeds te worden gebruikt wanneer u de auto in een noodgeval op de rijbaan of langs de kant van de weg tot stilstand brengt. De waarschuwingsknipperlichten dienen als waarschuwing voor de overige weggebruikers om bijzondere voorzichtigheid in acht te nemen bij het benaderen of passeren van uw auto.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING De richtingaanwijzers kunnen niet gebruikt worden wanneer de waarschuwingsknipperlichten zijn ingeschakeld. Controleer de plaatselijk geldende bepalingen betreffende het gebruik van de waarschuwingsknipperlichten bij het slepen van de auto om na te gaan of er geen inbreuk wordt gedaan op de wettelijke bepalingen.
Tijdens het rijden Remmen Remsysteem Voetrem Deze auto is uitgerust met een bekrachtigd remsysteem dat bij normaal gebruik zichzelf automatisch afstelt. In het geval de rembekrachtiging uitvalt, tengevolge van het afslaan van de motor of enige andere reden, kunt u de auto alsnog tijdig tot stilstand brengen door het rempedaal met een grotere kracht dan normaal in te drukken. De remafstand wordt dan echter langer dan gebruikelijk.
Tijdens het rijden Remmen OPGELET Laat uw voet tijdens het rijden niet op het koppelingspedaal of rempedaal rusten en houd het koppelingspedaal niet onnodig halverwege ingetrapt. Anders kan dit onderstaande gevolgen hebben: De onderdelen van koppeling en rem zullen sneller slijten. De remmen kunnen oververhit raken waardoor de remwerking nadelig beïnvloed wordt. Trap het rempedaal altijd met uw rechtervoet in.
Tijdens het rijden Remmen Ontspannen van de handrem Druk het rempedaal in, trek de handremhendel omhoog en druk vervolgens de ontgrendelknop in. Houd de knop ingedrukt en zet de handremhendel volledig tot in de ontspannen positie omlaag. Indien u tijdens het rijden dit geluid hoort, dient u de remblokken zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur te laten controleren en zonodig te laten vernieuwen.
Tijdens het rijden Remmen OPMERKING Wanneer het rempedaal krachtig wordt ingedrukt of sneller wordt ingedrukt, zal het pedaal zachter aanvoelen, echter de remmen zullen krachtiger in werking treden. Dit is een normaal verschijnsel bij het in werking treden van de rembekrachtigingsfunctie en duidt niet op een defect. Wanneer het rempedaal krachtig wordt ingedrukt of sneller wordt ingedrukt, is er mogelijk een motor/ pomp-werkingsgeluid hoorbaar.
Tijdens het rijden Remmen Hellingwegrijsysteem (HLA)* Het hellingwegrijsysteem (HLA) is een functie welke de bestuurder helpt bij het vanuit stilstand wegrijden op een helling. Wanneer de bestuurder op een helling het rempedaal loslaat en het gaspedaal intrapt, voorkomt de functie dat de auto wegrolt. De remkracht blijft automatisch behouden nadat het rempedaal op een steile helling wordt losgelaten.
Tijdens het rijden Remmen OPMERKING Het hellingwegrijsysteem (HLA) functioneert niet op een lichte helling. Bovendien verandert de hellingsgraad waarbij het systeem in werking treedt afhankelijk van de belasting van de auto. Het hellingwegrijsysteem (HLA) functioneert niet als de handrem is aangetrokken, de auto niet volledig tot stilstand is gebracht of het koppelingspedaal is losgelaten.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC Anti-blokkeer remsysteem (ABS) OPMERKING De besturingseenheid van het ABS systeem houdt de snelheid van elk wiel voortdurend in het oog. Zodra een van de wielen op het punt staat te blokkeren, zorgt het ABS systeem er voor dat de remkracht op het betreffende wiel automatisch met korte tussenpozen onderbroken wordt. Het is mogelijk dat de bestuurder dan een lichte trilling in het rempedaal voelt en een kloppend geluid in het remsysteem hoort.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC Anti-wielspin regeling (TCS)* De anti-wielspin regeling (TCS) zorgt via regeling van het motorkoppel en de remmen voor een verhoging van de aandrijfkracht en een verbetering van de veiligheid. Wanneer door het TCS systeem het doorspinnen van een van de aangedreven wielen wordt geregistreerd, wordt het motorkoppel verminderd om verlies van aandrijfkracht te voorkomen.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC TCS/DSC indikatielampje Dit indikatielampje blijft gedurende enkele seconden branden wanneer het contact op ON gezet wordt. Als het TCS of DSC systeem in werking is, gaat het indikatielampje knipperen. Als het lampje blijft branden, is er mogelijk een defect in het TCS, DSC of het rembekrachtigingsysteem en bestaat de kans dat deze niet correct functioneren. Breng uw auto naar een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC OPGELET DSC OFF indikatielampje Wanneer de volgende punten niet in acht worden genomen bestaat de kans dat het DSC systeem niet correct werkt: Gebruik banden van de juiste maat die voor uw Mazda zijn gespecificeerd op alle vier wielen. Gebruik banden van dezelfde fabrikant, soort en profielpatroon op alle vier wielen. Niet tezamen gebruiken met versleten banden.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC Druk nogmaals op de schakelaar om het TCS/DSC systeem opnieuw in te schakelen. Het DSC OFF indikatielampje gaat uit. OPMERKING Wanneer het DSC systeem is ingeschakeld en u probeert de auto vrij te krijgen wanneer deze vast is komen te zitten, of wanneer u probeert uit vers gevallen sneeuw weg te rijden, zal het TCS systeem (onderdeel van het DSC systeem) geactiveerd worden.
Tijdens het rijden i-ELOOP i-ELOOP* Bij conventionele voertuigen komt de kinetische energie die gegenereerd wordt wanneer het voertuig snelheid mindert door het in werking stellen van de remmen of tijdens afremmen op de motor als hitte vrij. Door deze vrijkomende kinetische energie om te zetten in elektriciteit en deze te gebruiken voor de aandrijving van de apparatuur en accessoires van het voertuig zoals de airconditioning en de audio-installatie, kan het brandstofverbruik teruggebracht worden.
Tijdens het rijden i-ELOOP In de inrichting die gebruikt wordt voor het opslaan van de opgewekte elektriciteit is een condensator ingebouwd die grote hoeveelheden elektriciteit onmiddellijk kan opslaan en gebruiken. Variabele spanning dynamo DC-DC omzetter Condensator OPGELET Op de volgende plaatsen vloeit hoge spanning, dus deze niet aanraken.
Tijdens het rijden i-ELOOP i-ELOOP Indikatielampje/ Bedrijfstoestanddisplay De bestuurder wordt op de hoogte gesteld van de regeneratiestatus van het i-ELOOP systeem en de bedrijfstoestand van het voertuig door middel van het i-ELOOP indikatielampje en de bedrijfstoestanddisplay. OPMERKING i-ELOOP Indikatielampje Brandt (Voertuigen zonder type C/type D audio) Tijdens regeneratie gaat het lampje branden.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Brandstofverbruikmonitor* Bij voertuigen met type C/type D audio, kan de bedrijfstoestand, het brandstofverbruik en de energiebesparing beurtelings worden getoond door bediening van de pictogrammen in de display. Bovendien kan wanneer de einddisplay is ingeschakeld na het voltooien van een rit de totale energiebesparing tot op dat moment in de einddisplay worden getoond. 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het toepassingen scherm. 2.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Brandstofverbruikdisplay Informatie betreffende het brandstofverbruik wordt getoond. Indikatie op display Bedrijfstoestand Toont het brandstofverbruik gedurende de laatste 60 minuten. Toont het brandstofverbruik elke minuut gedurende de laatste 1 tot 10 minuten. Toont het brandstofverbruik elke 10 minuten gedurende de laatste 10 tot 60 minuten. Toont het gemiddelde brandstofverbruik over de laatste 5 terugstellingen en na de huidige terugstelling.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Bedrijfstoestanddisplay De bedrijfstoestand van de i-stop functie en de i-ELOOP regeneratiestatus worden getoond. Indikatie op display Met i-ELOOP systeem Bedrijfstoestand Toont het niveau van de elektriciteit die opgewekt wordt door regeneratief remmen. Toont de hoeveelheid elektriciteit die opgeslagen is in de condensator.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Indikatie op display Met i-ELOOP systeem Zonder i-ELOOP systeem 4–110 Bedrijfstoestand Toont de bedrijfsklaarstatus van de i-stop functie om aan te geven of deze al dan niet voor gebruik beschikbaar is. Toont de bedrijfsklaarstatus van de i-stop functie vanaf het voertuig (motor, accu en airconditioning) met gebruik van gekleurde pictogrammen.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Indikatie op display Met i-ELOOP systeem Bedrijfstoestand Toont de status van de i-stop functie terwijl de auto stilstaat. Geeft de handelingen aan die de bestuurder moet uitvoeren om de i-stop functie te activeren wanneer deze niet in werking is. Toont de huidige hoeveelheid tijd dat de i-stop functie in werking is geweest en de totale hoeveelheid tijd dat deze in werking is geweest.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Energiebesparingsdisplay De actuele prestaties van de energiebesparing worden getoond. Indikatie op display Bedrijfstoestand De bladgrafiek groeit al naargelang de hoeveelheid CO2 uitstoot die door de werking van het systeem wordt gereduceerd. De totaal verzamelde hoeveelheid bladgroei wordt aangegeven in termen van het aantal boomgrafieken. Toont de totale rijafstand die door de werking van de i-stop functie verlengd kon worden.
Tijdens het rijden Stuurbekrachtiging Stuurbekrachtiging De stuurbekrachtiging functioneert uitsluitend wanneer de motor draait. Indien de motor niet draait of wanneer de stuurbekrachtiging buiten werking is, kan de auto alsnog worden bestuurd, ofschoon er dan meer stuurkracht vereist is. Als het stuurwiel stroever dan gewoonlijk aanvoelt tijdens normaal rijden of als het stuurwiel trilt, een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur raadplegen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE i-ACTIVSENSE* i-ACTIVSENSE is een collectieve benaming voor een reeks geavanceerde beveiligingsen rijondersteuningsystemen welke gebruik maken van een vooruitrijcamera (FSC) en radarsensoren. Deze systemen bestaan uit actieve beveiligings- en anti-botsinghulpsystemen. Deze systemen zijn bestemd om de bestuurder te ontlasten en te helpen veiliger te rijden en botsingen te vermijden of de ernst daarvan te verminderen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Anti-botsingtechnologie De anti-botsingtechnologie is ontworpen om de bestuurder te helpen botsingen te voorkomen of de ernst daarvan te verminderen in situaties waar deze niet voorkomen kunnen worden. Vermindering van de ernst van een botsing bij lage snelheden Vooruit rijden Stadsverkeer-remassistent (SCBS) ...................................................................................
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Lasersensor (voor) De lasersensor (voor) zendt een nabij-infrarood laserstraal uit en vangt de straal op die weerkaatst wordt door het reflecterende oppervlak van een voorliggend voertuig. De gedetecteerde straal wordt vervolgens voor de meting gebruikt. De volgende systemen maken eveneens gebruik van de lasersensor (voor). Stadsverkeer-remassistent (SCBS) De lasersensor (voor) is ingebouwd aan de bovenzijde van de voorruit nabij de achteruitkijkspiegel.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS)* Het aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) stelt de lichtbundels van de koplampen automatisch naar links of rechts af in samenhang met de bediening van het stuurwiel nadat de koplampen zijn ingeschakeld. AFS OFF indikatielampje Wanneer het lampje brandt OPMERKING Ook als het AFS systeem als gevolg van een defect buiten bedrijf is, kan de normale koplampfunctie alsnog gebruikt worden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Koplampregelsysteem (HBC)* Het koplampregelsysteem (HBC) bepaalt met behulp van de vooruitrijcamera (FSC) de omstandigheden aan de voorzijde van de auto bij het rijden in het donker en schakelt het licht van de koplampen automatisch over tussen grootlicht en dimlicht. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-46.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Het moment waarbij het systeem de koplampen overschakelt verandert onder de volgende omstandigheden. Als het systeem de koplampen niet juist overschakelt, handmatig tussen grootlicht en dimlicht overschakelen, overeenkomstig het zicht en de verkeersomstandigheden. Wanneer er lichtbronnen in het gebied zijn, zoals straatlantaarns, verlichte aanwijsborden en verkeerslichten.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Gebruik van het systeem Het koplampregelsysteem (HBC) schakelt het licht van de koplampen automatisch over tussen grootlicht en dimlicht nadat het contact op ON is gezet en de koplampschakelaar in de stand AUTO en grootlicht staat. Tegelijkertijd gaat het koplampregelsysteem (HBC) indikatielampje (groen) in de instrumentengroep branden. Het koplampregelsysteem (HBC) bepaalt dat het buiten donker is op basis van de helderheid van de omgeving.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)* Het LDWS stelt de bestuurder op de hoogte dat de auto van zijn rijstrook afwijkt. Het systeem bespeurt de witte of gele strepen op de rijstrook met gebruik van de vooruitrijcamera (FSC). Als dit bepaalt dat de auto van de rijstrook gaat afwijken, waarschuwt het de bestuurder door middel van het knipperen van het LDWS indikatielampje (groen) en het laten klinken van het LDWS waarschuwingsgeluid.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Gebruik het LDWS niet onder de volgende omstandigheden: De kans bestaat dat het systeem niet adequaat reageert op de werkelijke rijomstandigheden, waardoor ongelukken veroorzaakt kunnen worden. Bij het rijden op wegen met scherpe bochten. Bij het rijden onder slechte weersomstandigheden (regen, mist en sneeuw). De functies van het LDWS hebben beperkingen: Blijf altijd uw baan aanhouden met behulp van het stuurwiel en rijd voorzichtig.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Het LDWS functioneert niet als de witte of gele strepen van de rijstrook niet bespeurd worden. Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat het LDWS de witte of gele strepen niet correct kan bespeuren en dat het LDWS niet juist functioneert.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Wanneer het systeem in werking is 1. Druk op de LDWS schakelaar. Het LDWS gaat over op standby en het LDWS waarschuwingslampje (oranje) gaat branden. De rijbaanindikatie (stippellijn) wordt aangegeven in de actief rijden display (Type A instrumentengroep*1) of de multi-informatiedisplay (Type B instrumentengroep*1). *1 Zie Meters en tellers op pagina 4-28 om te bepalen met welke instrumentengroep uw Mazda is uitgerust. 2.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Het LDWS blijft standby totdat het de witte of gele strepen aan zowel de linker als de rechter zijde of aan een van beide zijden bespeurt. Wanneer het systeem een witte of gele streep enkel aan één zijde bespeurt, geeft het systeem enkel een waarschuwing wanneer de auto afwijkt naar de zijde waar de witte of gele streep bespeurd is.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Nadat met de richtingaanwijzerhendel in werking ongeveer 5 seconden zijn verstreken, zal de LDWS waarschuwing in werking treden als de auto dicht bij een witte of gele streep komt. De gevoeligheid van de waarschuwing (de gevoeligheid waarmee het systeem de door de bestuurder bedoelde rijstrookverandering bepaalt) kan veranderd worden. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-16.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Als het LDWS waarschuwingsgeluid op trilling is ingesteld klinkt het geluid vanuit de autoluidspreker aan de zijde waar het systeem bepaald heeft dat de auto van de rijstrook afwijkt. De kans bestaat dat het LDWS waarschuwingsgeluid niet hoorbaar is afhankelijk van de omgevingscondities zoals geluiden van buiten. Het tijdstip van de waarschuwing waarop het systeem bepaalt dat de auto van zijn rijstrook afwijkt kan veranderd worden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM)* Het rijbaanveranderingcontrolesysteem is bedoeld om de bestuurder te helpen bij het controleren van het gedeelte aan weerszijden van de achterkant van de auto tijdens het veranderen van rijbaan door de bestuurder te attenderen op de aanwezigheid van voertuigen die op een naastgelegen rijbaan van achteren naderen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Dit systeem is enkel bedoeld om de bestuurder te helpen bij het controleren van het gedeelte aan de achterkant van de auto alvorens van rijbaan te veranderen. Controleer altijd visueel het gebied rondom de auto alvorens van rijbaan te veranderen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING In de volgende gevallen laat het systeem het RVM waarschuwingslampje (oranje) in de instrumentengroep branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Als het RVM waarschuwingslampje (oranje) blijft branden, het systeem zo spoedig mogelijk door een officiële Mazda dealer laten inspecteren: Er is een defect in het systeem, inclusief het RVM waarschuwingsindikatielampje, opgespoord. De positie van de radarsensoren (achter) is beduidend veranderd.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Voor de radarsensors (achter) kan het onmogelijk of moeilijk zijn het volgende op te sporen: Kleine, tweewielige voertuigen, fietsen, voetgangers en stilstaande objecten op of langs de kant van de weg. Voertuigen met carrosserievormen die de radarsignalen niet reflecteren, zoals ongeladen lage aanhangwagens en sportauto's. Een voertuig bevindt zich in het opsporingsgebied op een naastgelegen rijbaan aan de achterzijde, maar nadert niet.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Het is mogelijk dat het RVM waarschuwingsindikatielampje gaat branden voor stilstaande objecten op of langs de kant van de weg, zoals vangrails, tunnels en zijmuren. Objecten zoals vangrails en betonnen muren die langs de auto lopen. Plaatsen waar de breedte tussen de vangrails of muren aan weerszijden van de auto smaller wordt. De muren aan de ingang en uitgangen van tunnels, afritten.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE RVM waarschuwingsindikatielampje Het rijbaanveranderingcontrolesysteem waarschuwt de bestuurder voor de aanwezigheid van een ander voertuig op een naastgelegen rijbaan met behulp van de RVM waarschuwingsindikatielampjes en de waarschuwingszoemer wanneer het systeem operationeel is. RVM waarschuwingsindikatielampje De RVM waarschuwingsindikatielampjes zijn ingebouwd in de linker en rechter buitenspiegels.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE RVM schakelaar Wanneer de schakelaar wordt ingedrukt, wordt het rijbaanveranderingcontrolesysteem gebruiksklaar en het RVM indikatielampje (groen) gaat branden op het instrumentenpaneel. Wanneer de schakelaar nogmaals wordt ingedrukt, wordt het systeem uitgeschakeld en gaat het RVM indikatielampje (groen) uit. OPMERKING 4–134 Wanneer het contact wordt uitgezet, wordt de toestand aangehouden die bestond alvorens het contact werd uitgeschakeld.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS)* Het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) meet de afstand tussen uw auto en een voorliggend voertuig met gebruik van een radarsensor wanneer de rijsnelheid 30 km/h of hoger is en geeft een aanbevolen afstand aan om tussen voertuigen aan te houden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Indikatie op display De bedrijfstoestand van het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) wordt aangegeven in de actief rijden display. In geval van defecten, de toestand van de auto controleren of de auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur laten inspecteren overeenkomstig de inhoud van het getoonde bericht. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-46.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Richtlijnen voor afstand-tussen-voertuigen*1 Indikatie op display Richtlijnen voor afstand-tussenvoertuigen (Bij een rijsnelheid van ongeveer 40 km/h) Richtlijnen voor afstand-tussenvoertuigen (Bij een rijsnelheid van ongeveer 80 km/h) Ongeveer 25 m Ongeveer 50 m Ongeveer 20 m Ongeveer 40 m Ongeveer 15 m Ongeveer 30 m Ongeveer 10 m Ongeveer 20 m Ongeveer 10 m of minder Ongeveer 20 m of minder (Voorliggend voertuig indikator knippert) *1 De afstand tussen voertu
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem* Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem regelt de volgafstand*1 al naargelang de rijsnelheid met behulp van een radarsensor (voor) die de afstand ten opzichte van een voorliggend voertuig meet, zodat de bestuurder het gaspedaal of het rempedaal niet constant hoeft te gebruiken.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Vertrouw niet volledig op het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem en rijd altijd voorzichtig: Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is bedoeld om de bestuurder te ontlasten en hoewel een constante rijsnelheid wordt aangehouden, of specifieker, er overeenkomstig de rijsnelheid een constante afstand wordt aangehouden tussen uw auto en het bespeurde voorliggende voertuig, heeft het systeem detectiebeperkingen afhankelijk van het soort voorliggende voe
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem functioneert wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan. De rijsnelheid is als volgt: (Europees model) Ongeveer 30 km/h tot 200 km/h (Behalve Europese modellen) Ongeveer 30 km/h tot 145 km/h (Handgeschakelde versnellingsbak) Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is ingeschakeld. De handrem is niet aangetrokken.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Tijdens het rijden met volgafstandregeling, laat het systeem uw auto accelereren en snelheid minderen overeenkomstig de snelheid van het voorliggende voertuig.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Waarschuwing voor korte volgafstand Als uw auto het voorliggende voertuig snel nadert omdat het voertuig plotseling afremt terwijl u met volgafstandregeling rijdt, wordt het waarschuwingsgeluid geactiveerd en wordt de remwaarschuwing aangegeven in de display. Controleer altijd de veiligheid van de omgeving en trap het rempedaal in terwijl u een veiliger afstand ten opzichte van het voorliggende voertuig aanhoudt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Instellen van de snelheid OPMERKING 1. Stel de rijsnelheid af op de gewenste instelling met behulp van het gaspedaal. 2. Volgafstandregeling begint wanneer de SET of SET schakelaar wordt ingedrukt. De ingestelde snelheid en de afstand-tussen-voertuigen display gevuld met witte lijnen wordt getoond. Het indikatielampje (groen) van het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem wordt tegelijkertijd getoond.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Instellen van de afstand tussen voertuigen tijdens volgafstandregeling De afstand tussen voertuigen wordt korter ingesteld telkens wanneer de schakelaar wordt ingedrukt. De afstand tussen voertuigen wordt langer ingesteld door het indrukken van de schakelaar. De afstand-tussen-voertuigen kan ingesteld worden op 4 niveaus; lang, midden, kort en extreem korte afstand.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING U kunt de ingestelde rijsnelheid bijvoorbeeld veranderen door de SET / SET schakelaar viermaal als volgt in te drukken: (Europees model) De rijsnelheid wordt met 4 km/h verhoogd of verlaagd. (Behalve Europese modellen) De rijsnelheid wordt met 20 km/h verhoogd of verlaagd. Accelereren met behulp van het gaspedaal Trap het gaspedaal in en druk de SET of SET schakelaar bij de gewenste snelheid in en laat deze los.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Wanneer het systeem tijdelijk wordt uitgeschakeld In de volgende gevallen wordt het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem tijdelijk uitgeschakeld en wordt de “MRCC uitgeschakeld” indikatie weergegeven in de display van de instrumentengroep. Het indikatielampje (groen) van het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem gaat tegelijkertijd uit. De CANCEL schakelaar wordt ingedrukt. Het rempedaal is ingedrukt. De handrem is aangetrokken.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Het is mogelijk dat het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem tijdens regen, mist, sneeuw of andere slechte weersomstandigheden geannuleerd wordt, of als de voorkant van de radiateurgrille vuil is. Als het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem tijdelijk geannuleerd is, kunt u terugkeren naar de eerder ingestelde rijsnelheid door het indrukken van de RESUME schakelaar nadat aan de volgende voorwaarden is voldaan.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Als de versnelling niet opgeschakeld wordt hoewel de verzoekindikatie voor het opschakelen wordt getoond, wordt de motor overbelast en bestaat de kans dat het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem automatisch geannuleerd wordt omdat anders motorschade zou kunnen ontstaan.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Afstelbare snelheidsbegrenzer* De afstelbare snelheidsbegrenzer is een functie die voorkomt dat er niet sneller met de auto gereden kan worden dan een ingestelde snelheid. De rijsnelheid wordt geregeld zodat deze onder de ingestelde snelheid blijft ook als het gaspedaal wordt ingetrapt. De afstelbare snelheidsbegrenzer kan ingesteld worden tussen 30 km/h en 200 km/h. Bij het afrijden van een helling is het mogelijk dat de rijsnelheid de ingestelde snelheid overschrijdt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Display van afstelbare snelheidsbegrenzer De status van de instelling van de afstelbare snelheidsbegrenzer wordt getoond in de actief rijden display (Type A instrumentengroep*1) of de display in de instrumentengroep (Type B instrumentengroep*1). *1 Zie Meters en tellers op pagina 4-28 om te bepalen met welke instrumentengroep uw Mazda is uitgerust. Standby display Wordt getoond wanneer de snelheidsbegrenzerschakelaar wordt bediend en het systeem wordt ingeschakeld.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Annuleringsdisplay Wordt getoond wanneer een van de volgende handelingen wordt uitgevoerd en het systeem tijdelijk wordt geannuleerd.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Waarschuwingspieptoon van snelheidsbegrenzer Als de rijsnelheid de ingestelde snelheid met ongeveer 3 km/h of meer overschrijdt, wordt er continu een waarschuwingstoon gegeven en gaat de afstelbare snelheidsbegrenzerdisplay tegelijkertijd knipperen. De waarschuwingstoon klinkt en de display knippert totdat de rijsnelheid afneemt tot de ingestelde snelheid of minder. Controleer of de omgeving veilig is en stel de rijsnelheid af door het rempedaal in te trappen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Instellen van het systeem WAARSCHUWING Controleer bij het instellen van de afstelbare snelheidsbegrenzer altijd of de omgeving veilig is: Als de snelheid lager ingesteld wordt dan de huidige rijsnelheid, wordt de rijsnelheid tot aan de ingestelde snelheid verminderd. Controleer of de omgeving veilig is en houd een veiliger afstand aan tussen de voertuigen voor u en achter u. 1. Druk op de snelheidsbegrenzerschakelaar om het systeem in te schakelen. 2.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Tijdelijk annuleren van het systeem Het systeem wordt tijdelijk geannuleerd (standby status) wanneer een van de volgende handelingen wordt uitgevoerd terwijl de afstelbare snelheidsbegrenzer getoond wordt. CANCEL schakelaar wordt ingedrukt Gaspedaal wordt krachtig ingetrapt Druk op de RESUME schakelaar om de werking te hervatten bij de voorheen ingestelde snelheid. De afstelbare snelheidsbegrenzerdisplay wordt blijvend getoond.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Stadsverkeer-remassistent (SCBS)* Het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) is bestemd schade in het geval van een botsing te beperken door het in werking stellen van de rembesturing (SCBS rem) wanneer de lasersensor (voor) van het systeem een voorliggend voertuig bespeurt en bepaalt dat een botsing met het voorliggend voertuig niet te vermijden is.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING De stadsverkeer-remassistent (SCBS) kan niet beschouwd worden als remedie voor onveilige rijtechnieken: Het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) biedt geen vrijwaring tegen onveilig of roekeloos rijgedrag, buitensporig hoge snelheden, bumperkleven (het te dicht achter een ander voertuig rijden) en het rijden op gladde wegen zoals natte, of met ijs en sneeuw bedekte wegen (verminderde wrijvingskracht van de banden tengevolge van een laag water op het
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen: Als de hoogte van de auto of de overhelling gewijzigd wordt, kan het systeem voorliggende voertuigen niet correct bespeuren. Dit heeft tot gevolg dat de stadsverkeerremassistent (SCBS) niet normaal functioneert of abusievelijk functioneert wat een ernstig ongeluk kan veroorzaken.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) zal niet functioneren als de bestuurder opzettelijk gebruik maakt van de rijbedieningsorganen (gaspedaal en stuurwiel). De stadsverkeer-remassistent (SCBS) functioneert onder de volgende omstandigheden. Wanneer de motor draait. Het stadsverkeer-remassistent (SCBS) waarschuwingslampje (oranje) brandt niet. Bij een rijsnelheid van ongeveer 4 tot 30 km/h.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING In de volgende gevallen kan de lasersensor (voor) ten onrechte bepalen dat er een voorliggend voertuig is en is het mogelijk dat de stadsverkeer-remassistent (SCBS) in werking treedt. Voorwerpen op de weg bij de ingang van een bocht. Voertuigen die tijdens het maken van een bocht in de tegenovergestelde rijbaan passeren. Metalen voorwerpen, oneffenheden of uitstekende voorwerpen op de weg. Bij het rijden door een tolhek.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Indikatielampje van stadsverkeerremassistent (SCBS) (Rood) Als de stadsverkeer-remassistent (SCBS) in werking is, gaat het indikatielampje (rood) knipperen. Zonder SCBS OFF schakelaar Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-16. OPMERKING Als de werking van het stadsverkeerremassistent (SCBS) systeem wordt uitgeschakeld, wordt tegelijkertijd de werking van het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) uitgeschakeld.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)* Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) is een systeem dat de bestuurder waarschuwt voor een mogelijke botsing door middel van een indikator en een waarschuwingsgeluid in de instrumentengroep bij een rijsnelheid van 15 km/h of sneller en de radarsensor van het systeem bepaalt dat uw auto met een voorliggend voertuig in botsing kan komen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) functioneert wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan: Het contact op ON wordt gezet. Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) is ingeschakeld. Het DSC OFF indikatielampje brandt niet. De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of sneller. De relatieve snelheid tussen uw auto en het voorliggende voertuig is ongeveer 15 km/h of hoger. De Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) werkt niet.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Wanneer het systeem in werking is, wordt de gebruiker op de hoogte gesteld door het knipperen van het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) indikatielampje (rood) en de actief rijden display. Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) waarschuwingslampje (oranje) gaat branden wanneer er een defect is in het systeem. Zie Waarschuwingslampjes op pagina 4-47.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Vooruitrijcamera (FSC)* Uw auto is uitgerust met een vooruitrijcamera (FSC). De vooruitrijcamera (FSC) is geplaatst nabij de achteruitkijkspiegel en wordt gebruikt door de volgende systemen. Koplampregelsysteem (HBC) Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) Vooruitrijcamera (FSC) De vooruitrijcamera (FSC) bepaalt de omstandigheden aan de voorzijde van de auto bij het rijden in het donker en herkent rijbanen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPGELET Neem voor de juiste werking van de vooruitrijcamera (FSC) de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. De afdekking van de vooruitrijcamera (FSC) niet verwijderen. Plaats geen voorwerpen op het instrumentenpaneel die licht weerkaatsen. Breng geen accessoires, stickers of folie op de voorruit aan in de buurt van de vooruitrijcamera (FSC).
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Radarsensor (Voor)* Uw auto is uitgerust met een radarsensor (voor). De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensor (voor). Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) De radarsensor (voor) zendt radiogolven uit die weerkaatst worden door een voorliggend voertuig of een obstakel en die vervolgens weer door de radarsensor (voor) worden opgevangen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPGELET Neem voor de juiste werking van elk van de systemen de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Breng geen stickers aan (inclusief doorzichtige stickers) op de buitenkant van de radiateurgrille en het voorembleem in en rondom de radarsensor (voor) en vervang de radiateurgrille en het voorembleem niet door een product dat geen origineel product is dat bestemd is voor gebruik met de radarsensor (voor).
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING In de volgende gevallen is het mogelijk dat de radarsensor (voor) voorliggende voertuigen of obstakels niet kan bespeuren. De radiogolven worden door de achterzijde van een voorliggend voertuig niet effectief weerkaatst, zoals bij een ongeladen aanhanger of een auto met een laadbak die door een canvaszeil is afgedekt, voertuigen met een achterklep van hard plastic en voertuigen met ronde vormen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Lasersensor (Voor)* De lasersensor (voor) van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) bevindt zich aan de bovenzijde van de voorruit nabij de achteruitkijkspiegel. Lasersensor (voor) Houd voor de juiste werking van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) altijd het gedeelte van de voorruit rondom de lasersensor (voor) schoon.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Stralingsgegevens van lasersensor Maximum gemiddeld vermogen: 45 mW Impulsduur: 33 ns Golflengte: 905 nm Divergentiehoek (horizontaal×verticaal): 28 graden×12 graden 4–170
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Radarsensoren (Achter)* De radarsensors (achter) voor het rijbaanveranderingcontrolesysteem zijn aangebracht binnen in de achterbumper, één aan de linkerzijde en één aan de rechterzijde. Sedan Radarsensoren (achter) Hatchback Radarsensoren (achter) Het oppervlak van de achterbumper nabij de radarsensors (achter) dient altijd schoon te zijn zodat het rijbaanveranderingcontrolesysteem correct kan functioneren.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar Kruissnelheidsregelaar* Met behulp van de kruissnelheidsregelaar kunt u elke willekeurige snelheid boven ongeveer 25 km/h instellen, zodat de auto deze snelheid constant blijft aanhouden. WAARSCHUWING Gebruik de kruissnelheidsregelaar niet onder de volgende omstandigheden: Onder de volgende omstandigheden is gebruik van de kruissnelheidsregelaar gevaarlijk en kan tot gevolg hebben dat u de macht over de auto verliest.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar Hoofdindikatielampje van kruissnelheidsregelaar (Oranje)/ Indikatielampje voor ingestelde kruissnelheid (Groen) Dit indikatielampje heeft twee kleuren. Hoofdindikatielampje van kruissnelheidsregelaar (Oranje) Het indikatielampje gaat oranje branden wanneer de kruissnelheidsregelaar geactiveerd is. Indikatielampje voor ingestelde kruissnelheid (Groen) Het indikatielampje licht groen op wanneer een kruissnelheid is ingesteld.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar Instellen van de gewenste constante snelheid 1. (Met afstelbare snelheidsbegrenzer) Druk voor het activeren van het systeem van de kruissnelheidsregelaar op de ON/OFF schakelaar. Het hoofdindikatielampje van de kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat branden. (Zonder afstelbare snelheidsbegrenzer) Druk voor het activeren van het systeem van de kruissnelheidsregelaar op de ON schakelaar. Het hoofdindikatielampje van de kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat branden. 2.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar OPMERKING De kruissnelheidsregelaar wordt geannuleerd als de rijsnelheid afneemt tot minder dan 21 km/h wanneer de kruissnelheidsregelaar geactiveerd is, zoals bij het oprijden van een steile helling. Het is mogelijk dat de kruissnelheidsregelaar wordt uitgeschakeld wanneer de rijsnelheid tot ongeveer 15 km/h onder de vooringestelde snelheid afneemt (zoals kan gebeuren bij het oprijden van een lange, steile helling).
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar Hervatten van de kruissnelheid bij snelheden hoger dan 25 km/h Als de kruissnelheid door een andere methode dan door het bedienen van de OFF schakelaar geannuleerd werd (zoals door het indrukken van rempedaal) en het systeem nog steeds geactiveerd is, zal de meest recent ingestelde snelheid automatisch hervat worden wanneer de RESUME schakelaar ingedrukt wordt.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar Deactiveren Met afstelbare snelheidsbegrenzer Druk voor het deactiveren van het systeem op de ON/OFF schakelaar. Zonder afstelbare snelheidsbegrenzer Druk voor het deactiveren van het systeem op de OFF schakelaar.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem Bandenspanningcontrolesysteem* Het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) controleert de bandenspanning van alle vier banden. Als de bandenspanning van één of meerdere banden te laag is, waarschuwt het systeem de bestuurder door middel van het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem in de instrumentengroep en een pieptoon.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem OPGELET Elke band, inclusief het reservewiel (indien voorzien), dient maandelijks in koude toestand gecontroleerd te worden en op de bandenspanning gebracht te worden welke wordt aanbevolen door de autofabrikant op het voertuiginformatieplaatje of bandenspanningslabel.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem OPMERKING Aangezien dit systeem kleine veranderingen in de toestand van de banden bespeurt, kan het tijdstip van de waarschuwing in de volgende gevallen vroeger of later zijn: De maat, het merk, of de soort banden verschilt van de specificatie. De maat, merk of de soort band verschilt van de overige, of de mate van bandenslijtage is onderling buitengewoon verschillend.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem Initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem In onderstaande gevallen dient het initialiseren van het systeem uitgevoerd te worden om het systeem normaal te laten functioneren. De bandenspanning wordt afgesteld. De banden worden onderling uitgewisseld. Een band of wiel wordt vernieuwd. De accu is vernieuwd of volledig uitgeput. Het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem brandt. 4.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem OPGELET Als de initialisering van het systeem uitgevoerd wordt zonder de bandenspanning af te stellen, kan het systeem de normale bandenspanning niet bespeuren en bestaat de kans dat het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem niet gaat branden als een bandenspanning laag is, of dat het lampje gaat branden ook als de bandenspanningen normaal zijn.
Tijdens het rijden Dieseldeeltjesfilter (SKYACTIV-D 2.2) Dieseldeeltjesfilter (SKYACTIV-D 2.2) Het dieseldeeltjesfilter verzamelt en verwijdert de meeste deeltjes (PM) in de uitlaatgassen van een dieselmotor.
Tijdens het rijden Dieseldeeltjesfilter (SKYACTIV-D 2.2) OPMERKING Wanneer het dieseldeeltjesfilter indikatielampje knippert, wordt het motorvermogen beperkt om het dieseldeeltjesfilter te beschermen.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor Achteruitkijkmonitor* De achteruitkijkmonitor geeft bij het achteruitrijden visuele beelden van de achterzijde van de auto. WAARSCHUWING Rijd altijd voorzichtig en bepaal of de achterzijde en de omgeving rondom de auto veilig is door rechtstreeks te kijken met uw ogen: Achteruitrijden met de auto door enkel naar het scherm te kijken is gevaarlijk en kan een ongeval of een botsing met een voorwerp veroorzaken.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor OPMERKING Als water, sneeuw of modder op de cameralens is terechtgekomen, dit afvegen met behulp van een zachte doek. Als dit niet afgeveegd kan worden, een zacht reinigingsmiddel gebruiken. Als de temperatuur van de camera snel verandert (warm naar koud, koud naar warm), bestaat de kans dat de achteruitrijmonitor niet correct werkt.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor Weergavebereik op het scherm De beelden op het scherm kunnen afwijken van de werkelijke omstandigheden. (Schermdisplay) Kofferdeksel (Sedan)/sierstuk (Hatchback) Indikatie voor obstakeldetectie in parkeersensorsysteem. Bumper (Werkelijke aanzicht) Voorwerp Bepaalde modellen OPMERKING Het weergavebereik varieert afhankelijk van de auto en de wegsituatie. Het weergavebereik is beperkt.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor OPMERKING Onder de volgende omstandigheden is het mogelijk dat de display moeilijk zichtbaar is, echter dit duidt niet op een defect. Op donkere plaatsen. Wanneer de temperatuur rondom de lens hoog/laag is. Wanneer de camera nat is, zoals op een regenachtige dag of tijdens perioden van hoge luchtvochtigheid. Wanneer zich vreemde bestanddelen zoals modder rondom de camera hebben vastgehecht.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor OPGELET De richtlijnen op het scherm zijn vaste lijnen. Deze bewegen niet mee met de draaiing van het stuurwiel door de bestuurder. Wees altijd voorzichtig en controleer tijdens het achteruitrijden altijd de ruimte aan de achterzijde van de auto en het omliggende gedeelte rechtstreeks met uw ogen.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor 4. Ga verder met het bijdraaien van het stuurwiel totdat de voertuigbreedterichtlijnen parallel zijn aan de linker- en rechterzijde van de parkeerruimte. 5. Zodra de lijnen parallel staan, de wielen rechtvooruit zetten en uw auto langzaam achteruit de parkeerruimte inrijden. Blijf de omliggende ruimte van de auto controleren en breng vervolgens de auto op de best mogelijke plaats tot stilstand.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor OPMERKING Aangezien er een verschil kan zijn tussen de getoonde afbeelding, zoals hieronder aangegeven, en de werkelijke omstandigheden tijdens het parkeren, altijd de veiligheid aan de achterzijde van de auto en het omliggende gebied rechtstreeks visueel controleren.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor Afwijking tussen de werkelijke wegsituatie en het weergegeven beeld Er is een enige afwijking tussen de werkelijke wegsituatie en de weergegeven wegsituatie. Een dergelijke afwijking in het afstandsperspectief kan tot een ongeval leiden. Houd rekening met de volgende omstandigheden die een afwijking in het afstandsperspectief kunnen veroorzaken.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor Driedimensionaal object aan de achterzijde van de auto Aangezien de afstandrichtlijnen getoond worden uitgaande van een plat vlak, bestaat de kans dat de afstand naar het driedimensionele object dat op het scherm wordt getoond verschilt van de werkelijke afstand.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Parkeersensorsysteem* Het parkeersensorsysteem maakt gebruik van ultrasonische sensoren voor het opsporen van hindernissen rondom de auto bij het parkeren van de auto in een garage of tijdens het fileparkeren wanneer er met een snelheid van ongeveer 10 km/h of minder met de auto wordt gereden.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem OPMERKING Het is mogelijk dat het systeem onder de volgende omstandigheden niet normaal werkt: Wanneer zich modder, ijs of sneeuw aan het sensorgedeelte heeft vastgehecht (wanneer dit wordt verwijderd, werkt het systeem weer normaal). Wanneer het sensorgedeelte is bevroren (wanneer het ijs ontdooid is, werkt het systeem weer normaal). Wanneer de sensor met een hand wordt afgedekt. Wanneer de sensor aan een krachtige schok is blootgesteld.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem OPMERKING (Zonder voorste sensor en voorste hoeksensor) Als er geen zoemtoon wordt gegeven is er mogelijk een defect in het systeem. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. (Met voorste sensor en voorste hoeksensor) Het is mogelijk dat er een storing is in het systeem als de zoemtoon die een systeemstoring aangeeft gehoord wordt en als het indikatielampje knippert.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Gebruik van het parkeerhulpsensorsysteem Met voorste sensor en voorste hoeksensor De schakelaar kan geactiveerd worden wanneer het contact op ON staat, de keuzehendel in een andere stand dan achteruit (R) staat en de rijsnelheid ongeveer 10 km/h of minder is. Wanneer de parkeersensorschakelaar wordt ingedrukt, wordt een pieptoon gegeven, wordt de hindernisdetectieaanduiding* op het audioscherm getoond en gaat het indikatielampje in de schakelaar branden.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Het systeem wordt onder de volgende omstandigheden uitgeschakeld: De parkeersensorschakelaar wordt ingedrukt terwijl de parkeersensor in werking is. De rijsnelheid is 10 km/h of hoger. Zonder voorste sensor en voorste hoeksensor Wanneer het contact op ON wordt gezet en de keuzehendel in de achteruit (R) wordt gezet, wordt de zoemtoon geactiveerd en wordt het systeem ingeschakeld voor gebruik.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Melding van systeemproblemen Als er zich een van de problemen voordoet die in onderstaande tabel worden aangegeven, wordt de bestuurder als volgt afhankelijk van het type systeem van het probleem op de hoogte gesteld. Detectieindikator Zonder achteruitkijkmonitor Met achteruitkijkmonitor Oplossing Loszittende verbinding Er is mogelijk een defect in het systeem.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Parkeersensorwaarschuwingszoemer Wanneer het systeem in werking is, klinkt de zoemer als volgt.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Voorste hoeksensor*, Achterste hoeksensor Afstanddetectiegebied Afstand tussen het voertuig en de hindernis Voorste*/achterste hoeksensor Zoemtoon*1 Ongeveer 50—38 cm Gematigd onderbroken geluid Grote afstand Ongeveer 38—25 cm Middenafstand Snel onderbroken geluid Binnen ongeveer 25 cm Nabije afstand Continu geluid *1 De snelheid van de onderbroken pieptonen neemt toe naarmate de auto de hindernis nadert.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Wanneer de waarschuwingsindikator/zoemer geactiveerd is Het systeem stelt de bestuurder op de hoogte van een abnormale toestand door het activeren van de zoemtoon en het indikatielampje. Indikatielampje/zoemtoon Controle Het indikatielampje gaat Er is mogelijk een defect in het systeem.
5 Interieurvoorzieningen Gebruik van de diverse uitrustingsonderdelen voor rijcomfort, zoals klimaatregeling en audio-installatie. Klimaatregelsysteem .......................................................................... 5-2 Bedieningstips ............................................................................... 5-2 Bediening van de luchtroosters ..................................................... 5-3 Handbediende airconditioning ......................................................
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Bedieningstips Gebruik het klimaatregelsysteem wanneer de motor draait. Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de aanjagerregelknop niet gedurende langere tijd ingeschakeld laten wanneer het contact op ON staat en de motor niet draait. (Met i-stop) De hoeveelheid luchtstroming kan enigszins afnemen wanneer de i-stop functie in werking is.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Middelste luchtroosters Bediening van de luchtroosters Knop Openen Afstelling van de luchtroosters Richten van de luchtstroom Voor het afstellen van de richting van de luchtstroom, de afstelknop verplaatsen. Sluiten Regelknop Bepaalde modellen. OPMERKING Wanneer de airconditioning gebruikt wordt bij vochtig warm weer, bestaat de kans dat het systeem mist uit de luchtstroomroosters blaast.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Kiezen van de luchtstroomfunctie Dashboardluchtroosters Ontwasemings- en vloerluchtroosters Dashboard- en vloerluchtroosters Ontwasemingsluchtroosters Vloerluchtroosters 5–4
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Handbediende airconditioning Type A Temperatuurregelknop Achterruitverwarmingsschakelaar Aanjagerregelknop A/C schakelaar Functiekeuzeregelknop Luchtinlaatkeuzeschakelaar Luchtinlaatkeuzeschakelaar (stand voor aanvoer van buitenlucht) (stand voor recirculerende lucht) * Bepaalde modellen Type B Temperatuurregelknop Achterruitverwarmingsschakelaar Aanjagerregelknop A/C schakelaar Luchtinlaatkeuzeschakelaar (stand voor aanvoer van buitenlucht) Functiekeuze
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Regelschakelaars Temperatuurregelknop OPMERKING Deze knop regelt de temperatuur. Draai deze rechtsom voor verhoging van temperatuur en linksom voor verlaging van temperatuur.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Luchtinlaatkeuzeschakelaar Deze keuzeschakelaar regelt de aanvoer van de lucht welke het interieur binnenkomt. Druk op de inlaatluchtkeuzeschakelaar om beurtelings over te schakelen tussen de standen voor aanvoer van buitenlucht en gerecirculeerde lucht. Stand voor recirculerende lucht ( 4. Stel de aanjagerregelknop in op de gewenste snelheid. 5. Indien verwarming met ontvochtiging gewenst is, de airconditioning inschakelen.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem 5. Stel nadat het koelen is begonnen de aanjagerregelknop en temperatuurregelknop naar wens af voor het handhaven van de meest comfortabele temperatuur. OPMERKING OPGELET Als de airconditioning wordt gebruikt tijdens het oprijden van lange hellingen of in druk verkeer, het waarschuwingslampje voor motorkoelvloeistoftemperatuur in het oog houden om te zien of dit oplicht of knippert (pagina 4-46).
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem WAARSCHUWING De voorruit niet ontwasemen met behulp van de stand met de temperatuurregelaar in de stand voor koude lucht: Gebruik van de stand met de temperatuurregelaar in de stand voor koude lucht is gevaarlijk, aangezien dit het beslaan van de voorruit kan veroorzaken. Uw uitzicht wordt dan belemmerd, hetgeen een ernstig ongeluk tot gevolg kan hebben. Zet bij gebruik van stand de temperatuurregelaar in de stand voor hete of warme lucht.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Automatische airconditioning Temperatuurregelknop A/C schakelaar Aanjagerregelknop Luchtinlaatkeuzeschakelaar Regelschakelaars Temperatuurregelknop Deze knop regelt de temperatuur. Draai deze rechtsom voor verhoging van temperatuur en linksom voor verlaging van temperatuur. Functiekeuzeregelknop Achterruitverwarmingsschakelaar Functiekeuzeregelknop Draai de functiekeuzeregelknop voor het kiezen van de luchtstroomfunctie (pagina 5-4).
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem OPMERKING Wanneer de luchtstroomfunctie ingesteld is op stand en de temperatuurregelknop ingesteld is op een gematigde temperatuur, wordt verwarmde lucht naar de voetenruimte gevoerd en komt er lucht van een in vergelijking lagere temperatuur door de middelste, linker en rechter luchtuitlaatroosters naar buiten.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem OPMERKING Als de stand voor recirculerende lucht gedurende langere tijd wordt gebruikt bij koud weer of hoge vochtigheid, bestaat de kans dat de voorruit gemakkelijker beslaat. 3. Zet de aanjagerregelknop in de AUTO stand. 4. Druk de A/C schakelaar in om de airconditioning in werking te stellen (indikatielampje brandt). 5. Zet de temperatuurregelknop in de gewenste stand. 6. Zet de aanjagerregelknop in de stand 0 om het systeem uit te schakelen.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Zonlicht/Temperatuursensor Het airconditioningsysteem meet de binnen- en buitentemperatuur en het zonlicht. Op basis hiervan wordt vervolgens de temperatuur van het interieur ingesteld. OPGELET Zorg er voor dat geen van de sensors gehinderd wordt, anders zal het airconditioningsysteem niet juist functioneren.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Automatische airconditioning met tweevoudige werkingszone Klimaatregelinginformatie wordt getoond op de display.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Regelschakelaars AUTO schakelaar Door het indrukken van de AUTO schakelaar zullen de volgende functies automatisch overeenkomstig de gekozen ingestelde temperatuur geregeld worden: Luchtstroomtemperatuur Hoeveelheid luchtstroming Keuze van de luchtstroomfunctie Keuze van aanvoer van buitenlucht/ recirculerende lucht Werking van de airconditioning Selecteren van A/C of A/C ECO OPMERKING AUTO schakelaar indikatielampje Wanneer h
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem OPMERKING Wanneer de luchtstroomfunctie ingesteld is op stand en de temperatuurregelknop ingesteld is op een gematigde temperatuur, wordt verwarmde lucht naar de voetenruimte gevoerd en komt er lucht van een in vergelijking lagere temperatuur door de middelste, linker en rechter luchtuitlaatroosters naar buiten. Druk op de voorruitontwasemingsschakelaar om de luchtstroom op in te stellen.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Bediening van de automatische airconditioning WAARSCHUWING Bij koud of regenachtig weer de stand niet gebruiken: Gebruik van de stand bij koud of regenachtig weer is gevaarlijk aangezien dit het beslaan van de ruiten veroorzaakt. Uw uitzicht wordt dan belemmerd, hetgeen een ernstig ongeluk tot gevolg kan hebben.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Ontdooien en ontwasemen van de voorruit Druk op de voorruitontwasemingsschakelaar. In deze stand wordt de stand voor aanvoer van buitenlucht automatisch gekozen en wordt de airconditioning automatisch ingeschakeld. De airconditioning voert dan ontvochtigde lucht naar de voorruit en de zijruiten (pagina 5-4). De hoeveelheid luchtstroming zal toenemen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Antenne OPGELET Antenne (Sedan) De antenne is in het ruitglas ingebouwd. OPGELET Gebruik voor het reinigen van de binnenzijde van een ruit met een antenne een zachte doek bevochtigd met lauw water en veeg de antennedraden voorzichtig af. Het gebruik van ruitreinigingsmiddelen kan beschadiging van de antenne veroorzaken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Type C* De antenne is in het ruitglas ingebouwd. OPGELET Gebruik voor het reinigen van de binnenzijde van een ruit met een antenne een zachte doek bevochtigd met lauw water en veeg de antennedraden voorzichtig af. Het gebruik van ruitreinigingsmiddelen kan beschadiging van de antenne veroorzaken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de audio-installatie niet gedurende langere tijd aan laten staan terwijl de motor niet draait. Als een mobiele telefoon of een CB radio in of bij de auto wordt gebruikt, kan dit tot gevolg hebben dat de audio-installatie storing te horen geeft, dit duidt er echter niet op dat de installatie defect is.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie De signalen van FM zenders zijn vergelijkbaar met lichtstralen, aangezien deze niet om hoeken kunnen buigen maar wel weerkaatst kunnen worden. In tegenstelling tot AM signalen, kunnen FM signalen niet verder reiken dan de horizon. Dit is de reden waarom FM zenders geen grote afstanden kunnen overbruggen, hetgeen AM zenders wel kunnen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Storing als gevolg van een te sterk signaal Zendsignalen dicht in de buurt van een zender zijn buitengewoon krachtig. Storing en het uiteenvallen van het geluid kan dan de ontvangst hinderen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gebruik geen onconventionele discs zoals hartvormige of achtkantige discs, enz. De kans bestaat dat de disc niet wordt uitgeworpen en dat de installatie defect raakt. CD's die voorzien zijn van het logo dat in de afbeelding wordt aangegeven kunnen worden afgespeeld. Er kunnen geen andere discs worden weergegeven. Als het geheugengedeelte van de CD doorzichtig of doorschijnend is, de disc niet gebruiken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Stof, vingerafdrukken en vuil kunnen de hoeveelheid licht dat door het signaaloppervlak weerkaatst wordt verminderen, hetgeen een nadelige invloed op de geluidskwaliteit heeft. Indien de CD verontreinigd mocht raken, deze voorzichtig met een zachte doek vanaf het midden van de CD tot aan de rand afvegen. Gebruik geen reinigings-sprays voor grammofoonplaten, anti-statische reinigingsmiddelen of huishoudelijke spray-reinigers.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bedieningstips voor MP3 Dit apparaat geeft bestanden met de extensie (.mp3) weer als MP3 bestanden. OPGELET Gebruik geen audiobestandsextensie voor andere bestanden dan audiobestanden. Ook de audiobestandsextensie niet veranderen. Anders zal het apparaat het bestand niet correct herkennen wat ruis of een defect kan veroorzaken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPGELET OPGELET Gebruik geen audiobestandsextensie voor andere bestanden dan audiobestanden. Ook de audiobestandsextensie niet veranderen. Anders zal het apparaat het bestand niet correct herkennen wat ruis of een defect kan veroorzaken. WMA bestanden die geschreven zijn onder andere dan de aangegeven specificaties worden mogelijk niet normaal weergegeven of de bestandsnamen of mapnamen worden mogelijk niet correct getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bedieningstips voor de DVD speler Condensvorming Onmiddellijk na het inschakelen van de verwarming wanneer de auto koud is, bestaat de kans dat de DVD of de optische onderdelen (prisma en lens) in de DVD speler overdekt raken met een laagje condens. In dat geval zal de DVD zodra deze in het apparaat wordt gestoken onmiddellijk worden uitgeworpen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie DVD's die voorzien zijn van het logo dat in de afbeelding wordt aangegeven of DVD-R/DVD R/DVD-RW/DVD RW die beschreven zijn met videodata (DVD-Video/DVD-VR bestand) kunnen worden afgespeeld. Gebruik discs die legaal geproduceerd zijn. Als illegaal gekopiëerde discs zoals onwetmatig geproduceerde discs gebruikt worden, bestaat de kans dat het systeem niet correct functioneert.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Lees de gebruikershandleiding en alle voorzorgsmaatregelen voor DVD-R/ DVD R/DVD-RW/DVD RW's. Gebruik geen discs waarop plakband is aangebracht of met gedeeltelijk losgeraakte labels of kleefmateriaal dat vanaf de randen van het DVD label naar buiten steekt. Gebruik ook geen discs waarop een in de handel verkrijgbaar DVD-R label is aangebracht. De kans bestaat dat de disc niet wordt uitgeworpen en dat de installatie defect raakt.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Woordenlijst DVD-Video DVD-Video is een videobeeldopslagstandaard zoals bepaald door het DVD forum. Er wordt gebruik gemaakt van “MPEG2”, een wereldwijde standaard in digitale compressietechnologie, die gemiddeld ongeveer 1/40-ste van de beeldgegevens comprimeert en deze opslaat. Verder wordt er gebruik gemaakt van een variabelesnelheid coderingstechnologie, welke de toegewezen hoeveelheid informatie verandert overeenkomstig de vorm van het schermbeeld.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OGG bestanden die geschreven zijn onder andere dan de aangegeven specificaties worden mogelijk niet normaal weergegeven of de bestandsnamen of mapnamen worden mogelijk niet correct getoond. De bestandsextensie is mogelijk niet aanwezig, afhankelijk van het besturingssysteem van de computer, versie, software of instellingen. Voeg in dit geval de bestandsextensie “.ogg” toe aan het einde van de bestandsnaam en schrijf deze vervolgens op de disc.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bedieningstips voor iPod Dit apparaat ondersteunt weergave van muziekbestanden die zijn opgenomen op een iPod. iPod is een handelsmerk van Apple Inc., gedeponeerd in de VS en overige landen. Het is mogelijk dat de iPod niet compatibel is afhankelijk van het model of de versie van het besturingssysteem. In dit geval verschijnt een foutmelding. OPGELET Zie de gebruikershandleiding van de iPod voor bijzonderheden betreffende het gebruik van de iPod.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Audioset (Type A/Type B) Type A (RDS niet-compatibel) Type B (RDS compatibel) Aan/uit/Volume/Geluidsregelaars ...................................................................... pagina 5-36 Klok.................................................................................................................... pagina 5-38 Bediening van de radio (Type A) .......................................................................
NOTITIES 5–35
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Aan/uit/Volume/Geluidsregelaars Audiodisplay Menutoets Aan/uit/volume/audioregelknop De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid. Installatie AAN/UIT Zet het contact op ACC of ON. Druk op de aan/uit/volumeknop om de audioinstallatie in te schakelen. Druk nogmaals op de aan/uit/volumeknop om de audioinstallatie uit te schakelen. Afstelling van het volume Draai de aan/uit/volumeknop om het volume af te stellen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Instelwaarde Aanduiding Linksom draaien Rechtsom draaien 12Hr 24Hr (12-uur/24-uur tijdsinstelling) 12Hr (Knippert) 24Hr (Knippert) *1 Type B *2 Afhankelijk van het model is het mogelijk dat deze functie niet beschikbaar is. ALC (Automatische afstelling van het volume) De automatische niveauregeling (ALC) regelt automatisch het audiovolume overeenkomstig de rijsnelheid. Naarmate de rijsnelheid hoger wordt, neemt het volume toe.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Klok :00 toets Audioregelknop Kloktoets Uren/minuten instelschakelaar Audiodisplay Menutoets De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid. Instellen van de tijd Terugstellen van de tijd De klok kan op elk tijdstip worden ingesteld wanneer het contact op ACC of ON gezet wordt. ) gedurende 1. Houd de kloktoets ( ongeveer 2 seconden ingedrukt, totdat u een pieptoon hoort. 2. Druk op de :00 toets (1). 3.
NOTITIES 5–39
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de radio (Type A) Audiodisplay Voorkeuzezendertoetsen Afstemtoets Scan-toets Bandkeuzetoetsen Automatische geheugenopslagtoets Radio AAN Afstemmen Druk voor het inschakelen van de radio op ). een bandkeuzetoets ( De radio beschikt over de volgende afstemmingsmethoden: Afstemming door middel van handbediening, zenderaftasting, scan, voorkeuzekanalen en automatische geheugenopslag.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Afstemming via scan Automatische geheugenopslag ) ingedrukt om Houd de scan-toets ( automatisch de sterke zenders af te tasten. Het aftasten stopt bij elke zender gedurende ongeveer 5 seconden. Houd voor het vasthouden van een zender de scan-toets ( ) tijdens dit interval nogmaals ingedrukt. Dit kunt U vooral gebruiken bij het rijden in een gebied waar de plaatselijke zenders niet bekend zijn.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de radio (Type B) Audiodisplay Voorkeuzezendertoetsen Afstemtoets Scan-toets Bandkeuzetoetsen Programmatype informatietoets Verkeersinformatietoets Radio AAN Afstemmen Druk voor het inschakelen van de radio op ). een bandkeuzetoets ( De radio beschikt over de volgende afstemmingsmethoden: Afstemming door middel van handbediening, zenderaftasting, scan, voorkeuzekanalen en automatische geheugenopslag.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Afstemming via scan ) ingedrukt om Houd de scan-toets ( automatisch de sterke zenders af te tasten. Het aftasten stopt bij elke zender gedurende ongeveer 5 seconden. Houd voor het vasthouden van een zender de scan-toets ( ) tijdens dit interval nogmaals ingedrukt. Radio data systeem (RDS) OPMERKING Het radio data systeem (RDS) werkt niet als dit zich buiten het servicegebied van het systeem bevindt.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Programmatype informatie (PTY) Bepaalde FM zenders zenden programmatype codes uit. Met behulp van deze code kunnen alternatieve zenders die dezelfde programmatype codes uitzenden snel opgespoord worden. Druk in de FM modus op de programmatype informatietoets ( , ). De programmatype code en “PTY” wordt tijdens ontvangst getoond. Als er geen programmatype code is, wordt “None” getoond. (Kiezen van een programmatype:) 1.
NOTITIES 5–45
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de compact disc (CD) speler* Herhaalde weergavetoets Teksttoets Weergave/pauzetoets Willekeurige Audiodisplay volgorde weergavetoets Spoor terug/ terugspoeltoets Spoor vooruit/ snelvooruitspoeltoets Map omhoog toets Map omlaag toets Media/Scan-toets CD uitwerptoets CD gleuf De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Muziek scan De CD modus kan niet gekozen worden als er geen CD is ingestoken. Tijdens muziek CD weergave Pauze Druk voor het stopzetten van de weergave op de weergave/pauzetoets (4). Druk nogmaals op de toets om de weergave te hervatten. Snelvooruitspoelen/Terugspoelen Houd de snelvooruitspoeltoets ( ) ingedrukt om met hoge snelheid een spoor in voorwaartse richting te doorlopen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Herhaalde weergave Willekeurige weergave Tijdens muziek CD weergave Sporen worden willekeurig geselecteerd en weergegeven. 1. Druk op de herhaaltoets (1) tijdens weergave om het huidige spoor bij herhaling weer te geven. “TRACK RPT” wordt getoond ( wordt getoond naast RPT aan de onderkant van het displaygedeelte). 2. Druk nogmaals op de toets om de herhaalde weergave uit te schakelen. Tijdens MP3/WMA/AAC CD weergave (Spoor herhalen) 1.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Overschakelen van de display Telkens wanneer tijdens weergave op de teksttoets (3) wordt gedrukt verandert de informatie die op de audiodisplay wordt getoond als volgt. Muziek CD Toets OPMERKING Informatie die op de audiodisplay wordt getoond De informatie die zichtbaar is op de display is enkel CD informatie (zoals artiestnaam, muziekstuktitel) die op de CD is opgenomen. Bepaalde tekens kunnen op deze installatie niet getoond worden.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gebruik van de ingang voor extra apparatuur/USB poort Audio kan weergegeven worden via de autoluidsprekers door in de handel verkrijgbare draagbare audioapparatuur aan te sluiten op de ingang voor extra apparatuur. Gebruik een in de handel verkrijgbare, impedantievrije (3,5 ) stereo ministekkerkabel. Neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur voor bijzonderheden.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Audioset (Type C/Type D) OPMERKING De verklaring van functies die in deze handleiding worden beschreven kunnen afwijken van de feitelijke bediening en de vormen van de getoonde schermen, toetsen, letters en tekens kunnen eveneens van de feitelijke weergave verschillen. Bovendien kunnen afhankelijk van toekomstige softwareupdates gegevens zonder voorafgaande kennisgeving successievelijk worden gewijzigd.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Schakelaars rondom de commanderknop De volgende bedieningen kunnen worden uitgevoerd door het indrukken van de schakelaars rondom de commanderknop. : Toont het thuisscherm. : Toont het Amusementscherm. : Toont het navigatiescherm (Alleen voertuigen uitgerust met navigatie). Zie voor bediening van het navigatiescherm de handleiding van het navigatiesysteem.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie (Selectie van pictogrammen op het scherm) 1. Kantel of draai de commanderknop en verplaats de cursor naar het gewenste pictogram. 2. Druk op de commanderknop en selecteer het pictogram. OPMERKING Voor bepaalde functies is het ook mogelijk de commanderknop lang ingedrukt te houden. Gebruik van het aanraakpaneel OPGELET Oefen geen druk uit op het scherm en druk er niet met puntige voorwerpen tegen. Anders bestaat de kans op beschadiging van het scherm.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Basisbedieningsmethode AANRAKEN & TIKKEN 1. Raak of tik het item aan dat op het scherm wordt getoond. 2. De bediening gaat van start en het volgende item wordt getoond. SCHUIVEN 1. Raak het instellingsitem aan dat wordt getoond met een schuifbalk. 2. Raak de schuifregelaar met uw vinger aan en verplaats deze naar het gewenste niveau. VEGEN 1. Raak het scherm met uw vinger aan en beweeg het omhoog of omlaag. 2. Items die niet zichtbaar waren kunnen worden getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Terugkeer naar het vorige scherm 1. Raak aan. Tonen van het thuisscherm 1. Raak aan. Thuisscherm Pictogram Functie Applicaties Informatie zoals gemiddeld brandstofverbruik, onderhoud en waarschuwingen kunnen worden geverifieerd. Het schermdisplay kan verschillen afhankelijk van kwaliteit en specificatie. Entertainment Bedient audiobronnen zoals de radio en CD's. De meest recent gebruikte audiobron wordt getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Volume/Display/Geluid regelaars Commanderschakelaar Volumeregelknop Audiobedieningsschakelaar Volumeschakelaar Afstelling van het volume Dag/nacht Modus scherm instellen Draai de volumeregelknop van de commanderschakelaar. De volumeschakelaar op het stuurwiel kan ook worden ingedrukt. Het dag- of avondscherm kan worden geselecteerd.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Afstelling van het audiogeluid pictogram op het Selecteer het thuisscherm en toon het Instellingen scherm. Selecteer het tabblad om het item te selecteren dat u wilt wijzigen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie AudioPilot®*4 (Automatische afstelling van het volume) Tijdens het rijden kunnen achtergrondgeluiden het beluisteren van muziek hinderen. AudioPilot® technologie voor geluidshindercompensatie stelt de muziek continu af om te compenseren voor achtergrondgeluid en rijsnelheid. Dit reageert alleen op aanhoudende geluidshinder en niet op geluidshinder die zich met tussenpozen voordoet, zoals bij snelheidsdrempels.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de radio (Type C) Radio AAN Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Amusementscherm. Bij het selecteren van de gewenste radiogolfband, worden de volgende pictogrammen in het onderste gedeelte van de middendisplay getoond. AM/FM Radio Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. Toont de zenderlijst.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Favorietenlijst radio Voor meer bedieningsgemak kunnen geselecteerde zenders worden geregistreerd. In totaal kunnen 50 zenders worden geregistreerd. De Favorietenlijst omvat zowel AM als FM radiozenders. Registreren onder Favorieten Druk lang op het pictogram om de huidige radiozender te registreren. De registratie kan ook worden uitgevoerd door gebruik van onderstaande procedure. 1. Selecteer het pictogram om de favorietenlijst te tonen. 2. Selecteer . 3.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de radio (Type D) Radio AAN Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Amusementscherm. Bij het selecteren van de gewenste radiogolfband, worden de volgende pictogrammen in het onderste gedeelte van de middendisplay getoond. AM/FM Radio Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. Toont de lijst van ontvangbare RDS radiozenders (Alleen FM). Toont de zenderlijst (Alleen AM).
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Wanneer het of pictogram wordt geselecteerd terwijl FM is gekozen, worden de programma’s geselecteerd. Favorietenlijst radio Voor meer bedieningsgemak kunnen geselecteerde zenders worden geregistreerd. In totaal kunnen 50 zenders worden geregistreerd. De favorietenlijst omvat zowel AM, FM als DAB radiozenders. Registreren onder Favorieten Druk lang op het pictogram om de huidige radiozender te registreren.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie AF/REG in- of uitschakelen Selectie uit de zenderlijst Selecteer in de FM modus het pictogram om over te schakelen naar het FM instellingenscherm. AF/REG in- of uitschakelen gebeurt als volgt: (AF modus aan/uit) Selecteer aan/uit op het FM instelscherm. (REG modus aan/uit) Selecteer aan/uit terwijl de AF modus is ingeschakeld. De lijst van ontvangbare RDS radiozenders wordt getoond. U kunt de zender die u wilt beluisteren gemakkelijk uit de lijst selecteren.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de Digital Audio Broadcasting (DAB) radio (Type D)* Wat is DAB radio? DAB radio is een digitaal radiouitzendsysteem. DAB radio biedt radiogeluid van hoge kwaliteit en maakt gebruik van een automatische frequentieoverschakelfunctie in grensgebieden. Door het tonen van de radiotekst, kan informatie zoals de naam van het muziekstuk en de naam van de artiest getoond worden. Radio AAN 1. Selecteer 2. Selecteer getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Pictogram Functie Toont de geluidsinstellingen voor het afstellen van het audiokwaliteitsniveau. Zie Volume/Display/Geluidsregelaars op pagina 5-56. Voorbeeld van gebruik (Zenderlijst updaten en DAB radio beluisteren) pictogram en toon het 1. Selecteer het volgende scherm. Onderwerp BANDinstellingen Instelling Aan/Uit Aan: Als de ontvangstconditie slecht is, wordt een FM zender opgezocht die hetzelfde programma uitzendt en naar deze zender overgeschakeld.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de compact disc (CD) speler* CD uitwerptoets Type Muziek/MP3/WMA/ AAC CD speler Afspeelbare gegevens Muziekgegevens (CDDA) MP3/WMA/AAC bestand OPMERKING Als een disc zowel muziekgegevens (CD-DA) als MP3/WMA/AAC bestanden bevat, verschilt de weergave van de twee of drie bestandstypen afhankelijk van de manier waarop de disc werd opgenomen. CD gleuf Insteken van de CD Steek de CD in de gleuf met het label naar boven gericht.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Weergave Selecteer terwijl een CD is ingestoken het pictogram op het thuisscherm en toon het Amusementscherm. Wanneer wordt geselecteerd, worden de volgende pictogrammen in het onderste gedeelte van de middendisplay getoond. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. (Muziek CD) Toont de sporenlijst van de CD. Selecteer het spoor dat u wilt afspelen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Pictogram Functie Als dit binnen enkele seconden nadat een muziekstuk met afspelen is begonnen wordt geselecteerd, wordt het eerdere muziekstuk geselecteerd. Als er meer dan een paar seconden zijn verstreken nadat een muziekstuk met afspelen is begonnen, wordt het muziekstuk dat op het huidige moment wordt afgespeeld vanaf het begin opnieuw afgespeeld. Lang indrukken voor snelterugspoelen. Deze stopt wanneer u uw hand van het pictogram of de commanderknop wegneemt.
NOTITIES 5–69
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de DVD (Digital Versatile Disc) speler* DVD uitwerptoets Type DVD VIDEO/DVDVR speler Afspeelbare gegevens DVD VIDEO/DVD-VR bestand Insteken van de DVD Steek de DVD in de gleuf met het label naar boven gericht. De DVD wordt automatisch naar binnen getrokken en het bovenste menuscherm van de DVD disc en de controller worden getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Weergave Selecteer terwijl een DVD is ingestoken het pictogram op het thuisscherm en toon het Amusementscherm. Wanneer wordt geselecteerd, wordt het bovenste menuscherm van de DVD en de controller getoond. Wanneer het afspelen door middel van bediening van de controller wordt gestart, worden de volgende pictogrammen aan de onderzijde van het scherm getoond. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Om veiligheidsredenen worden tijdens het rijden geen beelden getoond. Schuif de van de controller om de controller te verplaatsen. Als de modus wordt overgeschakeld naar DVD modus nadat het afspelen van de DVD is gestopt, begint het afspelen opnieuw zonder dat het DVD menuscherm wordt getoond. Instellen van de beeldkwaliteit Helderheid, contrast, tint en kleurdichtheid kunnen worden afgesteld.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Instellingen OPMERKING Het schermdisplay kan verschillen afhankelijk van kwaliteit en specificatie. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Instellingen scherm. Verander het tabblad en selecteer het instellingsitem dat u wilt veranderen. U kunt instellingen in de instellingsdisplay als volgt naar eigen voorkeur instellen: Tabblad AD-Disp Display Veiligheid Geluid Onderwerp Hoogte Helderheidscontrole Overige Zie Actief rijden display op pagina 4-43.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Tabblad Onderwerp Functie Hiermee worden toetsverklaringen aan/uit gezet. Tooltips Taal Verandert de taal. Temperatuur Verandert de instelling tussen Fahrenheit en Celsius. Afstand Verandert de instelling tussen mijlen en kilometers. Gebruikt voor het bijwerken van Gracenote®. Gracenote wordt gebruikt met USB audio en biedt: Muziekdatabase updaten Systeem 1.Aanvullende muziekinformatie (zoals naam van muziekstuk, artiest) 2.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Toepassingen Gebruik van de audiobedieningsschakelaar* OPMERKING Het schermdisplay kan verschillen afhankelijk van kwaliteit en specificatie. Zonder Bluetooth® handsfree Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Toepassingen scherm. De volgende informatie kan worden geverifieerd. Bovenkant scherm Onderwerp Functie Brandstofverbruik Brandstofverbruik Zie Bedrijfstoestand Brandstofverbruikmonitor Energiebesparingsdisplay op pagina 4-107.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Afstellen van het volume Druk de volumetoets omhoog om het volume te verhogen ( ). Druk de volumetoets omlaag om het volume te verlagen ( ).
Interieurvoorzieningen Audio-installatie USB Audio/Bluetooth® Audio/CD Druk op de zoektoets ( ) om vooruit te springen naar het begin van het volgende spoor. Druk op de zoektoets ( ) binnen enkele seconden na het begin van de weergave om het begin van het vorige spoor op te zoeken. Druk op de zoektoets ( ) nadat enkele seconden zijn verstreken om de weergave vanaf het begin van het huidige spoor te starten. Houd de zoektoets ( , ) ingedrukt om de sporen continu omhoog of omlaag af te zoeken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie AUX/USB/iPod modus Audio kan weergegeven worden via de autoluidsprekers door in de handel verkrijgbare draagbare audioapparatuur aan te sluiten op de ingang voor extra apparatuur. Een in de handel verkrijgbare, impedantievrije (3,5 ) stereo ministekkerkabel is vereist. Neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur voor bijzonderheden.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Type C/Type D (Met DVD/CD speler) Ingang voor extra apparatuur OPGELET USB poort Gebruik van de AUX modus (Type A/ Type B) ............................. pagina 5-82 Gebruik van de USB modus (Type A/ Type B) .............................. pagina 5-84 Gebruik van de iPod modus (Type A/ Type B) .............................. pagina 5-88 Gebruik van de AUX modus (Type C/ Type D) ..............................
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de hulpaansluitingen niet gedurende langere tijd gebruiken wanneer de motor stopgezet is of stationair draait. Wanneer apparatuur wordt aangesloten op de ingang voor extra apparatuur of USB poort, kan er zich storing voordoen afhankelijk van de aangesloten apparatuur.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Aansluiting van een apparaat 1. Open het consoledeksel (Met DVD/CD speler). 2. Als de AUX ingang of USB poort voorzien is van een afdekkapje, het afdekkapje verwijderen. 3. Sluit de stekker van het apparaat aan op de USB poort. Aansluiten met behulp van een verbindingskabel OPGELET Plaats geen voorwerpen op de ingang voor extra apparatuur/USB poort en oefen er geen druk op uit wanneer de stekker is ingestoken. OPMERKING 1.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gebruik van de AUX modus (Type A/Type B) 1. Zet het contact op ACC of ON. 2. Druk op de aan/uit/volumeknop om de audio-installatie in te schakelen. 3. Druk de mediatoets ( ) van de audio-installatie in om over te schakelen naar de AUX modus. OPMERKING Wanneer het apparaat niet op de ingang voor extra apparatuur wordt aangesloten, schakelt de modus niet over naar de AUX modus.
NOTITIES 5–83
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gebruik van de USB modus (Type A/Type B) Willekeurige volgorde weergavetoets Audiodisplay Herhaalde weergavetoets Teksttoets Weergave/pauzetoets Spoor terug/terugspoeltoets Map omhoog toets Media/Scan-toets Spoor vooruit/ Map omlaag toets De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid. snelvooruitspoeltoets Type Afspeelbare gegevens USB modus MP3/WMA/AAC bestand OPMERKING USB 3.0 apparatuur wordt door deze installatie niet ondersteund.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Spooraftasting Druk eenmaal op de spoor vooruit toets ( ) om vooruit te gaan naar het begin van het volgende spoor. Druk op de spoor terug toets ( ) binnen enkele seconden na het begin van de weergave om het begin van het vorige spoor op te zoeken. Druk op de spoor terug toets ( ) nadat enkele seconden zijn verstreken om de weergave vanaf het begin van het huidige spoor te starten. Herhaalde weergave Spoor herhalen 1.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Alles willekeurig OPMERKING 1. Druk op de willekeurige weergavetoets (2) tijdens weergave en druk vervolgens binnen 3 seconden nogmaals op de toets om de sporen op het USB apparaat in willekeurige volgorde weer te geven. “ALL RDM” wordt getoond ( wordt getoond naast RDM aan de onderkant van het displaygedeelte). 2. Druk nogmaals op de toets om de weergave in willekeurige volgorde uit te schakelen.
NOTITIES 5–87
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gebruik van de iPod modus (Type A/Type B) Audiodisplay Teksttoets Willekeurige volgorde weergavetoets Herhaalde weergavetoets Spoor terug/terugspoeltoets Spoor vooruit/ snelvooruitspoeltoets Weergave/pauzetoets Categorie omlaag toets Categorie omhoog toets Lijst omhoog toets Lijst omlaag toets Media/Scan-toets De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Spooraftasting Muziek scan Druk eenmaal op de spoor vooruit toets ( ) om vooruit te gaan naar het begin van het volgende spoor. Druk op de spoor terug toets ( ) binnen enkele seconden (afhankelijk van de iPod softwareversie) na het begin van de weergave om het begin van het vorige spoor op te zoeken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Willekeurige weergave Overschakelen van de display Sporen worden willekeurig geselecteerd en weergegeven. Telkens wanneer tijdens weergave op de teksttoets (3) wordt gedrukt verandert de informatie die op de audiodisplay wordt getoond als volgt. Muziekstuk willekeurig 1. Druk op de willekeurige weergavetoets (2) tijdens weergave om de sporen in de lijst in willekeurige volgorde weer te geven.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Het aantal tekens dat getoond kan worden is beperkt. Foutmeldingen Als het bericht “CHECK iPod” wordt getoond, betekent dit dat er een fout is in de iPod. Controleer dat de gegevens die opgenomen zijn in de iPod afspeelbare bestanden bevatten en sluit correct aan. Als de melding opnieuw verschijnt, de installatie door een officiële Mazda reparateur laten controleren.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gebruik van de AUX modus (Type C/Type D) 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Amusementscherm. 2. Selecteer om over te schakelen naar de AUX modus. De volgende pictogrammen worden getoond op het onderste gedeelte van de middendisplay. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. Toont de geluidsinstellingen voor het afstellen van het audiokwaliteitsniveau.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Weergave 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Amusementscherm. 2. Selecteer of om over te schakelen naar de USB modus. De volgende pictogrammen worden getoond op het onderste gedeelte van de middendisplay. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. De lijst met categorieën wordt getoond. De huidige sporenlijst wordt getoond. Selecteer een gewenst spoor om dit af te spelen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Verplaats de schuifregelaar die de afspeeltijd aangeeft om over te gaan naar de gewenste lokatie op het spoor. Het aanzicht van de pictogrammen voor herhalen en shuffle veranderen afhankelijk van de soort bedieningsopdracht waarbij de functie wordt gebruikt. Categorielijst pictogram om de volgende categorielijst te tonen. Selecteer het Selecteer een gewenste categorie en item. Categorie Afspeellijst Artiest Toont de artiestnaamlijst.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Voorbeeld van gebruik (afspelen van alle sporen in een USB apparaat) OPMERKING (Methode 1) Alleen de sporen in de gewenste map geselecteerd in stap 3 worden afgespeeld. 1. Selecteer voor het tonen van de categorielijst. 2. Selecteer . Alle sporen in het USB apparaat worden getoond. 3. Selecteer een gewenst spoor. Het geselecteerde spoor wordt afgespeeld. Alle sporen in het USB apparaat kunnen worden afgespeeld door continue weergave.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gracenote Database (Type C/Type D) Wanneer een USB apparaat op dit apparaat wordt aangesloten en audio wordt weergegeven, wordt de albumnaam, artiestnaam, het genre en de titelinformatie automatisch getoond als er een overeenkomst is tussen de databasecompilatie van het voertuig en de muziek die wordt afgespeeld. De informatie die in dit apparaat is opgeslagen maakt gebruik van de databaseinformatie in de Gracenote-muziekherkenningservice.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie U verklaart dat u Gracenote-gegevens, de Gracenote-software en Gracenote-servers uitsluitend zult gebruiken voor persoonlijke niet-commerciële doeleinden. U verklaart de Gracenote-software of enige Gracenote-gegevens niet af te staan, te kopiëren, over te dragen of te verzenden aan derden. U VERKLAART DAT U GRACENOTE-GEGEVENS, DE GRACENOTE-SOFTWARE OF GRACENOTE-SERVERS NIET ZULT GEBRUIKEN OF EXPLOITEREN OP ANDERE WIJZE DAN HIER UITDRUKKELIJK IS BESCHREVEN.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bijwerken van de database De Gracenote media database kan bijgewerkt worden met behulp van een USB apparaat. 1. Sluit een USB apparaat aan die de software bevat voor het bijwerken van Gracenote. pictogram op het thuisscherm en toon het Instellingen scherm. 2. Selecteer het 3. Selecteer het tabblad en selecteer . 4. Selecteer . De lijst van het updatepakket dat is opgeslagen in het USB apparaat en de versie worden getoond. 5.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth®* Beschrijving van Bluetooth® handsfree Wanneer Bluetooth® apparatuur (mobiele telefoon) op de Bluetooth® eenheid van de auto wordt aangesloten via draadloze verbinding, is het mogelijk telefoongesprekken te voeren of te ontvangen met behulp van de sprekentoets, opneemtoets, ophangtoets op de audiobedieningsschakelaar of door bediening van de middendisplay.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPGELET Bepaalde Bluetooth® mobiele apparatuur is niet compatibel met de auto. Raadpleeg een officiële Mazda reparateur, Mazda's telefonische klantenservice of website voor informatie betreffende compatibiliteit van Bluetooth® mobiele apparatuur: Telefoon: (Duitsland) 0800 4263 738 (8:00—18:00 Middeneuropese tijd) (Behalve Duitsland) 00800 4263 7383 (8:00—18:00 Middeneuropese tijd) (Wereldwijd) 49 (0) 6838 907 287 (8:00—18:00 Middeneuropese tijd) Web: http://www.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Microfoon (handsfree) De microfoon wordt gebruikt voor het inspreken van spraakopdrachten of voor het houden van een handsfree-telefoongesprek. Sprekentoets, opneemtoets en ophangtoets (handsfree) De basisfuncties van Bluetooth® handsfree kunnen worden gebruikt voor bijvoorbeeld bellen of ophangen via het gebruik van de spreken-, opneem- en ophangtoetsen op het stuurwiel.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Gereed maken van Bluetooth® (Type A/Type B) Gereed maken van Bluetooth®handsfree Instelling van de paringcode De 4-cijferige paringcode voor de registratie van uw mobiele telefoon (paring) kan tevoren worden ingesteld. 14.Prompt: “Uw nieuwe koppelingspincode is YYYY. Gebruik deze pincode voor het koppelen van apparaten aan het handsfree-systeem. Wilt u nu een apparaat koppelen?” 15.Zeg: [Geluidssignaal] “Ja” of “Nee”. 16.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Apparatuur kan enkel gepaard worden wanneer de auto geparkeerd is. Als de auto in beweging komt zal de paringprocedure beëindigd worden. Paren tijdens het rijden is gevaarlijk - paar uw apparatuur alvorens u begint te rijden. Parkeer de auto op een veilige plaats alvorens het paren uit te voeren.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Zeg binnen 10 seconden een gepaarde “apparatuurnaam”. Als meer dan twee stuks apparatuur gepaard moeten worden, kunnen deze niet gepaard worden met dezelfde of een gelijkluidende “apparatuurnaam”. OPMERKING 14.Prompt: “Toevoegen XXXXXX - - - (Bijv. “Stan's apparatuur”) (apparatuurnaam). is dit nummer correct?” 15.Zeg: [Geluidssignaal] “Ja” 16.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 6. Zeg: [Geluidssignaal] “Lijst” 7. Prompt: “XXXXX..., XXXXX..., XXXXX... (Bijv. Apparatuur A, apparatuur B, apparatuur C)” (De gesproken begeleiding leest de apparatuurnamen op die in het handsfree systeem geregistreerd zijn.) Druk tijdens het oplezen bij de gewenste apparatuur met een korte druk op de sprekentoets en geef vervolgens een van de volgende spraakopdrachten om deze uit te voeren.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® (Muziekspeler) Wissen van een apparaat 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2. Zeg: [Geluidssignaal] “Setup” 3. Prompt: “Selecteer één van de volgende Koppelingsopties, Bevestiging Prompts, Taal, Wachtwoord, Selecteer Telefoon, of Selecteer muziekspeler.” 4. Zeg: [Geluidssignaal] “Selecteer muziekspeler” 5. Prompt: “Noem de naam van het apparaat dat u wilt selecteren. Beschikbare apparaten zijn XXXXX... (Bijv. apparatuur A), XXXXX... (Bijv.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 8. Zeg: [Geluidssignaal] “X” (Zeg het nummer van de apparatuur die u wilt verwijderen.) OPMERKING Zeg “Alles” voor het verwijderen van alle apparatuur (mobiele telefoon). 9. Prompt: “Wordt gewist XXXXX... (Bijv. apparatuur B...) (Geregistreerde apparatuurnaam). is dit nummer correct?” 10.Zeg: [Geluidssignaal] “Ja” 11. Prompt: “Gewist” Bewerken van geregistreerde apparatuur 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2. Zeg: [Geluidssignaal] “Setup” 3.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 2. Draai de audioregelknop en kies de gewenste modus. Type B * * * Display * PAIR DEVICE Modus Paringmodus Functie Paren van Bluetooth® audioapparatuur Wijzigen van Modus voor de verbinding LINK CHANGE verbindingswijziging naar Bluetooth® audioapparatuur *De indicatie verandert afhankelijk van de geselecteerde modus.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Als Bluetooth® audioapparatuur reeds met de auto is gepaard als een handsfree mobiele telefoon, hoeft deze niet nogmaals gepaard te worden wanneer de apparatuur als Bluetooth® audioapparatuur gebruikt wordt. Omgekeerd hoeft de apparatuur niet nogmaals gepaard te worden als een handsfree mobiele telefoon als deze reeds als Bluetooth® audioapparatuur gepaard is. Registratie van apparatuur is ook mogelijk met behulp van spraakherkenning.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Bij bepaalde Bluetooth® audioapparatuur duurt het enige tijd voordat het “ ” symbool wordt getoond. Als het paren gefaald heeft, knippert “Err” gedurende drie seconden. Het paren kan niet tijdens het rijden uitgevoerd worden. Als u probeert het paren uit te voeren tijdens het rijden, wordt “PAIR DISABLE” getoond.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Selectie van apparatuur Als meerdere apparatuur wordt gepaard, verbindt de Bluetooth® eenheid de laatst gepaarde apparatuur. Als u andere gepaarde apparatuur wilt verbinden, is het nodig de verbinding te wijzigen. Na het wijzigen van de verbinding blijft de volgorde van prioriteit van de apparatuur behouden, ook wanneer het contact wordt uitgezet. 1. Selecteer met behulp van de audioregelknop de verbindingswijzigingmodus “LINK CHANGE” in de “BT SETUP” modus.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Bij bepaalde Bluetooth® audioapparatuur duurt het enige tijd voordat het “ ” symbool wordt getoond. Als een handsfree type mobiele telefoon de meest recent gepaarde apparatuur is, verbindt de Bluetooth® eenheid deze apparatuur. Als u een Bluetooth® type audioapparatuur wilt gebruiken dat reeds eerder met de Bluetooth® eenheid is gepaard, dient de verbinding gewijzigd te worden naar deze apparatuur.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 5. Als een andere selectie dan “GO BACK” is gemaakt en de audioregelknop wordt ingedrukt, wordt “SURE ? NO” getoond. 6. Draai de audioregelknop rechtsom en schakel de display over naar “SURE ? YES”. OPMERKING De display verandert als volgt afhankelijk van of de audioregelknop rechtsom of linksom wordt gedraaid. -Rechtsom: “SURE ? YES” wordt op de display getoond -Linksom: “SURE ? NO” wordt op de display getoond Informatiedisplay van Bluetooth® audioapparatuur 1.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Beschikbare talen (Type A/Type B) De beschikbare talen zijn Engels, Frans, Spaans, Italiaans, Duits, Nederlands en Portugees. Als de taalinstelling wordt veranderd, worden alle gesproken begeleiding en spraakinvoeropdrachten in de gekozen taal gedaan. OPMERKING Als de taalinstelling wordt veranderd, blijft de apparatuurregistratie behouden. Telefoonboekgegevens worden niet gewist, echter voor elke taal is er een apart telefoonboek.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 5. Prompt: “Een moment alstublieft, het telefoonboek in het Frans wordt geïnstalleerd. Frans is geselecteerd.” (Gesproken in de nieuw geselecteerde taal). Spraakherkenning (Type A/Type B) In dit hoofdstuk wordt het basisgebruik van de spraakherkenning verklaard. Activeren van de spraakherkenning Activeren van het hoofdmenu: Druk de opnementoets of sprekentoets kort in.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Let op de volgende punten om vermindering van de spraakherkenning en spraakkwaliteit te voorkomen: Tijdens de gesproken begeleiding of het klinken van de zoemer is gebruik van de spraakherkenning niet mogelijk. Wacht totdat de gesproken begeleiding of de pieptoon is beëindigd alvorens uw opdrachten uit te spreken. Dialecten of een andere bewoording dan de handsfree prompts kunnen niet door de spraakherkenning worden herkend.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Gebruik van Bluetooth® handsfree met een wachtwoord 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2. Prompt: “Handenvrije systeem is geblokkeerd. Voer het wachtwoord in om verder te gaan.” 3. Zeg: [Geluidssigaal] “XXXX” (Zeg het ingestelde wachtwoord, “PCode”.) 4. Als het correcte wachtwoord wordt ingevoerd, kondigt de gesproken begeleiding “XXXXXX... (Bijv. “Mary's apparatuur”) (apparatuurnaam) is aangesloten” wordt aangekondigd.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 7. Prompt: “Bevestiging prompts staat uit/aan.” Spraakherkenningleerfunctie (gebruikerspraakregistratie) (Type A/Type B) Met de spraakherkenningleerfunctie is spraakherkenning mogelijk overeenkomstig de karakteristieken van de spraak van de gebruiker. Als de herkenning van de spraakinvoeropdrachten gericht aan het systeem niet adequaat is, kan met behulp van deze functie de spraakherkenning van de gebruiker door het systeem in grote mate verbeterd worden.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 5. Prompt: “Dit moet u doen in een stille omgeving terwijl de auto stilstaat. Zie de eigenaarshandleiding voor de lijst met benodigde trainingsuitdrukkingen. Druk even op de knop Spraak als u wilt beginnen. U kunt op elk gewenst moment stoppen door op de knop Ophangen te drukken.” 6. Druk de sprekentoets in met een korte druk. 7. De gesproken begeleiding leest het spraakinvoeropdrachtnummer op (zie de lijst met spraakinvoeropdrachten voor spraakherkenningleren). (Bijv.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Spraakherkenning leren aan/uit Paringprocedure 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2. Zeg: [Geluidssignaal] “Inspreken” 3. Prompt: “Registratie is geactiveerd/ gedeactiveerd. Wilt u deze deactiveren/ activeren, of opnieuw inspreken?” 4. Zeg: [Geluidssignaal] “Deactiveren” of “Activeren”. 5. Wanneer “Deactiveren” wordt uitgesproken, wordt het spraakherkenning leren uitgeschakeld.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Voor het automatisch downloaden van de belhistorie en berichten, moeten alle automatische downloadinstellingen zijn ingeschakeld. Zie Communicatie-instellingen op pagina 5-143. Nadat apparatuur is geregistreerd, wordt de apparatuur automatisch door het systeem geïdentificeerd.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Loskoppelen van apparatuur Wijzigen van de pincode pictogram op het 1. Selecteer het thuisscherm en toon het Instellingen scherm. 2. Selecteer het tabblad. 3. Selecteer . 4. Schakel de Bluetooth® instelling in. 5. Selecteer de naam van het huidige verbonden apparaat. 6. Selecteer . De pincode (4 cijfers) kan gewijzigd worden. Wissen van een apparaat pictogram op het 1. Selecteer het thuisscherm en toon het Instellingen scherm. 2. Selecteer het tabblad. 3. Selecteer .
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Overslaan van de gesproken begeleiding (voor sneller gebruik) Druk de sprekentoets in en laat deze los. Let op de volgende punten om vermindering van de spraakherkenning en spraakkwaliteit te voorkomen: Storingzoeken voor spraakherkenning Zeg “instructieprogramma” of “help” als u in de spraakherkenningsmodus een bedieningsmethode niet begrijpt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Als de prestaties van de spraakherkenning onvoldoende zijn. Zie Oplossen van problemen op pagina 5-158.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bediening van de audio-installatie met behulp van spraakherkenning (Type C/ Type D) Hoofdaudiobediening Onderstaande opdrachten zijn voorbeelden van de beschikbare opdrachten. Wanneer de sprekentoets wordt ingedrukt en de volgende opdracht wordt uitgesproken, kan de audio worden bediend. De opdrachten tussen ( ) kunnen worden weggelaten. De betreffende naam en het nummer worden tussen de {} ingevoerd.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® handsfree (Type A/Type B)* Bellen van een telefoonnummer Gebruik van het telefoonboek Telefoonboekregistratie In het Bluetooth® handsfree telefoonboek kunnen telefoonnummers worden geregistreerd. OPMERKING Telefoongesprekken kunnen tot stand gebracht worden door het zeggen van de naam van een persoon (gesproken naam) waarvan het telefoonnummer tevoren in Bluetooth® handsfree is vastgelegd. Zie Telefoonboekregistratie.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 14.Zeg: [Geluidssignaal] “XXXXXXXXXXX” (Zeg het te registreren telefoonnummer.) 15.Prompt: “XXXXXXXXXXX (telefoonnummer registratie). Voeg na de pieptoon meer nummers toe, of zeg 'Terug,' om het laatst toegevoegde nummer nogmaals toe te voegen, of druk op de knop 'Opnemen' om het nummer op te slaan.” 16.(Registratie) Druk de opnementoets in of zeg “Toevoegen” en ga dan verder naar stap 17.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Telefoonboek bewerken De gegevens die in het Bluetooth® handsfree telefoonboek zijn geregistreerd kunnen worden bewerkt. OPMERKING Gebruik deze functie alleen wanneer u geparkeerd staat. Dit is te afleidend om tijdens het rijden te proberen en u maakt dan mogelijk teveel fouten zodat dit weinig effectief is. 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2. Zeg: [Geluidssignaal] “Telefoonboek” 3.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Data wissen uit telefoonboek (Volledige verwijdering van de telefoonboekgegevens) (Wissen van afzonderlijke telefoonboekdata) Alle gegevens die in het Bluetooth® handsfree telefoonboek zijn geregistreerd kunnen worden gewist. Afzonderlijke gegevens die in het Bluetooth® handsfree telefoonboek zijn geregistreerd kunnen worden gewist. OPMERKING Gebruik deze functie alleen wanneer u geparkeerd staat.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Oplezing van de namen die in het Bluetooth® handsfree telefoonboek zijn geregistreerd Bluetooth® handsfree kan de lijst van namen oplezen die in het telefoonboek zijn geregistreerd. 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2. Zeg: [Geluidssignaal] “Telefoonboek” 3. Prompt: “Selecteer één van de volgende opties: Voeg Nieuw Contactpersoon Toe, Bewerken, Naam Toevoegen, Wissen, Alles Verwijderen, of Importeer contactpersoon.” 4.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 6. (Belt) Druk de opnementoets in of zeg “Nummer keuze” en ga dan verder naar stap 7. (Telefoonnummer toevoegen/ invoeren) Zeg “XXXX” (gewenste telefoonnummer) en ga dan verder naar stap 5. (Telefoonnummercorrectie) Zeg, “Terug”. De prompt antwoordt, “Terug. De laatst toegevoegde nummers zijn verwijderd.”. Ga dan terug naar stap 3. 7. Prompt: “Bellen” OPMERKING De “Nummer keuze” opdracht en een telefoonnummer kunnen gecombineerd worden. Bijv.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Overbrengen van een gesprek van handsfree naar een apparaat (mobiele telefoon) Communicatie tussen de handsfreeeenheid en apparatuur (mobiele telefoon) wordt geannuleerd en de lijn kan overgeschakeld worden naar een standaard gesprek met gebruik van apparatuur (mobiele telefoon). 1. Druk de sprekentoets in met een korte druk. 2. Zeg: [Geluidssignaal] “Gesprek door schakelen” 3.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bellen met gebruik van een telefoonnummer 1. Druk de sprekentoets in met een korte druk. 2. Zeg: [Geluidssignaal] “Nummer keuze” 3. Prompt: “Het nummer alstublieft” 4. Zeg:[Geluidssignaal] “XXXXXXXXXXX (telefoonnummer)” 5. Prompt: “XXXXXXXXXXX. (Telefoonnummer) Voeg na de pieptoon meer nummers toe, of zeg 'Terug,' om het laatst toegevoegde nummer nogmaals toe te voegen, of druk op de knop 'Opnemen' om te bellen.” 6.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® handsfree (Type C/Type D)* Bellen van een telefoonnummer Gebruik van het telefoonboek Telefoongesprekken kunnen tot stand gebracht worden door het zeggen van de contactnaam in het gedownloade telefoonboek of de naam van een persoon waarvan het telefoonnummer in Bluetooth® handsfree is vastgelegd. Zie Contact importeren (telefoonboek downloaden) 1. Druk op de sprekentoets. 2. Wacht op de pieptoon. 3. Zeg: “bellen XXXXX... (Bijv. “John”) Mobiel”. 4.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Telefoonboek, registratie van inkomende/uitgaande gesprekken en favorietgeheugens zijn ter bescherming van de privacy voor elke mobiele telefoon specifiek. Favorietenlijst van contacten Maximaal 50 contacten kunnen geregistreerd worden. Het bellen van een nummer duurt korter wanneer het telefoonnummer is geregistreerd. Bovendien hoeft u de persoon die u wilt bellen niet in het telefoonboek op te zoeken. Registreren onder uw favorieten 1.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 5. Het contact kan worden verplaatst nadat dit is geselecteerd. 6. Verschuif het contact of verplaats dit met behulp van de commanderschakelaar en selecteer vervolgens . Veranderen van de contactnaam van uw favorieten 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Communicatiescherm. 2. Selecteer voor het tonen van de favorietenlijst. 3. Selecteer . 4. Selecteer . 5. Selecteer het contact voor het tonen van het toetsenbordscherm. 6.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Terugbelfunctie Belt de laatste persoon (de laatste persoon op de lijst van inkomende gesprekken) die uw mobiele telefoon/auto heeft gebeld. 1. Druk op de sprekentoets. 2. Wacht op de pieptoon. 3.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Ontvangen van een inkomend gesprek Wanneer een inkomend gesprek wordt ontvangen, wordt het kennisgevingscherm voor inkomende gesprekken getoond. De instelling “Binnenkomende gespreksinformatie” moet aan zijn. Zie Communicatie-instellingen op pagina 5-143. Druk voor het aannemen van het gesprek op de opneemtoets op de audiobedieningsschakelaar of selecteer op het scherm.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Pictogram Functie DTMF (tweevoudige toon multi-frequentie signaal) transmissie Deze functie wordt gebruikt wanneer DTMF via het cijfertoetsenbord wordt verzonden. De ontvanger van een DTMF transmissie is in het algemeen een huistelefoonantwoordapparaat of de geautomatiseerde telefooncentrale van een bedrijf. Toets het nummer in met behulp van een cijfertoetsenbord.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® (Automatisch downloaden) De instelling “Autom. download Email” (E-mail) of “Autom. download SMS” (SMS) moet aan zijn. Wanneer de Bluetooth® eenheid is aangesloten op het apparaat, worden berichten automatisch gedownload. Zie Communicatie-instellingen op pagina 5-143. OPMERKING (Handmatig downloaden) Wanneer de instelling “Autom. download Email” (E-mail) of “Autom.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® De volgende pictogrammen worden getoond op het onderste gedeelte van de details op het bericht. De pictogrammen die kunnen worden gebruikt verschillen afhankelijk van de gebruiksomstandigheden. Pictogram Functie Toont het Communicatiemenu. Toont het Postvak In. Geeft een bericht weer. Wanneer dit opnieuw wordt geselecteerd, wordt de weergave tijdelijk stopgezet. Toont het vorige bericht. Toont het volgende bericht.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Voorbeeld van gebruik (verifieer ongelezen e-mail) 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Communicatiescherm. 2. Selecteer om het Postvak In te tonen. 5. Wanneer het bericht wordt ingevoerd en wordt geselecteerd, wordt het bericht als een voorgeprogrammeerd bericht opgeslagen. OPMERKING 3. Selecteer het ongelezen bericht dat vetgedrukt wordt getoond. 4.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Communicatie-instellingen Selecteer het Selecteer Onderwerp pictogram op het thuisscherm en toon het Communicatiescherm. om de instelling wijzigen. Instelling Functie — Ga naar het Bluetooth® instelmenu. Zie Gereed maken van Bluetooth® (Type C/Type D) op pagina 5-120. Binnenkomende gespreksinformatie Aan/Uit Geeft een melding wanneer een inkomend gesprek wordt ontvangen. Autom.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® Audio (Type A/Type B)* OPMERKING Bluetooth® specificatie van toepassing (Aanbevolen) Ver. 2.0 Responsprofiel A2DP (Advanced Audio Distribution Profile) Ver. 1.0/1.2 AVRCP (Audio/Video Remote Control Profile) Ver. 1.0/1.3 A2DP is een profiel dat enkel audio naar de Bluetooth® eenheid verzendt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 2. Zet het contact op ACC of ON. Controleer dat het “ ” symbool op de audiodisplay wordt getoond. Het symbool wordt niet getoond als nietgepaarde Bluetooth® audioapparatuur wordt gebruikt of de Bluetooth® eenheid van de auto defect is. OPMERKING Bij bepaalde Bluetooth® audioapparatuur duurt het enige tijd voordat het “ ” symbool wordt getoond. Weergave 1.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Overschakelen van de display (alleen AVRCP Ver. 1.3) Informatiedisplay van Bluetooth® audioapparatuur Telkens wanneer tijdens weergave op de teksttoets (3) wordt gedrukt verandert de informatie die op de audiodisplay wordt getoond als volgt. Als een Bluetooth® audioapparaat wordt aangesloten, wordt de volgende informatie op de audiodisplay getoond.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® Audio (Type C/Type D)* Bluetooth® specificatie van toepassing (Aanbevolen) Ver. 1.1/1.2/2.0 EDR/2.1 EDR/3.0 (conformiteit) Responsprofiel A2DP (Advanced Audio Distribution Profile) Ver. 1.0/1.2 AVRCP (Audio/Video Remote Control Profile) Ver. 1.0/1.3/1.4 A2DP is een profiel dat enkel audio naar de Bluetooth® eenheid verzendt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Gebruik van de Bluetooth® audio-installatie Overschakelen naar de Bluetooth® audiomodus Schakel over naar de Bluetooth® audiomodus voor het bedienen van de audioapparatuur met behulp van het bedieningspaneel van de audio-installatie voor het beluisteren van muziek of spraakaudio welke is opgenomen op Bluetooth® audioapparatuur. Alle Bluetooth® audioapparatuur dient gepaard te worden met de Bluetooth® eenheid van de auto alvorens deze kan worden gebruikt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Pictogram Functie (AVRCP Ver. 1.3 of hoger) Speelt het muziekstuk dat op dit moment wordt afgespeeld nogmaals af. Wanneer deze opnieuw worden geselecteerd, worden de muziekstukken in de map bij herhaling afgespeeld. Selecteer het muziekstuk nogmaals om dit te annuleren. Pictogrammen veranderen wanneer het muziekstuk wordt herhaald of de map wordt herhaald. (AVRCP Ver. 1.3 of hoger) Speel de muziekstukken in de map in willekeurige volgorde af.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Voorbeeld van gebruik (Bij het zoeken naar een muziekstuk vanaf het hoogste niveau van een apparaat) 1. Selecteer het pictogram en toon de lijst met mappen/bestanden op het hoogste niveau. 2. Wanneer de map is geselecteerd, worden de lijsten met mappen/ bestanden in de map getoond. Wanneer de playlist wordt geselecteerd, wordt de bestandslijst getoond. 3. Selecteer het gewenste muziekstuk. OPMERKING Selecteer om naar een map één niveau hoger te gaan.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Gebruik van Aha™* Aha is een toepassing die kan worden gebruikt voor de ontvangst van diverse internetdata, zoals internetradio en podcasts. Blijf op de hoogte de activiteiten van uw vrienden door het verkrijgen van updates van Facebook en Twitter. Via het gebruik van de lokatieafhankelijke diensten, kunnen diensten en bestemmingen in de buurt worden opgezocht of kan actuele lokale informatie worden verkregen. Zie voor details betreffende Aha, “http://www.aharadio.com/”.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Pictogram Functie Schreeuwen Neemt ingesproken berichten op. Neemt stemgeluid op en verzendt dit als afspeelbare audio naar Facebook en andere sociale zenders. Like*1 Beoordeelt de huidige inhoud als “Leuk”. Dislike*1 Beoordeelt de huidige inhoud als “Niet leuk”. Gaat gedurende 15 seconden terug. Kaart (voertuigen met navigatiesysteem) Toont de bestemming die door de lokatieafhankelijke diensten wordt opgezocht op het navigatiesysteem.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Hoofdmenu Selecteer het pictogram. Verander het tabblad en selecteer de zendercategorie. Tabblad Functie Voorinstellingen Toont de lijst met voorkeuzezenders die op het apparaat is ingesteld. Selecteer de naam van een voorkeuzezender om de gegevens van de zender weer te geven. Vlakbij Selecteer de gewenste zender. Er wordt begeleiding gegeven naar de gezochte bestemming nabij de lokatie van het voertuig.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Voorbeeld van gebruik (Lokatieafhankelijke diensten) 1. Selecteer de gewenste zender in het Vlakbij tabblad op het hoofdmenu. De weergave van de naam of het adres van de bestemming begint in de volgorde van de lijst met bestemmingsnamen. Bericht inspreken Bepaalde sociale zenders, zoals Facebook of Caraoke, ondersteunen de mogelijkheid voor het opnemen en delen van ingesproken berichten met gebruik van de “Schreeuwen” functie. 1.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Gebruik van Stitcher™* Radio Wat is Stitcher™ Radio? Stitcher™ radio is een toepassing die kan worden gebruikt voor het beluisteren van internetradio of streampodcasts. Aanbevolen gegevensinhoud wordt automatisch geselecteerd door deze te registreren en in uw favorieten te plaatsen, of door het indrukken van de Leuk of Niet leuk toets. Zie voor details betreffende Stitcher™ Radio, “http://stitcher.com/”.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Pictogram Functie Gaat gedurende 30 seconden terug. Geeft de zender weer. Selecteer dit nogmaals om de weergave te pauzeren. Gaat verder naar de volgende zender. Toont de geluidsinstellingen voor het afstellen van het audiokwaliteitsniveau. Zie Volume/Display/Geluidsregelaars op pagina 5-56. Zenderlijst pictogram en toon de zenderlijst. 1. Selecteer het Favoriete zendernaam: Selecteer dit om het programma te tonen dat onder uw favorieten is geregistreerd.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Toevoegen aan uw favorieten Als het huidige programma niet onder uw favorieten is geregistreerd, kan dit aan uw favorieten worden toegevoegd. 1. Selecteer het pictogram voor het tonen van de favoriete zender waarvan de registratie kan worden toegevoegd. 2. Selecteer de zendernaam die u wilt registreren. 3. Selecteer om het programma toe te voegen aan de geselecteerde favoriete zender.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Oplossen van problemen* Mazda Bluetooth® Handsfree Klantenservice Als u problemen heeft met Bluetooth®, kunt u gratis bellen met onze klantenservicedienst. Telefoon: (Duitsland) 0800 4263 738 (8:00—18:00 Middeneuropese tijd) (Behalve Duitsland) 00800 4263 7383 (8:00—18:00 Middeneuropese tijd) (Wereldwijd) 49 (0) 6838 907 287 (8:00—18:00 Middeneuropese tijd) Web: http://www.mazdahandsfree.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Probleem Wordt niet automatisch verbonden wanneer de motor gestart wordt Oorzaak De paringinformatie wordt bijgewerkt wanneer het besturingssysteem van het apparaat wordt bijgewerkt. Oplossingsmethode Voer paring nogmaals uit. *1 Instelling die de aanwezigheid opspoort van apparatuur buiten de Bluetooth® eenheid OPMERKING Bij het updaten van het besturingssysteem van de apparatuur bestaat de kans dat de paringinformatie gewist wordt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Probleem Oorzaak Oplossingsmethode Namen in het telefoonboek worden niet gemakkelijk herkend Het Bluetooth® systeem is in een toestand welke herkenning moeilijk maakt. Door het nemen van de volgende maatregelen wordt de spraakherkenning verbeterd. Wis het geheugen uit een telefoonboek dat niet vaak gebruikt wordt. Vermijd verkorte namen, gebruik volledige namen. (Herkenning verbetert naarmate de naam langer is.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Overige problemen Probleem De resterende batterijlading wordt bij de auto en het apparaat verschillend aangeduid Oorzaak Oplossingsmethode De methode van aanduiding is bij de auto en het apparaat verschillend. — Wanneer er vanuit de auto wordt gebeld, wordt het telefoonnummer bijgewerkt in de registratie van inkomende/uitgaande gesprekken, echter de naam verschijnt niet Het nummer is niet in het telefoonboek opgeslagen.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Zonnekleppen Interieurverlichting Voor gebruik van een zonneklep aan de voorzijde, deze naar beneden klappen. Voor gebruik bij een van de zijramen, de zonneklep opzij klappen.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Zonder kaartleeslampen OPMERKING De kaartleeslampen gaan in onderstaande gevallen als de lens wordt ingedrukt niet uit: De plafondverlichtingschakelaar staat in de stand ON. De plafondverlichtingschakelaar staat in de stand portier terwijl een portier open staat. Het instapverlichtingsysteem is aan. OPMERKING (Met kaartleeslampen) Wanneer de voorste plafondverlichtingschakelaar wordt bediend, gaat de achterste plafondverlichting ook aan en uit.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Kofferruimtelamp (Sedan) De kofferruimteverlichting gaat aan wanneer het kofferdeksel wordt geopend en gaat uit wanneer dit wordt gesloten. De verlichting wordt ook uitgeschakeld wanneer: Het contact is ingeschakeld en alle portieren zijn gesloten. Het bestuurdersportier wordt vergrendeld. OPMERKING OPMERKING Om uitgeput raken van de accu te voorkomen, het kofferdeksel niet gedurende lange tijd geopend laten wanneer de motor niet draait.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Stekkerbussen voor accessoires Type A/Type B (Met CD speler) Gebruik uitsluitend originele Mazda accessoires of daaraan gelijkwaardige met een stroomverbruik van niet meer dan 120 W (12 V gelijkstroom, 10 A). Het contact dient op ACC of ON te staan.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting OPGELET Let op de volgende punten om beschadiging van de stekkerbus voor accessoires of het defect raken van het elektrische circuit te voorkomen: Gebruik geen accessoires met een stroomverbruik dat hoger is dan 120 W (12 V gelijkstroom, 10 A). Gebruik geen accessoires die geen originele Mazda accessoires of daaraan gelijkwaardig zijn.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Bekerhouder Voor WAARSCHUWING Gebruik tijdens het rijden de bekerhouder dus nooit voor het vasthouden van hete dranken: Het is gevaarlijk wanneer een bekerhouder tijdens het rijden voor het vasthouden van hete dranken gebruikt wordt. Als de inhoud wordt gemorst, bestaat de kans dat u brandwonden oploopt.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Fleshouder Aan de binnenzijde van de portieren bevinden zich fleshouders. Opbergvakken WAARSCHUWING Houd tijdens het rijden de opbergvakken gesloten: Rijden met geopende opbergvakken is gevaarlijk. Ter vermindering van de kans op letsel tijdens ongevallen of een plotselinge stop, de opbergvakken tijdens het rijden gesloten houden. Fleshouder OPGELET Gebruik de fleshouders niet voor flessen zonder doppen.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Dakconsole* Dit consolevak is geschikt voor het opbergen van een bril of overige accessoires. Dit openen door indrukken en loslaten. Middenconsole Voor het openen, aan de ontgrendeling trekken. Opberglade Handschoenenkast Voor het openenvan de handschoenenkast de vergrendeling naar u toe trekken. De opberglade kan verwijderd worden. Opberglade Voor het sluiten van de handschoenenkast, het handschoenenkastdeksel in het midden stevig aandrukken.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Onderste laadcompartiment* Til de kofferdekselmat op.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Uitneembare asbak* Voor het verwijderen van de asbak, deze omhoog trekken. De uitneembare asbak kan vastgezet en gebruikt worden in een van beide voorste bekerhouders. WAARSCHUWING Gebruik de uitneembare asbak uitsluitend in zijn vaste positie en zorg ervoor dat deze volledig is ingestoken: Gebruik van een asbak die uit zijn vaste positie verwijderd is of niet volledig is ingestoken is gevaarlijk.
NOTITIES 5–172
6 Onderhoud en verzorging Hoe u uw Mazda in topconditie kunt houden. Essentiële informatie .......................................................................... 6-2 Inleiding ........................................................................................ 6-2 Periodieke onderhoudsbeurten ......................................................... 6-3 Periodieke onderhoudsbeurten ...................................................... 6-3 Onderhoudsmonitor* ........................................
Onderhoud en verzorging Essentiële informatie Inleiding Wanneer u dit instruktieboekje gebruikt als richtlijn bij onderhoud of inspectie van uw auto, dient u bijzonder voorzichtig te werk te gaan en het toebrengen van letsel aan uzelf of aan anderen of beschadiging van de auto te voorkomen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Periodieke onderhoudsbeurten OPMERKING Blijf na de aangegeven periode doorgaan met het volgen van het periodieke onderhoud overeenkomstig de voorgeschreven intervallen. Als resultaat van visuele inspectie of meting van de functies en werking van een systeem (prestatie), corrigeren, reinigen of vernieuwen al naargelang vereist.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Europa Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet. Onderhoudsfrequentie Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 ×1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180 MZR 1.6, SKYACTIV-G 1.5 EN SKYACTIV-G 2.0 Elke 120.000 km door beluisteren inspecteren en als er geluiden zijn, afstellen. Klepspeling van motor (Alleen MZR1.6) SKYACTIV-G 1.5 en SKYACTIV-G 2.0 Bougies*1 Elke 120.000 km vernieuwen. MZR1.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet. Onderhoudsfrequentie Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 ×1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180 Bouten en moeren op chassis en carrosserie T T Toestand van carrosserie (op roest, corrosie en perforatie) T T Jaarlijks inspecteren.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten *6 Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, is het aan te bevelen elke 10.000 km of korter de motorolie te verversen en het oliefilter te vernieuwen. a) b) c) d) Gebruiksdoel van het voertuig is als politieauto, taxi of rijschoolauto.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Behalve Europa Israël Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet. Onderhoudsfrequentie 12 24 36 48 60 72 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180 Bougies 84 96 108 120 132 144 Maanden ×1000 km Elke 120.000 km of 6 jaar vernieuwen. Brandstoffilter Elke 135.000 km vernieuwen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Opmerkingen: *1 De aandrijfriemen van de airconditioning, indien voorzien, eveneens inspecteren. Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, de aandrijfriemen elke 10.000 km of korter inspecteren.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Rusland/Wit-Rusland/Azerbeidzjan/Kazachstan Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet. Onderhoudsfrequentie 12 24 36 48 60 72 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180 Elke 120.000 km door beluisteren inspecteren en als er geluiden zijn, afstellen. Klepspeling van motor (Alleen MZR 1.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten *3 Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, de motorolie elke 2500 km of 3 maanden verversen. a) b) c) d) Gebruiksdoel van het voertuig is als politieauto, taxi of rijschoolauto.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Behalve Israël/Rusland/Wit-Rusland/Azerbeidzjan/Kazachstan Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet. Onderhoudsfrequentie Maanden 6 ×1000 km 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 150 160 12 18 24 30 36 42 48 54 60 66 72 78 84 90 96 MZR 1.6, SKYACTIV-G 1.5 EN SKYACTIV-G 2.0 Klepspeling van motor (Alleen MZR 1.6) Elke 120.000 km door beluisteren inspecteren en als er geluiden zijn, afstellen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Opmerkingen: *1 Inspecteer in onderstaande landen de bougies elke 10.000 km of 12 maanden alvorens deze bij de genoemde interval te vernieuwen. Armenië, Angola, Georgië, Hongkong, Jordanië, Macau, Nigeria, Syrië, El Salvador, Guatemala, Costa Rica, Haïti, Bolivia, Honduras, Nicaragua, Peru, Britse Maagdeneilanden, Curaçao, Vietnam, Myanmar, Cambodja *2 Voer de correctie voor de hoeveelheid brandstofinspuiting uit.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Onderhoudsmonitor* Onderhoudsmonitor (Type A/Type B audio) “Olie verversen” met flexibele instelling*1 is beschikbaar. Raadpleeg een officiële Mazda reparateur voor details*2. Zodra het systeem wordt geactiveerd, gaat het moersleutelindikatielampje in de instrumentengroep branden wanneer de resterende gebruiksduur van de olie minder is dan 500 km of het resterende aantal dagen minder is dan 15 (naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet).
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Tabblad Onderwerp Verklaring Instellingen Melding kan in-/uitgeschakeld worden. Afstand (mijl of km) Toont de afstand tot aan de volgende beurt voor het onderling verwisselen van de banden. Selecteer dit item voor het instellen van de afstand voor het onderling verwisselen van de banden.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Voorzorgsmaatregelen betreffende onderhoudswerkzaamheden Routine-onderhoud Het wordt ten zeerste aangeraden de volgende punten dagelijks of tenminste wekelijks te controleren.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING Voer geen onderhoudswerkzaamheden uit als u niet voldoende kennis en ervaring heeft of niet over het juiste gereedschap of de juiste uitrusting beschikt welke voor de uitvoer van het werk noodzakelijk is. Laat onderhoudswerkzaamheden uitvoeren door een deskundige monteur: Het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan een auto kan gevaar opleveren.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Motorkap 2. Steek uw hand in de motorkapopening, schuif de slothefboom naar rechts en til de motorkap omhoog. WAARSCHUWING Controleer altijd of de motorkap gesloten en stevig vergrendeld is: Een motorkap die niet gesloten is en niet stevig is vergrendeld is gevaarlijk aangezien deze tijdens het rijden open kan vliegen en het uitzicht van de bestuurder kan belemmeren, hetgeen een ernstig ongeluk kan veroorzaken. Openen van de motorkap 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Sluiten van de motorkap 1. Controleer de ruimte onder de motorkap om te zien of alle vuldoppen op hun plaats aangebracht zijn en of alle losse voorwerpen (bijv. gereedschap, oliecontainers, enz.) verwijderd zijn. 2. Til de motorkap omhoog, neem de steunstang vast bij het gedeelte met de stootrubber en zet de steunstang in de klem vast. Controleer of de steunstang stevig in de klem vastzit alvorens de motorkap te sluiten. Klem Klem Klem 3.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Overzicht van de motorruimte SKYACTIV-G 1.5 en SKYACTIV-G 2.0 Reservoir van Rem/koppelingsvloeistofreservoir voorruitensproeiervloeistof Accu Zekeringenblok Motoroliepeilstok Dop van koelsysteem Motorolievuldop MZR 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Motorolie OPMERKING Het verversen van de motorolie dient door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur te worden gedaan. Aanbevolen olie Voor het behouden van de onderhoudsinterval (pagina 6-3) en ter bescherming van de motor tegen beschadiging door slechte smering, is het van vitaal belang gebruik te maken van motorolie met de juiste specificatie.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud (SKYACTIV-G 1.5 en SKYACTIV-G 2.0) Temperatuurbereik voor SAE-viscositeitgetallen –40 –30 –20 –10 0 20 10 30 40 Soort –40 –20 0 40 20 60 80 100 Aanbevolen olies Originele Mazda Olie Supra 0W-20 Originele Mazda Olie Ultra 5W-30 Alternatieve oliekwaliteit *1 API SL/SM/SN of ACEA A3/A5 0W-20 5W-30 *1 Gebruik API SM/SN in Kazachstan. (SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Behalve Europa (MZR 1.6) Temperatuurbereik voor SAE-viscositeitgetallen –40 –30 –20 –10 0 20 10 30 40 Soort –40 –20 0 40 20 60 100 80 API SG/SH/SJ/SL/SM/SN of ILSAC GF-II/GF-III/GF-IV/GF-V (SKYACTIV-G 1.5 en SKYACTIV-G 2.0) Temperatuurbereik voor SAE-viscositeitgetallen –40 –30 –20 –10 0 20 10 30 40 Soort –40 –20 0 40 20 60 80 100 API SG/SH/SJ/SL/SM/SN of ILSAC GF-II/GF-III/GF-IV/GF-V (SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud De viscositeit van de motorolie, of dikte, is van invloed op het brandstofverbruik en op de werking van de motor (starten en oliecirculatie) bij lage buitentemperaturen. Motoroliesoorten met een lage viscositeit verlagen het brandstofverbruik en verbeteren de prestaties bij lage buitentemperaturen. Neem bij het kiezen van olie het bereik van de buitentemperaturen in acht waarbij u uw auto tot aan de volgende olieverversingsbeurt gaat gebruiken.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPMERKING (MZR 1.6, SKYACTIV-G 1.5 en SKYACTIV-G 2.0) Het is bij alle motoren normaal dat onder normale rijomstandigheden olie wordt verbruikt. Het is mogelijk dat het motorolieverbruik oploopt tot 0,8 liter/1000 km. Dit kan het gevolg zijn van verdamping, interne ventilatie of verbranding van de smerende olie in de werkende motor. Het is mogelijk dat het olieverbruik hoger is wanneer de motor nog nieuw is als gevolg van het inrijdingsproces.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Terugstellen van de motorstuureenheid OPMERKING Deze procedure is bedoeld voor voertuigen met SKYACTIV-D 2.2 en voertuigen met SKYACTIV-G 1.5 of SKYACTIV-G 2.0 waarbij de flexibele instelling voor het tijdstip van het verversen van de motorolie is geselecteerd.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Controle van het motoroliepeil SKYACTIV-D 2.2 1. Controleer of de auto op een vlakke ondergrond staat. 2. Laat de motor warmdraaien totdat deze de normale bedrijfstemperatuur bereikt heeft. 3. Zet de motor stop en wacht tenminste 5 minuten om de olie naar het carter te laten terugvloeien. 4. Trek de peilstok naar buiten, veeg deze schoon en steek deze weer volledig in. MZR 1.6 Vol In orde Laag OPMERKING Vol In orde Laag SKYACTIV-G 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Motorkoelvloeistof WAARSCHUWING Controleren van het motorkoelvloeistofniveau WAARSCHUWING Geen lucifers of open vuur in de motorruimte gebruiken. VUL GEEN MOTORKOELVLOEISTOF BIJ WANNEER DE MOTOR HEET IS: Een hete motor is gevaarlijk. Als de motor gedraaid heeft, kunnen delen van de motorruimte bijzonder heet worden. U kunt daardoor brandwonden oplopen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud MZR 1.6, SKYACTIV-G 1.5 en SKYACTIV-G 2.0 OPGELET SKYACTIV-D 2.2 Radiateurkoelvloeistof tast de laklaag aan. Spoel dit bij morsen onmiddellijk af. Gebruik enkel zacht (gedemineraliseerd) water in het koelvloeistofmengsel. Water dat mineralen bevat doet afbreuk aan de effectieve werking van de koelvloeistof. Niet enkel water toevoegen. Steeds bijvullen met een juist koelvloeistofmengsel.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET Gebruik geen oplossing die meer dan 60% antivries bevat. Dit vermindert de effectieve werking. Als de aanduiding “FL22” op of in de buurt van de koelsysteemdop wordt aangegeven, wordt bij vervanging van de motorkoelvloeistof gebruik van FL-22 aanbevolen. Gebruik van andere motorkoelvloeistof dan FL-22 kan ernstige schade aan de motor en het koelsysteem toebrengen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Model met links stuur Type A Automatische transmissievloeistof (4-versnellingsbak) Controle van het niveau van de automatische transmissievloeistof Het niveau van de automatische transmissievloeistof dient regelmatig gecontroleerd te worden. Meet dit op onderstaande wijze. Type B Het volume van de transmissievloeistof verandert met de temperatuur.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 5. Trek de peilstok weer naar buiten. Het juiste vloeistofniveau wordt als volgt op de peilstok aangegeven: Schaalverdeling voor koude vloeistof B Indien de motor niet gedraaid heeft en de buitentemperatuur ongeveer 20°C is, dient het vloeistofniveau zich tussen Vol en Laag te bevinden.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Ruitensproeier- en koplampsproeiervloeistof Type B Controle van het sproeiervloeistofniveau F WAARSCHUWING Gebruik steeds gewoon water of ruitensproeiervloeistof in het reservoir: Gebruik van radiateur-antivries in plaats van sproeiervloeistof is gevaarlijk. Als dit op de voorruit gesproeid wordt, zal de voorruit hierdoor verontreinigd worden en uw uitzicht belemmerd worden. Dit kan een ongeluk tot gevolg hebben.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Smering van de carrosserie Alle bewegende punten van de carrosserie zoals de portier-, motorkap-en kofferdekselscharnieren en sloten moeten gesmeerd worden telkens wanneer de motorolie wordt ververst. Gebruik bij koud weer een niet-bevriezend smeermiddel op de sloten. Let er bij het openen van de primaire vergrendeling van de motorkap op, dat de secundaire vergrendeling (de “veiligheidshaak”) de motorkap belet om vanzelf te openen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Verontreiniging van de voorruit of de ruitenwisserbladen door bepaalde substanties kan het effectief functioneren van de ruitenwisserbladen verminderen. Bekende vormen van verontreiniging zijn insecten, boomhars en de “hot wax” behandeling welke door sommige autowas installaties gebruikt wordt.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET De ruitenwisserarm voorzichtig neerlaten en niet tegen de voorruit laten terugklappen om beschadiging van de voorruit te voorkomen. 4. Trek het wisserbladrubber naar beneden en schuif dit uit de wisserbladhouder. OPGELET 5. Verwijder de metalen houders van beide wisserbladrubbers en bevestig deze aan de nieuwe wisserbladrubbers. 6–38 De metalen houders niet buigen of wegwerpen. Deze worden opnieuw gebruikt.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Vernieuwen van het ruitenwisserblad van de achterruit (Hatchback) 2. Trek het wisserbladrubber naar beneden en schuif dit uit de wisserbladhouder. Wanneer de ruitenwisser niet meer goed wist, is het ruitenwisserblad waarschijnlijk versleten of ingescheurd. Vervang het in dat geval. OPGELET Probeer de ruitenwisser niet met de hand te bewegen om beschadiging van de ruitenwisserarm of overige onderdelen te voorkomen. 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 4. Steek het nieuwe wisserbladrubber voorzichtig naar binnen. Monteer het wisserblad daarna in de omgekeerde volgorde van het verwijderen er van.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Accu WAARSCHUWING Lees voor een veilige en juiste behandeling de volgende voorzorgsmaatregelen zorgvuldig alvorens de accu te gebruiken of te inspecteren: Maak bij het werken in de buurt van de accu steeds gebruik van oogbescherming: Werken zonder oogbescherming is gevaarlijk. Accuvloeistof bevat ZWAVELZUUR dat blindheid kan veroorzaken wanneer dit met uw ogen in aanraking komt.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING Houd open vuur en vonken uit de buurt van open accucellen en laat bij het werken in de buurt van een accu geen metalen gereedschap in aanraking komen met de positieve ( ) of negatieve ( ) pool van de accu. Laat de positieve ( ) pool niet in aanraking komen met de carrosserie van de auto: Open vuur en vonken in de buurt van open accucellen zijn gevaarlijk.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Onderhoud van de accu Inspectie van het niveau van het accu-elektroliet* Wanneer het niveau van het accuelektroliet laag is, heeft dit tot gevolg dat de accu snel uitgeput raakt. Voor het in optimale conditie houden van uw accu: Zorg er voor dat de accu steeds stevig gemonteerd is. Houd de bovenzijde van de accu schoon en droog.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Opladen van de accu OPMERKING Alvorens onderhoud aan de accu uit te voeren of deze op te laden, dienen alle accessoires te worden uitgeschakeld en de motor te worden afgezet. Neem voor het vernieuwen van de accu contact op met een officiële Mazda dealer. Bij het aansluiten van de accu deze als laatste bevestigen. Alvorens de accu te laden de doppen verwijderen. (Met i-stop systeem) De accu niet snelladen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud De volgende condities geven aan dat de batterij nagenoeg uitgeput is: Het KEY indikatielampje (groen) in de instrumentengroep knippert gedurende ongeveer 30 seconden nadat de motor is stopgezet. Het systeem functioneert niet en het bedrijfsindikatielampje op de zender knippert niet wanneer de toetsen worden ingedrukt. Het werkingsbereik van het systeem is verminderd.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 5. Verwijder het batterijdeksel en verwijder vervolgens de batterij. OPGELET Zorg ervoor de rubber ring aangegeven in de afbeelding niet te bekrassen of te beschadigen. Als de rubber ring los is komen te zitten, deze opnieuw bevestigen alvorens een nieuwe batterij te plaatsen. Rubber ring 6. Plaats een nieuwe batterij met de positieve pool naar boven gericht en dek de batterij vervolgens af met het batterijdeksel. 7. Sluit de afdekking. 8.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Banden Voor uw veiligheid, een minimaal brandstofverbruik en een optimale levensduur van de banden, dient u de banden steeds op de aanbevolen bandenspanning te houden en het voor uw auto aanbevolen belastbare gewicht en de gewichtsverdeling niet te overschrijden. WAARSCHUWING Gebruik van banden van verschillende soort: Het rijden met uw auto is gevaarlijk wanneer er banden van verschillende soort op gemonteerd zijn.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Na het afstellen van de bandenspanning is initialisering van het bandenspanningcontrolesysteem noodzakelijk om het systeem normaal te laten functioneren. Zie Initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem op pagina 4-181. OPMERKING Controleer de bandenspanning altijd wanneer de banden koud zijn. Bij warme banden wordt normaal de aanbevolen bandenspanning overschreden.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET Voorwaarts Bij het onderling verwisselen van de banden geen gebruik maken van het noodreservewiel (ENKEL VOOR TIJDELIJK GEBRUIK). Controleer bij het onderling verwisselen de banden op ongelijkmatige slijtage en beschadiging.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Indien een band gelijkmatig geheel afgesleten is, verschijnt er een ononderbroken lijn overdwars op het profiel. De band dient in een dergelijk geval vernieuwd te worden. Profielslijtage-indikator Het noodreservewiel is gemakkelijker te hanteren als gevolg van zijn constructie welke lichter en kleiner is dan die van een conventionele band. Deze band dient enkel gebruikt te worden in een noodgeval en enkel voor een korte afstand.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Vernieuwen van een velg WAARSCHUWING Gebruik steeds velgen van de juiste maat op uw auto: Het gebruik van een verkeerde velgmaat is gevaarlijk. Het remvermogen en de bestuurbaarheid kunnen daardoor nadelig beïnvloed worden, hetgeen tot verlies van de macht over het stuur en een ongeluk kan leiden. Wanneer de banden op de juiste wijze gebalanceerd zijn, geeft dit het beste rijcomfort en helpt het slijtage van het bandenprofiel te verminderen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Gloeilampen Met xenon gasontlading koplampen Sedan 6–52 Met halogeen koplampen Hatchback
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Koplampen (Dimlicht/grootlicht) Dagverlichting Koplampen (Dimlicht) Koplampen (Grootlicht)/Dagverlichting* Mistlampen voor* Voorste richtingaanwijzerlampen Positielampen Zijrichtingaanwijzerlampen Remlichten (Met xenon gasontlading koplampen) Achterlichten (Met xenon gasontlading koplampen) Lampen van rem-/achterlichten (Met halogeen koplampen) Achterste richtingaanwijzerlampen Achterlichten (Met xenon gasontlading koplampen) Achteruitrijlampen Mistlamp
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING OPMERKING De xenon gasontladingslampen niet zelf vervangen: Het zelf vervangen van xenon gasontladingslampen is gevaarlijk. Aangezien de xenon gasontladingslampen gebruik maken van hoge spanning, bestaat de kans op een elektrische schok als de lampen verkeerd behandeld worden. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur wanneer vervanging noodzakelijk is.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Koplampen (Met halogeen koplampen) Dimlichtgloeilampen 1. Als u de rechter gloeilamp gaat vernieuwen, de motor starten, het stuurwiel volledig naar links draaien en de motor stopzetten. Als u de linker gloeilamp gaat vernieuwen, het stuurwiel naar rechts draaien en de motor afzetten. 2. Controleer of de koplampschakelaar uitgeschakeld is. 3. Trek aan het midden van elk van de plastic klemmen en verwijder de klemmen. Verwijderen 5.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Grootlichtgloeilampen (Met dagverlichting) Grootlichtgloeilampen (Zonder dagverlichting) 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2. Til de motorkap omhoog. 3. Draai de kap linksom en verwijder deze. 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2. Til de motorkap omhoog. 3.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Dagverlichting/Positielampen (Met xenon gasontlading koplampen) Aangezien de procedure nogal ingewikkeld en moeilijk is, dient het vervangen van de LED lampen door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur te worden gedaan. 3. Trek aan het midden van elk van de plastic klemmen en verwijder de klemmen. Verwijderen OPMERKING Vervangen van de LED gloeilamp is niet mogelijk, aangezien deze in de lampeenheid is ingebouwd.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 6. Maak de gloeilamp los uit de houder. Voorste richtingaanwijzerlampen Positielampen (Met halogeen koplampen) Mistlampen voor* 1. Als u de rechter gloeilamp gaat vernieuwen, de motor starten, het stuurwiel volledig naar links draaien en de motor stopzetten. Als u de linker gloeilamp gaat vernieuwen, het stuurwiel naar rechts draaien en de motor afzetten. 2. Controleer of de mistlichtschakelaar uitgeschakeld is. 3.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 5. Maak de stekker los van de eenheid door het uitsteeksel op de stekker met uw vinger in te drukken en de stekker naar beneden te trekken.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 3. Verwijder de achterbekleding van de kofferruimte. 7. Maak de gloeilamp los uit de houder. Achterste richtingaanwijzerlampen Verwijderen Monteren 4. Trek aan het midden van elk van de plastic klemmen en verwijder de klemmen. 5. Trek de zijbekleding van de kofferruimte weg. Lampen van rem-/achterlichten (Gloeilamp type) Verwijderen Monteren 6. Draai de houder en de gloeilamp linksom en verwijder deze. 6–60 8.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Hatchback (Linkerzijde) Lampen van rem-/achterlichten (Gloeilamp type) 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2. Verwijder de afdekking. 5. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. 6. Steek de uitsteeksels van de afdekking op hun plaats en monteer de afdekking. 3. Draai de houder en de gloeilamp linksom en verwijder deze. 4. Maak de gloeilamp los uit de houder.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud (Rechterzijde) 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2. Draai de knop en verwijder de krikafdekking. 6. Maak de gloeilamp los uit de houder. Achterste richtingaanwijzerlampen Lampen van rem-/achterlichten (Gloeilamp type) 3. Draai de vleugelbout en krikschroef linksom. 4. Verwijder de krik 5. Draai de houder en de gloeilamp linksom en verwijder deze. 6–62 7. Monteer de nieuwe gloeilamp. 8.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 9. Draai de krikschroef in de richting aangegeven in de afbeelding. OPMERKING Controleer dat de afdekking stevig op zijn plaats zit. Achteruitrijlampen (Sedan), Achteruitrijlampen/Achtermistlicht (Hatchback)* Sedan 10.Draai de vleugelbout volledig aan om de krik vast te zetten. OPMERKING Als de krik niet goed wordt vastgezet, kan deze tijdens het rijden gaan rammelen. Let er op dat de krikschroef voldoende stevig wordt vastgedraaid. 11.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 4. Maak de elektrische stekker los van de gloeilamp door het uitsteeksel op de stekker met uw vinger in te drukken en aan de stekker te trekken. 5. Draai de houder en de gloeilamp linksom en verwijder deze. 6. Maak de gloeilamp los uit de houder. 7. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. 6–64 Hatchback 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2. Verwijder de afdekking. 3.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 5. Maak de gloeilamp los uit de houder. Kentekenplaatlampen Sedan 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2. Trek aan het midden van elk van de plastic klemmen en verwijder de klemmen. 3. Trek de kofferdekselbekleding weg. Verwijderen 6. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. Achtermistlicht (Sedan)* 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Hatchback 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2. Omwikkel een platte schroevendraaier met een zachte doek om beschadiging van de lens te voorkomen en verwijder vervolgens de lens door de rand van de lens voorzichtig met de platte schroevendraaier los te wrikken. 3. Maak de gloeilamp los door deze naar buiten te trekken. 4. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Plafondlampen (Voor)* Kofferruimtelamp (Sedan) 1. Verwijder het lenskapje door dit aan beide zijden in te drukken. 2. Maak de gloeilamp los door deze naar buiten te trekken. Rand Plafondlampen (Achter)* 3. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. Bagageruimteverlichting (Hatchback) Rand Make-up spiegeltje verlichtingen* 3. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Zekeringen De elektrische installatie van uw auto is beveiligd tegen beschadiging door overbelasting door middel van zekeringen. 3. Trek de zekering recht uit met behulp van de zekeringtrekker welke aangebracht is op het zekeringenblok in de motorruimte. Indien een van de lampen, elektrische accessoires of bedieningsorganen van uw auto niet functioneert, dient u de betreffende circuitbeveiliging te controleren.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET Vervang een zekering steeds door een originele Mazda zekering of gelijkwaardige van dezelfde capaciteit. Anders bestaat de kans op beschadiging van de elektrische installatie. 3. Indien een zekering behalve de MAIN zekering is doorgeslagen, dient deze vervangen te worden door een nieuwe van hetzelfde amperage. 6. Breng de afdekking aan en controleer dat deze stevig op zijn plaats zit.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Beschrijving van het zekeringenpaneel Zekeringenblok (Motorruimte) Multiplex trage zekering BESCHRIJVING ZEKERINGCAPACITEIT BEVEILIGD ONDERDEEL FOG 15 A Mistlampen voor* 2 H/L HI 20 A Koplampen (grootlicht) 3 H/CLEAN 20 A Koplampsproeier* 4 STOP 10 A Remlichten, mistlamp achter* 5 ROOM 1 15 A Plafondlamp 7,5 A Motorbesturingssysteem* FUEL WARM 15 A Brandstofverwarmer* 8 HAZARD 25 A Waarschuwingsknipperlichten, richtingaan
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud BESCHRIJVING ZEKERINGCAPACITEIT BEVEILIGD ONDERDEEL 19 CNG 15 A 20 AT 15 A Transmissiebesturingssysteem — 21 R.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Zekeringenblok (Linkerzijde) BESCHRIJVING 1 P.WINDOW3 P.SEAT D ZEKERINGCAPACITEIT 30 A BEVEILIGD ONDERDEEL Elektrische zittingafstelling* 2 D.LOCK 25 A Centrale portiervergrendeling 3 P.WINDOW2 25 A Elektrische ruitbediening 4 SEAT WARM 20 A Stoelverwarming* 5 R.OUTLET3 15 A 6 SRS2/ESCL 15 A 7 SUNROOF 10 A Schuifdak* 8 M.DEF 7,5 A Spiegelverwarming* 9 R.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Verzorging van de carrosserie Beschadiging als gevolg van vogeluitwerpselen, insecten of boomhars Bij het aanbrengen van de lak op uw Mazda is voor wat betreft de samenstelling en de spuitmethoden gebruik gemaakt van de laatste technische ontwikkelingen. Oorzaken De beschermende eigenschappen van de lak kunnen echter aangetast worden door schadelijke stoffen in het milieu indien de laklaag niet op de juiste wijze wordt onderhouden.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Vogeluitwerpselen kunnen verwijderd worden met behulp van een zachte spons en water. Indien u onderweg bent en dit niet beschikbaar is, kan het probleem ook met een natte papieren zakdoek verholpen worden. Het betreffende gedeelte dient daarna overeenkomstig de instructies in dit hoofdstuk in de was gezet te worden. Insecten en boomhars kunnen het beste verwijderd worden met een zachte spons en water of met een chemisch reinigingsmiddel.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Volg bij gebruik van een chemisch reinigingsmiddel of poetsmiddel alle aanwijzingen op het etiket en de container. Lees alle waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk OPMERKING Mazda stelt zich niet verantwoordelijk voor krassen die veroorzaakt worden door automatische auto-wasinstallaties of door een verkeerde manier van wassen. Krassen zijn duidelijker waarneembaar op auto's met donkere kleuren.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Na het wassen de auto afdrogen met een schone zeem om de vorming van watervlekken te voorkomen. WAARSCHUWING Droog remmen die nat geworden zijn door langzaam te rijden, het gaspedaal los te laten en het rempedaal enkele malen licht in te trappen totdat de remwerking weer normaal wordt: Rijden met natte remmen is gevaarlijk. De grotere remafstand of het naar één kant trekken van de auto tijdens het remmen kan een ernstig ongeluk veroorzaken.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk 3. Bij het in de was zetten de laag was gelijkmatig aanbrengen met behulp van de bijgeleverde spons of een zachte doek. 4. Veeg de was af met behulp van een zachte doek. OPMERKING Wanneer u voor het verwijderen van olie, teer en dergelijke stoffen gebruik maakt van een vlekkenreinigingsmiddel, zal daardoor meestal tevens de was van de lak verwijderd worden. Zet deze delen opnieuw in de was, ook al is dit voor de rest van de auto niet nodig.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk OPGELET Gebruik geen staalwol, schuurmiddelen of sterke reinigingsmiddelen welke in hoge mate alkali of bijtende bestanddelen bevatten op onderdelen van chroom of geanodiseerd aluminium. Dit kan beschadiging van de beschermlaag tot gevolg hebben alsmede verkleuring of aantasting van de laklaag.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Onderhoud van plastic onderdelen Bij het reinigen van de plastic lenzen van de lampen, geen benzine, petroleum, gezuiverde alcohol, verfverdunner, reinigingmiddelen met hoge zuurtegraad of sterke alkalische reinigingsmiddelen gebruiken. Anders kunnen deze chemische middelen de buitenoppervlakken doen verkleuren of beschadigen, wat een beduidend verlies aan functionaliteit tot gevolg kan hebben.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Verzorging van het interieur Bovenkant van instrumentenpaneel (zachte bekleding) WAARSCHUWING Spuit geen water in de cabine: Het is gevaarlijk wanneer water op elektrische onderdelen zoals de audioinstallatie en schakelaars terechtkomt, aangezien dit defecten of brand kan veroorzaken. Voorzorgsmaatregelen betreffende het dashboard Voorkom dat bijtende oplossingen zoals parfum en cosmetische olie in aanraking komt met het instrumentenpaneel.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk OPMERKING Echt leer is een natuurlijk materiaal en daarom is het oppervlak ervan niet gelijkmatig en kan dit natuurlijke schrammen, krassen en plooien bevatten. Om het materiaal zo lang mogelijk in goede conditie te houden wordt regelmatig onderhoud, ongeveer tweemaal per jaar, aanbevolen. Zand en stof op de zitting kan de bovenlaag van echt leer beschadigen en slijtage bevorderen.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk OPGELET OPMERKING Gebruik uitsluitend de aanbevolen reinigingsmiddelen en procedures. Andere middelen kunnen het uiterlijk en de brandbestendigheid nadelig beïnvloeden. Paneel Wanneer de interieurpanelen gereinigd moeten worden, zacht materiaal gebruiken zoals een zachte doek die is gedompeld in schoon water en goed is uitgewrongen. Verwijder daarmee het vuil voorzichtig van het oppervlak.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Reinigen van het materiaal van de heup/schoudergordels Reinig het gordelmateriaal met een zachte zeepoplossing zoals aanbevolen voor bekleding of tapijten. Volg de instrukties. Het gordelmateriaal niet bleken of verven; het materiaal kan hierdoor verzwakt worden. Laat na het reinigen van de veiligheidsgordels het materiaal van de gordels grondig drogen en controleer alvorens de gordels op te rollen dat deze niet langer vochtig zijn.
7 Als er zich een probleem voordoet Nuttige informatie over wat u kunt doen als er zich een probleem voordoet met de auto. Parkeren in noodgevallen ...................7-2 Parkeren in noodgevallen ...............7-2 Bevestigingsriem voor gevarendriehoek* ............................7-3 Lekke band ..........................................7-4 Opbergplaatsen van reservewiel en gereedschapset ...............................7-4 Lekke band noodreparatieset* ........
Als er zich een probleem voordoet Parkeren in noodgevallen Parkeren in noodgevallen De waarschuwingsknipperlichten dienen steeds te worden gebruikt wanneer u de auto in een noodgeval op de rijbaan of langs de kant van de weg tot stilstand brengt. De waarschuwingsknipperlichten dienen als waarschuwing voor de overige weggebruikers om bijzondere voorzichtigheid in acht te nemen bij het benaderen of passeren van uw auto.
Als er zich een probleem voordoet Parkeren in noodgevallen Bevestigingsriem voor gevarendriehoek* Bewaar de gevarendriehoek in de rechter zijbekleding en zet deze met de riem vast. Sedan Riem Hatchback Riem *Bepaalde modellen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Opbergplaatsen van reservewiel en gereedschapset Het reservewiel en de gereedschapset zijn opgeborgen op de plaatsen aangegeven in het schema.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Hatchback (Met reservewiel) Sleepoog Reservewielbevestigingsbout Wielmoersleutel Schroevendraaier Krik Krikslinger Sleutel Gereedschapset (Zonder reservewiel) Reservewiel Bandreparatieset Sleepoog Krikslinger Wielmoersleutel Bepaalde modellen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Krik* 2. Draai de vleugelbout en krikschroef linksom. OPMERKING Uw voertuig is al dan niet uitgerust met een krik en wielmoersleutel. Raadpleeg voor bijzonderheden een officiële Mazda dealer. Verwijderen van de krik 1. (Sedan) Duw de vergrendellippen in en verwijder de krikafdekking. Vastzetten van de krik Uitsteeksels 1.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPMERKING Als de krik niet goed wordt vastgezet, kan deze tijdens het rijden gaan rammelen. Let er op dat de krikschroef voldoende stevig wordt vastgedraaid. 4. Steek de uitsteeksels van de afdekking op hun plaats en monteer de afdekking. (Sedan) Reservewiel* Uw Mazda is uitgerust met een noodreservewiel.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPGELET Bij het gebruik van het noodreservewiel is het mogelijk dat de rijstabiliteit vermindert vergeleken met wanneer enkel de conventionele band wordt gebruikt. Rijd voorzichtig. Ter voorkoming van beschadiging van het noodreservewiel of van de auto dienen de volgende voorzorgsmaatregelen in acht genomen te worden: 7–8 Rijd niet sneller dan 80 km/h. Vermijd het rijden over obstakels.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Lekke band noodreparatieset* De lekke band noodreparatieset die bij uw Mazda wordt geleverd is voor een tijdelijke reparatie van een licht beschadigde lekke band welke veroorzaakt is door het rijden over spijkers of soortgelijke scherpe voorwerpen op het wegdek. Voer de noodreparatie van de lekke band uit zonder de spijker of soortgelijke scherpe voorwerp dat de lekke band heeft veroorzaakt te verwijderen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band WAARSCHUWING OPMERKING Houd kinderen buiten het bereik van de bandreparatievloeistof: Inslikken van bandreparatievloeistof is gevaarlijk. In het geval bandreparatievloeistof per ongeluk wordt ingeslikt, onmiddellijk grote hoeveelheden water drinken en medische hulp inroepen. Bandreparatievloeistof welke in aanraking komt met de ogen en de huid is gevaarlijk.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 4. Schakel indien nodig de waarschuwingsknipperlichten in en plaats de gevarendriehoek. 5. Laat de passagiers uitstappen, neem de lading uit de auto en verwijder de bandreparatieset. Sedan 6. Schud de fles met afdichtmiddel om de inhoud te mengen. Trek vervolgens de inspuitslang naar buiten. Inspuitslang OPGELET Hatchback De fles niet teveel schudden.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 7. Trek de compressorslang en de compressorstekker uit de luchtcompressor. 9. Verwijder de ventieldop van het ventiel van de lekke band, monteer de inspuitslang aan het bandventiel, draai de mof naar rechts en zet deze vast. Compressorslang Ventiel Ventieldop Inspuitslang 8. Monteer de compressorslang die uit de luchtcompressor is getrokken aan het inspuitventiel van de fles. Compressorslang Inspuitslang 10.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 11. Steek de stekker van de luchtcompressor in de stekkerbus voor accessoires binnen in het voertuig en zet het contact op ACC. Zie Stekkerbussen voor accessoires op pagina 5-165. Stekker van compressor OPMERKING De bandenspanning kan tijdelijk toenemen tot ongeveer 300 kPa (3,1 kgf/cm2, 3 bar, 43,5 psi) om het afdichtmiddel door het ventiel te spuiten.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPMERKING Controleer voor de correcte bandenspanning het bandenspanningslabel (frame van het bestuurdersportier). Laat de luchtcompressor niet 10 minuten of langer achter elkaar werken, aangezien gebruik gedurende langere tijd defecten kan veroorzaken. Als de bandenspanning niet toeneemt, is reparatie van de band niet mogelijk. Als de band niet binnen 10 minuten de voorgeschreven bandenspanning bereikt, heeft deze mogelijk grote schade opgelopen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPGELET Wanneer de slang wordt verwijderd kan het achtergebleven afdichtmiddel in de fles naar buiten spuiten. Verwijder de slang voorzichtig omdat u afdichtmiddel dat in contact is gekomen met kleding of andere voorwerpen mogelijk niet kunt verwijderen. 16.Monteer de dop van het bandventiel. 17.Berg de bandreparatieset op in de kofferruimte/bagageruimte. 18.Begin onmiddellijk te rijden om het afdichtmiddel in de band te verspreiden.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 20.De noodreparatie van de lekke band is met succes voltooid als de bandenspanning niet afneemt. Rijd voorzichtig onmiddellijk naar de dichtstbijzijnde deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, om de lekke band te laten vernieuwen. Het wordt aanbevolen de lekke band door een nieuwe te vervangen. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, als de band gerepareerd of opnieuw gebruikt gaat worden.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Verwisselen van een lekke band (met reservewiel) OPMERKING Zorg ervoor dat de krik goed gesmeerd is alvorens deze te gebruiken. OPMERKING Als zich tijdens het rijden het volgende voordoet, kan dit duiden op een lekke band. Sturen wordt zwaar. De auto begint buitengewoon te trillen. Het voertuig trekt naar één kant.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Verwijderen van een lekke band 1. Als uw auto uitgerust is met een wieldop, de wieldop met behulp van het afgeschuinde uiteinde van de krikslinger loswrikken. OPMERKING 4. Draai de krikschroef in de richting aangegeven in de afbeelding en stel de krikkop af dichtbij het kriksteunpunt. Krikkop 5. Plaats de krik onder het kriksteunpunt dat zich het dichtste bij de te verwisselen band bevindt met de krikkop recht onder het kriksteunpunt.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 6. Ga door met het geleidelijk omhoog brengen van de krikkop door de schroef met uw hand te draaien totdat de krikkop in het kriksteunpunt grijpt. Wielblokken Kriksteunpunt WAARSCHUWING Gebruik uitsluitend de kriksteunpunten aan de voor- en achterzijde die in deze handleiding worden aanbevolen: Het is gevaarlijk de auto op te krikken bij andere kriksteunpunten dan die welke in deze handleiding worden aanbevolen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 7. Haak de krikslinger vast en bevestig de wielmoersleutel aan de wielkrik. WAARSCHUWING De auto niet hoger opkrikken dan noodzakelijk: Het hoger opkrikken van de auto dan noodzakelijk is gevaarlijk aangezien dit de auto uit balans kan brengen wat een ongeluk kan veroorzaken. 8. Draai de krikhendel rechtsom en krik de auto zodanig omhoog dat het reservewiel gemonteerd kan worden.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Monteren van het reservewiel 1. Verwijder alle vuil en overige verontreiniging van de montagevlakken van het wiel, de naaf en de naafbouten met behulp van een doek. 3. Monteer de wielmoeren met de afgeschuinde zijde naar binnen gericht; draai ze vervolgens hand-vast.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 4. Draai de wielmoersleutel linksom en laat de auto tot op de grond zakken. Gebruik de wielmoersleutel om de wielmoeren in de aangegeven volgorde vast te draaien. Indien u onzeker bent of de wielmoeren voldoende strak aangetrokken zijn, dient u ze te laten controleren door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPMERKING Druk na het monteren van de reserveband niet op de instelschakelaar van het bandenspanningcontrolesysteem. De schakelaar dient alleen te worden ingedrukt na het monteren van de gerepareerde lekke band of na het monteren van een nieuwe band (pagina 4-46). WAARSCHUWING Rijd nooit met banden waarvan de bandenspanning niet juist is: Het rijden met banden waarvan de bandenspanning niet juist is, is gevaarlijk.
Als er zich een probleem voordoet Accu is uitgeput Starten met een hulpaccu Starten met een hulpaccu kan gevaarlijk zijn wanneer dit niet op de juiste wijze gebeurt. Volg daarom de procedure nauwkeurig op. Indien u hiermee niet vertrouwd bent, raden wij u ten sterkste aan het starten van uw auto met een hulpaccu over te laten aan een deskundige monteur of aan de wegenwacht.
Als er zich een probleem voordoet Accu is uitgeput WAARSCHUWING Sluit de negatieve kabel aan op een geschikt massapunt op afstand van de accu: Het aansluiten van het uiteinde van de tweede hulpstartkabel op de negatieve ( ) pool van de uitgeputte accu is gevaarlijk. Het gas rondom de accu kan door een vonk tot ontploffing komen en iemand letsel toebrengen.
Als er zich een probleem voordoet Accu is uitgeput 1. Verwijder het accudeksel. 2. Controleer of de hulpaccu 12 V is en of de negatieve pool daarvan met de massa verbonden is. 3. Indien de hulpaccu zich in een andere auto bevindt, mogen beide auto's elkaar niet raken. Zet de motor van de auto met de hulpaccu stop en schakel alle niet noodzakelijke elektrische verbruikers in beide auto's uit. 4. Sluit de hulpstartkabels in precies dezelfde volgorde aan zoals is aangegeven in de illustratie.
Als er zich een probleem voordoet Accu is uitgeput OPMERKING Controleer of de deksels stevig op hun plaats zijn aangebracht.
Als er zich een probleem voordoet Starten in noodgevallen Starten van een verzopen motor (MZR 1.6, SKYACTIV-G 1.5 en SKYACTIV-G 2.0) Indien de motor weigert te starten, bestaat de kans dat deze is “verzopen” (motor heeft een overmaat aan brandstof toegevoerd gekregen). Volg onderstaande procedure: 1. Als de motor bij de eerste poging binnen vijf seconden niet start, tien seconden wachten en opnieuw proberen. 2. Zorg er voor dat de handrem aangetrokken is. 3.
Als er zich een probleem voordoet Starten in noodgevallen Leegraken van de brandstoftank (SKYACTIV-D 2.2) OPGELET Probeer de motor niet langer dan telkens 30 seconden achtereen te starten. Dit om schade aan de startmotor te voorkomen. Indien de motor weigert te starten, ongeveer 10 seconden wachten alvorens opnieuw te proberen. Als de brandstoftank van uw auto is leeggeraakt, tenminste 10 liter brandstof bijvullen en de motor opnieuw proberen te starten.
Als er zich een probleem voordoet Oververhitting Oververhitting Indien het waarschuwingslampje voor hoge motorkoelvloeistoftemperatuur gaat branden, de auto vermogen verliest of u een luid tikkend of pingelend geluid hoort, is de motor waarschijnlijk oververhit. WAARSCHUWING Zet het contact uit en let er op dat de ventilator niet draait alvorens te proberen in de buurt van de koelventilator te werken: Werken in de buurt van de koelventilator wanneer deze draait is gevaarlijk.
Als er zich een probleem voordoet Oververhitting 7. Controleer nadat de motor is afgekoeld het niveau van de koelvloeistof. Als het niveau laag is, kijken of er lekkages van koelvloeistof zijn bij de radiateur en de slangen. Als u een lekkage of andere beschadiging aantreft of als er nog steeds koelvloeistof naar buiten lekt: Zet de motor stop en neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. MZR 1.6, SKYACTIV-G 1.5 en SKYACTIV-G 2.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen Sleepmethoden Indien slepen noodzakelijk is, wordt het aanbevolen dit aan een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur of aan een erkend sleepbedrijf over te laten. OPGELET Om beschadiging van de auto te voorkomen, is het van belang dat de juiste takel- en sleepmethoden gebruikt worden. Daarbij dient men de wettelijke bepalingen omtrent het slepen van auto's in acht te nemen.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen Sleephaken OPGELET Volg onderstaande instrukties wanneer u de auto met alle vier wielen op de grond gaat slepen. Schakel over naar neutraal (handgeschakelde versnellingsbak) of naar stand N (automatische transmissie). Zet het contact op ACC. Ontspan de handrem. U dient er rekening mee te houden dat de rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging niet zullen functioneren wanneer de motor niet draait.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen Sleephaken 1. Verwijder het sleepoog en de wielmoersleutel uit de bagageruimte (pagina 7-4). 2. Omwikkel een schroevendraaier met plat uiteinde of soortgelijk gereedschap met een zachte doek om beschadiging van de laklaag van de bumper te voorkomen en open het kapje in de voorbumper of achterbumper. Voor OPGELET Niet forceren, aangezien anders het kapje of de laklaag van de bumper beschadigd kan raken.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen Achter Wielmoersleutel Sleepoog 4. Haak de sleepkabel vast in het sleepoog. OPGELET Als het sleepoog niet stevig is vastgedraaid, kan dit los komen te zitten of tijdens het slepen van de auto uit de bumper getrokken worden. Zorg er voor dat het sleepoog stevig aan de bumper wordt bevestigd.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Als een waarschuwingslampje gaat branden of knipperen Als een van de waarschuwingslampjes gaat branden/knipperen, voor het betreffende lampje de juiste actie ondernemen. Er is geen probleem als het lampje uit gaat, echter als het lampje niet uit gaat of opnieuw gaat branden/knipperen, een officiële Mazda reparateur raadplegen.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand. Als een van onderstaande waarschuwingslampjes gaat branden, is er mogelijk een defect in het systeem. Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand en neem contact op met een officiële Mazda reparateur.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Als de stuureenheid van het elektronisch remkrachtverdelingssysteem vaststelt dat bepaalde onderdelen niet goed functioneren, is het mogelijk dat de stuureenheid het remwaarschuwingslampje en het ABS waarschuwingslampje tegelijkertijd laat branden. Er is vermoedelijk een probleem in het elektronisch remkrachtverdelingssysteem.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Dit waarschuwingslampje geeft aan dat de druk van de motorolie laag is. OPGELET De motor niet laten draaien wanneer de oliedruk laag is. Anders kan dit uitgebreide motorschade tot gevolg hebben. Als tijdens het rijden het lampje gaat branden of de waarschuwingsindikatie wordt getoond: Motoroliewaarschuwingslampje 1.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Het lampje gaat branden/knipperen als er een defect is in de elektrische stuurbekrachtiging. Als het lampje gaat branden/knipperen, de auto op een veilige plaats tot stilstand brengen en het stuurwiel niet draaien. Als het lampje na enige tijd uit gaat, is er geen probleem.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Wanneer het ABS waarschuwingslampje van het ABS systeem tijdens het rijden blijft branden, geeft dit aan dat de ABS besturingseenheid een defect in het systeem vastgesteld heeft. In dat geval zal het remsysteem op dezelfde wijze werken als bij een auto zonder ABS. Als dit gebeurt, dient u zo spoedig mogelijk een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur te raadplegen.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Dit waarschuwingslampje gaat branden wanneer het contact op ON gezet wordt. De kleur van de verlichting verandert van oranje naar groen wanneer het rijbaanveranderingcontrolesysteem in werking is, of wordt uitgeschakeld wanneer het systeem wordt uitgeschakeld. Het lampje blijft branden als het systeem defect is. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Als het bandenspanningcontrolesysteem defect is, gaat het waarschuwingslampje voor de bandenspanning gedurende ongeveer 1 minuut knipperen wanneer het contact op ON gezet wordt en vervolgens continu branden. Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Het waarschuwingslampje gaat knipperen als het systeem defect is. Laat uw auto bij een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren. Het LDWS werkt niet wanneer het waarschuwingslampje knippert.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing (Oranje) Het waarschuwingslampje knippert als er een defect is in het systeem terwijl het Mazda (Knippert) Radar Cruise Control (MRCC) systeem is ingeschakeld. Laat uw auto bij een deskundige Waarschuwingslampje reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel Met waarschuwingslampje voor voorpassagierszitting Het veiligheidsgordelwaarschuwingslampje gaat branden als de bestuurdersstoel of voorpassagierszitting bezet is en de veiligheidsgordel niet vastgemaakt is terwijl het contact op ON staat.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Open-portier waarschuwingslampje 120km/h waarschuwingslampje* Waarschuwing Te nemen maatregel Het lampje gaat branden als een van de portieren niet goed is gesloten. Het portier goed sluiten. Het 120 km/h waarschuwingslampje gaat branden wanneer de rijsnelheid hoger wordt dan 120 km/h. Verminder de rijsnelheid.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel Inspecteer de banden en stel deze af op de Wanneer het waarschuwingslampje brandt en voorgeschreven bandenspanning (pagina 6-47). de waarschuwingszoemer klinkt (ongeveer 3 seconden), is de bandenspanning in één of meerdere van de banden te laag.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel (Voertuigen met type C/type D audio) Controleer de reden waarom het waarschuwingslampje brandt op de middendisplay (pagina 7-36). Als de reden waarom het waarschuwingslampje brandt het gevolg is van een verontreinigde voorruit, de voorruit reinigen. Als het waarschuwingslampje brandt (Oranje) vanwege een vuile radarsensor, het Waarschuwingslampje voorembleem reinigen.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Berichten die verschijnen op de multi-informatiedisplay Als er een melding is van het voertuig, verschijnt een bericht op de multi-informatiedisplay. Controleer de informatie en neem de noodzakelijke maatregel. (Displayvoorbeeld) Als het waarschuwingslampje gelijktijdig gaat branden/knipperen of een symbool op de display wordt aangegeven, de informatie betreffende het waarschuwingslampje of symbool controleren.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Display Inhoud Wordt aangegeven wanneer de startdrukknop wordt ingedrukt terwijl de keuzehendel niet in stand P staat. Te nemen maatregel Zet de keuzehendel in de stand P. Druk nogmaals op de startdrukknop Wordt aangegeven wanneer een om de motor te starten.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Berichten die verschijnen op de display* Als een bericht wordt getoond op de middendisplay (Type C/Type D audio), overeenkomstig het getoonde bericht de juiste maatregel nemen (op kalme wijze). (Displayvoorbeeld) Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand. Als de volgende berichten in de middendisplay worden getoond (Type C/Type D audio), is er mogelijk een defect in een voertuigsysteem.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Let er op dat het bericht niet langer getoond wordt Wordt getoond in de volgende gevallen: Display Aangegeven toestand/Te nemen maatregel Wordt getoond als het i-ELOOP systeem moet worden geladen. Laat de motor stationair draaien en wacht totdat het bericht verdwenen is. OPMERKING Als er met de auto wordt gereden terwijl het bericht wordt getoond, gaat er een zoemer klinken.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers In de volgende gevallen wordt een waarschuwingszoemer geactiveerd OPMERKING Waarschuwing voor nietuitgeschakelde verlichting De waarschuwing voor niet-uitgeschakelde verlichting is operationeel wanneer de tijdinstelling*1 van de automatische uitschakelfunctie van de koplampen uit is.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers WAARSCHUWING OPMERKING Rijd niet met de auto wanneer de waarschuwingszoemer voor het systeem van de airbag/voorspanners van veiligheidsgordels klinkt: Rijden met de auto terwijl de waarschuwingzoemer voor het systeem van de airbag/voorspanners van veiligheidsgordels klinkt is gevaarlijk.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Sleutel uit auto verwijderd waarschuwingszoemtoon Er wordt 6 maal een pieptoon gegeven en het KEY waarschuwingslampje (rood) gaat continu knipperen als het contact niet is uitgezet, alle portieren gesloten zijn en de sleutel uit de auto verwijderd wordt. Dit is om de bestuurder te waarschuwen dat de sleutel uit de auto is verwijderd en dat het contact niet is uitgezet.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers i-ELOOP waarschuwingszoemer* i-stop waarschuwingszoemer Als het stationair draaien van de motor is gestopt en het bestuurdersportier wordt geopend, klinkt er een waarschuwingstoon om de bestuurder te attenderen dat het stationair draaien is gestopt. Dit stopt wanneer het bestuurdersportier wordt gesloten. De waarschuwingszoemer klinkt als de motor gestopt is en de volgende handelingen worden uitgevoerd.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM) waarschuwingszoemer* De waarschuwingszoemer wordt op hetzelfde moment geactiveerd als dat het RVM waarschuwingsindikatielampje begint te knipperen om de bestuurder te attenderen. OPMERKING Een gebruikersfunctie is beschikbaar voor het wijzigen van het geluidsvolume van de waarschuwingszoemer. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-16.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Waarschuwing voor botsing* Als er de kans bestaat op een botsing met een voorliggend voertuig, klinkt er onafgebroken een pieptoon en wordt een waarschuwing aangegeven op de display. 120 km/h waarschuwingszoemer* Als de rijsnelheid hoger wordt dan 120 km/h, klinkt er gedurende 5 seconden een pieptoon.
Als er zich een probleem voordoet Wanneer de achterklep/het kofferdeksel niet geopend kan worden Wanneer de achterklep/ het kofferdeksel niet geopend kan worden 2. Draai de hendel naar rechts om de achterklep te ontgrendelen. Als de accu van de auto uitgeput is of als er een defect is in het elektrische systeem en de achterklep/het kofferdeksel niet geopend kan worden, bij wijze van noodmaatregel de volgende procedure uitvoeren om de achterklep/het kofferdeksel te openen: Hendel Kapje (Hatchback) 1.
Als er zich een probleem voordoet Wanneer de achterklep/het kofferdeksel niet geopend kan worden 3. (Europees model) Draai de schroef linksom en verwijder deze en verwijder vervolgens het binnenkapje. 5. Verplaats de hendel naar links om het kofferdeksel te openen. Schroef 4. Verplaats de hendel naar links om de rugleuning neer te klappen.
Als er zich een probleem voordoet Actief rijden display functioneert niet Als de actief rijden display niet functioneert Als de actief rijden display niet functioneert, het contact uit zetten en vervolgens de motor opnieuw starten. Als de actief rijden display ook na het opnieuw starten van de motor niet functioneert, de auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, laten inspecteren.
8 Informatie voor de eigenaar Belangrijke consumenteninformatie zoals garanties en aanvullende apparatuur Garantie .............................................................................................. 8-2 Registratie van de auto in het buitenland ...................................... 8-2 Installatie van niet-originele onderdelen en accessoires ............... 8-3 Mobiele telefoons ................................................................................
Informatie voor de eigenaar Garantie Registratie van de auto in het buitenland Registratie van uw voertuig in het buitenland kan problemen opleveren afhankelijk ervan of het voertuig voldoet aan de specifieke emissie- en veiligheidsnormen van het land waarin het voertuig gebruikt gaat worden. Als gevolg bestaat de kans dat om aan de normen te kunnen voldoen op eigen kosten wijzigingen aan het voertuig aangebracht moeten worden.
Informatie voor de eigenaar Garantie Installatie van niet-originele onderdelen en accessoires Het aanbrengen van technische wijzigingen aan de originele staat van uw Mazda kan van invloed zijn op de veiligheid van uw auto. Dergelijke technische wijzigingen omvatten niet alleen het gebruik van niet geschikte onderdelen, maar ook accessoires, uitrusting of hulpstukken, zoals velgen en banden. Originele Mazda onderdelen en originele Mazda accessoires zijn specifiek ontworpen voor Mazda automobielen.
Informatie voor de eigenaar Mobiele telefoons Waarschuwing voor het gebruik van mobiele telefoons WAARSCHUWING Houd u aan de wettelijke regelingen in uw land betreffende het gebruik van communicatieapparatuur in auto's: Het is gevaarlijk wanneer tijdens het rijden door de bestuurder elektrische apparatuur zoals mobiele telefoons, computers, draagbare radio's, autonavigatiesystemen of andere apparatuur worden gebruikt.
Informatie voor de eigenaar Registratie van voertuiggegevens Registratie van voertuiggegevens Deze auto is uitgerust met een computer die de volgende belangrijke gegevens van de auto registreert welke verband houden met de elektronische besturing, rijgegevens en overige gebruiksomstandigheden.
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit Verklaring van Conformiteit Afstandbediende portiervergrendeling/Start-blokkeersysteem 8–6
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–7
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–8
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM) 8–9
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–10
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit Bluetooth® handsfree Type A/Type B 8–11
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–12
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit Type C/Type D 8–13
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–14
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–15
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–16
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)/Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem/Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) 8–17
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–18
Informatie voor de eigenaar Elektromagnetische compatibiliteit Elektromagnetische compatibiliteit Uw Mazda is getest en goedgekeurd inzake bepaling UNECE*1 10 welke verband houdt met elektromagnetische compatibiliteit. Radio Frequentie (RF) zendapparatuur (bijv. mobiele telefoons, amateur radiozenders, enz.) mag enkel in uw Mazda geïnstalleerd worden als deze voldoet aan de parameters die in onderstaande tabel worden getoond.
Informatie voor de eigenaar Elektromagnetische compatibiliteit Antenneposities: : rechtsvoor op dak : linksvoor op dak : midden van dak : beide zijden van achterklep (Hatchback) : beide zijden van kofferdeksel (Sedan) Frequentieband (MHz) Maximaal uitgangsvermogen (Watt) 50 — 54 50 68 — 87,5 50 142 — 176 50 380 — 470 50 806 — 940 10 1200 — 1300 10 1710 — 1885 10 1885 — 2025 10 2400 — 2500 0,01*1 Antenneposities In een cabine*1 *1 Enkel voor Bluetooth® OPMERKING Controleer na het in
Informatie voor de eigenaar Inzamelen/opruimen van afgedankte apparatuur/gebruikte batterijen Informatie voor gebruikers betreffende het inzamelen en opruimen van afgedankte apparatuur en gebruikte batterijen Zie voor het opruimen van uw oude batterijen onderstaande informatie.
Informatie voor de eigenaar Inzamelen/opruimen van afgedankte apparatuur/gebruikte batterijen Informatie over opruimen in overige landen buiten de Europese Unie Bovenstaande symbolen zijn enkel geldig in de Europese Unie. Neem als u afgedankte producten en gebruikte batterijen wilt opruimen contact op met uw plaatselijke gemeente, afvalverwerkingsbedrijf of verkooppunt waar u de producten heeft gekocht en vraag naar de juiste methode van opruimen.
9 Technische gegevens Technische informatie over uw Mazda. Identificatienummers ......................................................................... 9-2 Voertuiginformatielabels ............................................................... 9-2 Technische gegevens ........................................................................... 9-5 Technische gegevens ..................................................................... 9-5 Gebruikersinstellingen ............................................
Technische gegevens Identificatienummers Voertuiginformatielabels Voertuig-identificatienummer (Zuid-Afrika, Vereniging van Arabische Golfstaten) Met het voertuig-identificatienummer wordt uw voertuig wettelijk geïdentificeerd. Het nummer staat op een plaatje dat bevestigd is aan het ventilatiekastpaneel aan de linkerhoek van het instrumentenpaneel. Dit plaatje is door de voorruit gemakkelijk zichtbaar.
Technische gegevens Identificatienummers Informatielabel voor uitlaatgasreiniging (Filippijnen) Bandenspanningslabel Type B Model met rechts stuur Model met links stuur Type A Motornummer MZR 1.
Technische gegevens Identificatienummers SKYACTIV-G 1.5, SKYACTIV-G 2.0 Voorwaarts SKYACTIV-D 2.2 Voorwaarts Voertuiginformatieplaatje (Vereniging van Arabische Golfstaten) Op dit plaatje wordt het productiejaar en de maand aangegeven.
Technische gegevens Technische gegevens Technische gegevens Motor Benzinemotor Technische gegevens Onderwerp MZR 1.6 Type DOHC-16V in lijn, 4 cil. Boring x slag 78,0 × 83,6 mm Cilinderinhoud 1598 cc Compressieverhouding Onderwerp 10,0 Technische gegevens SKYACTIV-G 1.5 Type SKYACTIV-G 2.0 DOHC-16V in lijn, 4 cil.
Technische gegevens Technische gegevens Elektrische systeem Accu Classificatie Technische gegevens Q-85*1 MZR 1.6, SKYACTIV-G 1.5, SKYACTIV-G 2.0 12V-55Ah/20UUR*2 of 12V-65Ah/20UUR*2 T-110*1 SKYACTIV-D 2.2 *1 Q-85 of T-110 is bestemd voor het i-stop systeem (FOR STOP & START)/i-ELOOP systeem. Voor de juiste werking van het i-stop systeem (FOR STOP & START)/i-ELOOP systeem mag enkel gebruik gemaakt worden van Q-85 of T-110.
Technische gegevens Technische gegevens Aanbevolen smeermiddelen Motorolie*1 Europa Behalve Europa Aanbevolen olies*2 Oliekwaliteit Originele Mazda Olie Ultra 5W-30 Originele Mazda Olie 10W-40 Originele Mazda Olie Supra 0W-20 Originele Mazda Olie Supra 0W-30 MZR 1.6 Alternatieve oliekwaliteit*3 5W-20 API SG/SH/SJ/SL/SM/SN of ILSAC GF-II/GF-III/GF-IV/GF-V 10W-40 API SL/SM/SN*4 of ACEA A3/A5 5W-30 0W-30 0W-20 Aanbevolen olies*2 Oliekwaliteit Originele Mazda Olie Supra 0W-20 SKYACTIV-G 1.
Technische gegevens Technische gegevens Gebruik geen olie die niet voldoet aan de hierboven vermelde specificaties of vereisten. Gebruik van ongeschikte olie kan motorschade veroorzaken welke niet door de Mazda garantie wordt gedekt. Smeermiddel Classificatie API Service Handgeschakelde versnellingsbakolie GL-4 SAE Automatische transmissievloeistof 75W-80 MZR 1.6 Originele Mazda Olie ATF M-V SKYACTIV-G 1.5, SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-D 2.
Technische gegevens Technische gegevens Onderwerp Handgeschakelde versnellingsbak MZR 1.6 Inhoud Rusland, Model met rechts stuur Behalve bovengenoemde Rusland 5,6 liter Saoedi-Arabië Automatische transmissie Behalve bovengenoemde 5,7 liter Model met links stuur*1 5,6 liter/ 6,0 liter Model met rechts stuur 5,7 liter Model met links stuur*1 5,8 liter/ 6,2 liter Model met rechts stuur 5,6 liter Rusland Handgeschakelde versnellingsbak SKYACTIV-G 1.
Technische gegevens Technische gegevens Onderwerp Inhoud MZR 1.6 7,0 liter SKYACTIV-G 1.5 Automatische transmissievloeistof SKYACTIV-G 2.0 7,2 liter/ 7,8 liter *3 7,8 liter SKYACTIV-D 2.2 8,0 liter Brandstoftank 51,0 liter Controleer altijd het oliepeil en de vloeistofniveaus met behulp van de peilstokken of de reservoirmeters. *1 De hoeveelheid motorkoelvloeistof verschilt afhankelijk van de specificaties.
Technische gegevens Technische gegevens Hatchback Onderwerp Totale lengte Voertuigspecificatie Zonder kentekenplaathouder 4460 mm Met kentekenplaathouder 4465 mm Totale breedte 1795 mm Type A Totale hoogte*1 Type B Behalve Ecuador/Colombia/Uruguay 1465 mm Ecuador/Colombia/Uruguay 1475 mm Behalve Ecuador/Colombia/Uruguay 1450 mm Ecuador/Colombia/Uruguay 1460 mm Spoorbreedte, voor 1555 mm Spoorbreedte, achter 1560 mm Wielbasis 2700 mm *1 De totale hoogte wordt al naargelang het antennet
Technische gegevens Technische gegevens Gloeilampen Buitenverlichting Categorie Gloeilamp Met xenon gasontlading koplampen Grootlicht/Dimlicht Koplampen Met halogeen koplampen Grootlicht Positielampen UNECE*1 (SAE) 35 D4S (D4S) Met dagverlichting 55 H15 (—) Zonder dagverlichting 60 HB3 (9005) 55 H11 (H11) Dimlicht Dagverlichting Watt Met xenon gasontlading koplampen Met halogeen koplampen* Met xenon gasontlading koplampen Met halogeen koplampen LED*2 — (—) 15 H15 (—) LED*2 — (—) 5
Technische gegevens Technische gegevens Interieurverlichting Gloeilamp Categorie Watt UNECE*1 — Kofferruimtelamp (Sedan) 3 Bagageruimteverlichting (Hatchback) 5 — Plafondlampen (Voor)/Kaartleeslampen* 8 — Plafondlamp (Voor) * 10 — Plafondlamp (Achter)* 10 — Make-up spiegeltje verlichtingen* 2 — *1 UNECE staat voor Economische Raad van de Verenigde Naties voor Europa (United Nations Economic Commission for Europe).
Technische gegevens Technische gegevens Bandentype en bandenspanning OPMERKING De banden zijn optimaal aangepast aan het chassis van uw auto. Bij het vernieuwen van banden wordt het door Mazda aanbevolen banden van hetzelfde type te monteren als waarmee uw auto oorspronkelijk is uitgerust. Neem voor details contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. Controleer het bandenspanningslabel voor de bandenmaat en de bandenspanning (pagina 6-47).
Technische gegevens Technische gegevens Winterband Bandenspanning Bandenmaat 205/60R16*1 M S 215/45R18*2 M S Maximaal 3 personen —Volledige belasting Voor 250 kPa (2,5 bar, 36 psi) 280 kPa (2,8 bar, 41 psi) Achter 270 kPa (2,7 bar, 39 psi) 320 kPa (3,2 bar, 46 psi)*3, 340 kPa (3,4 bar, 49 psi)*4 Voor 240 kPa (2,4 bar, 35 psi) 280 kPa (2,8 bar, 41 psi) Achter 250 kPa (2,5 bar, 36 psi) 320 kPa (3,2 bar, 46 psi) Gewicht van 1 persoon: Ongeveer 75 kg *1 *2 *3 *4 Belastingsindex en snelheidsa
Technische gegevens Gebruikersinstellingen Gebruikersinstellingen De volgende gebruikersinstellingen kunnen ingesteld of gewijzigd worden door een officiële Mazda reparateur. Raadpleeg een officiële Mazda reparateur voor details. Sommige van de gebruikersinstellingen kunnen ook door de klant gewijzigd worden, afhankelijk van de instelling. Gebruikersinstellingen die gewijzigd kunnen worden verschillen afhankelijk van de bestemming en de specificatie.
Technische gegevens Gebruikersinstellingen Onderwerp Beschikbare instellingen Ribbel Pieptoon/ Ribbel Zie Instellingen op pagina 5-73. Laag Hoog/ Midden/ Laag Zie Instellingen op pagina 5-73. Laag Hoog/ Laag Zie Instellingen op pagina 5-73. Medium Vaak/ Medium/ Zeldzam Zie Instellingen op pagina 5-73. Het tijdstip van de waarschuwing waarop het rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) bepaalt dat de auto van zijn rijstrook afwijkt kan veranderd worden.
Technische gegevens Gebruikersinstellingen Onderwerp Bijzonderheid Fabrieksinstelling Beschikbare instellingen Methode voor wijzigen van instellingen Dicht: uit P-stand.
Technische gegevens Gebruikersinstellingen Onderwerp Bijzonderheid Fabrieksinstelling De tijd die nodig is voor het automatisch uitschakelen van de interieurverlichting kan gewijzigd worden 30 minuten (voorkomt het uitgeput raken van de accu Instapverlichting wanneer een portier open Zie Instapverlichtings- staat/niet goed gesloten systeem op pagina is). 5-164.
Technische gegevens Gebruikersinstellingen Onderwerp Auto Systeem 9–20 Bijzonderheid Fabrieksinstelling Beschikbare instellingen Hoog/ Laag/Uit Waarschuwing voor nietuitgeschakelde verlichting*6 Zie Waarschuwing voor nietuitgeschakelde verlichting op pagina 7-54. Het volume van het waarschuwingsalarm voor niet-uitgeschakelde verlichting kan gewijzigd worden. Hoog of Uit Thuiskomstverlichtingsysteem Zie Thuiskomstverlichtingsysteem op pagina 4-77.
Technische gegevens Gebruikersinstellingen Onderwerp Bijzonderheid Fabrieksinstelling Beschikbare instellingen Engels/ Frans/ Duits/ Italiaans/ Spaans/ Russisch/ Portugees/ Nederlands/ Zweeds/ Deens/ Noors/ Fins/ Tsjechisch*7/ Slowaaks*7/ Hongaars*7/ Zie Turks*7/ Instellingen Pools*7/ op pagina Estlands*7/ 5-73.
Technische gegevens Gebruikersinstellingen Onderwerp Actief rijden display Turn-by-turn Zie richtingaanActief wijzingen (TBT) rijden display op pagina 4-43. Bijzonderheid Instelling kan zodanig worden gewijzigd dat de Turn-by-Turn (TBT) van de actief rijden display niet wordt getoond. Fabrieksinstelling Aan Beschikbare instellingen Aan/Uit Methode voor wijzigen van instellingen Zie Actief rijden display op pagina 4-43.
10 Index 10–1
Index 1 120 km/h waarschuwingszoemer ........ 7-59 A Aanbevolen olie .................................. 6-23 Aanbevolen smeermiddelen .................. 9-7 Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS)................................................. 4-117 AFS OFF indikatielampje ........... 4-117 AFS OFF schakelaar ................... 4-117 Accu .................................................... 6-41 Inspectie van het niveau van het accuelektroliet....................................... 6-43 Laden ........
Index Automatische transmissie ................... 4-56 Actieve Aangepaste Overschakeling (AAS) ............................................ 4-58 Directe modus ............................... 4-68 Modus voor handbediende overschakeling............................... 4-60 Ontgrendelpal van overschakelblokkering .................. 4-59 Rijtips ............................................ 4-69 Schakelblokkeersysteem ............... 4-59 Schakelstanden .............................. 4-57 Schakelstandindikatie.
Index D H Dagteller .............................................. 4-29 Dakconsole........................................ 5-169 Dieseldeeltjesfilter (SKYACTIV-D 2.2) .......................... 4-183 Directe modus Automatische transmissie.............. 4-68 Display van ingestelde rijsnelheid van kruissnelheidsregelaar ......................... 4-34 Display van omgevingstemperatuur ... 4-33 Doorwaden van water ......................... 3-67 Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) ............................
Index i-stop waarschuwingszoemer .............. 7-57 In de volgende gevallen wordt een waarschuwingszoemer geactiveerd ..... 7-54 120 km/h waarschuwingszoemer... 7-59 i-ELOOP waarschuwingspieptoon... 7-57 i-stop waarschuwingszoemer ........ 7-57 Rijsnelheidsalarm .......................... 7-57 Sleutel-in-auto-achtergelaten waarschuwingspieptoon (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) ........
Index Bedieningstips ................................. 5-2 Bediening van de luchtroosters ....... 5-3 Handbediende airconditioning ........ 5-5 Klok..................................................... 5-38 Knipperautomaat Koplampen .................................... 4-70 Waarschuwing ............................... 4-91 Kofferdeksel ........................................ 3-24 Kofferruimteverlichting .................... 5-162 Koolmonoxide.....................................
Index O Onderhoudsmonitor ............................ 6-15 Onderhoudspunt Informatie ........................................ 6-2 Periodiek ......................................... 6-3 Onderste laadcompartiment .............. 5-170 Opbergvakken ................................... 5-168 Achterste kledinghaken ............... 5-170 Dakconsole .................................. 5-169 Handschoenenkast ....................... 5-169 Middenconsole ............................ 5-169 Onderste laadcompartiment ...
Index S SRS airbags Beperkingen van de SRS airbag.... 2-61 Criteria voor SRS airbag activering ....................................... 2-60 Deactiveringsschakelaar van voorpassagiersairbag ..................... 2-52 Onderdelen van het aanvullend beveiligingssysteem ...................... 2-56 Werking van de SRS airbags ......... 2-57 Schuifdak ............................................ 3-46 Signalen voor rijbaanverandering ....... 4-83 Sleepmethoden .................................... 7-32 Slepen Haak .
Index U Uitlaatgasreinigingssysteem (MZR 1.6, SKYACTIV-G 1.5, SKYACTIV-G 2.0).............................. 3-32 Uitlaatgasreinigingssysteem (SKYACTIV-D 2.2) ............................ 3-33 V Veiligheidsgordelsysteem 2-punts type ................................... 2-25 3-punts type ................................... 2-21 Noodblokkering............................. 2-20 Zwangere vrouwen ........................ 2-19 Vernieuwen Banden........................................... 6-49 Gloeilampen .........
Index Waarschuwingspieptoon voor nietuitgeschakeld contact (STOP)............. 7-55 Waarschuwingszoemer motortoerental ... 7-59 Waarschuwingszoemer rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM) ................................................. 7-58 Waarschuwingszoemer van stuurbekrachtiging............................... 7-59 Waarschuwingszoemer voor bandenspanning................................... 7-57 Waarschuwingszoemer voor systeem van airbag/voorspanners van voorste veiligheidsgordels .....................
8EF5-DN-15A_1 Printed in Europe