Operation Manual

48
Belangrijke begrippen
Analoogbedrijf: ook wel conventioneelbedrijf genoemd. Een bedrijfssysteem bij de modelbaan
waarbij de snelheid van een locomotief direct beïnvloed wordt door de aangelegde spanning en
stroomsterkte. De aangelegde spanning voorziet de gehele aangesloten stroomkring van stroom.
Dit betekend dat alle zich daarop bevindende locomotieven gelijktijdig gaan rijden. Vaak worden
analoge banen opgedeeld in meerdere onafhankelijke stroomkringen die door isolaties van elkaar
gescheiden zijn.
Begrazen: aanbrengen van grasstrooisel op het land-
schap. Het strooisel wordt daarbij gelijkmatig op een met
lijm ingestreken oppervlakte gestrooid, dit kan handmatig
of met een elektrostatisch begrazingsapparaat gebeuren.
Booster: vermogensversterker voor modelbanen, toepas-
baar bij digitaalbedrijf.
Bovenleiding: of rijdraad. Een boven het spoor aange-
brachte metalen leiding waardoor elektrische locomo-
tieven via stroomafnemers de rijstroom betrekken. Op de
modelbaan was een bedrijf via de bovenleiding lange tijd
een eenvoudige mogelijkheid om twee treinen onafhan-
kelijk van elkaar te besturen. Hierbij werd de ene trein
via de rails en de andere via de bovenleiding van stroom
voorzien. In het digitale tijdperk wordt de bovenleiding
meestal niet functioneel toegepast.
Bw: (Duitse afkorting voor Bahnbetriebswerk) Spoor-
wegwerkplaats, emplacement voor onderhoud en herstel
van spoorwegvoertuigen. De omvang en uitvoering is af-
hankelijk van het bijbehorende station en het type tractie
wat er onderhouden word.
In het algemeen behoren daartoe een locloodsen, werk-
plaatsen, bezandingsinstallatie en kantoorgebouwen. Op
een stoomloc-emplacement komen daar ook nog instal-
laties voor kolen en water en voor diesellocs een diesel-
tankstation bij.
Central Station: centrale besturingseenheid van de Märklin
digitale modelbaan besturing.
Contactrails: railstuk met onderling geïsoleerde railsta-
ven voor bezetspoormelding. Bij Märklin voertuigen zijn
de wielassen niet geïsoleerd en daarom worden bij het
passeren van een contactrail de beide railstaven met elkaar verbonden en zodoende een impuls
gegenereerd.
Decoder: elektronische bouwsteen voor het decoderen van digitale signalen. Een decoder zet
de digitale stuuropdrachten van de centrale om in concrete rijopdrachten voor de locomotieven
en schakelopdrachten voor magneetartikelen en stellen tevens de benodigde energie daarvoor
beschikbaar.
Digitaalbedrijf: bedrijfssysteem waarbij rij- en schakelopdrachten digitaal doorgegeven wor-
den. De digitale centrale wordt aangesloten op een eigen transformator en neemt op die wijze
de stroomvoorziening over. De centrale kan voertuigen en magneetartikelen zelf besturen maar
er kunnen ook extra rijregelaars of schakelborden op aangesloten worden. De voordelen van de
digitale besturing zijn, een omvangrijk meertreinen bedrijf, uitgebreide functies, hoge bedrijfsze-
kerheid en een vereenvoudigde bedrading.
Draaischijf: installatie voor het draaien en verplaatsen van locomotieven. De draaischijf is rond en
laat een brug rond een vast punt draaien. De brug brengt de verbinding tussen het locomotiefspoor
en de locloodssporen tot stand.
Gelijkstroom: elektrische stroom waarvan de sterkte en
de richting niet veranderd. De rijrichting wordt bij gelijk-
stroombedrijf door de polariteit van de rails bepaald en niet
individueel door een rijrichtingsschakelaar. Alle voertuigen
bewegen zich daarom, onafhankelijk van de positie op de
rails, in dezelfde richting.
Halte: station zonder wissels waar treinen vertrekken, aan-
komen of stoppen.
Keerlus: keermogelijkheid op een modelbaan. De rails vor-
men daarbij een lus en keren via een wissel weer op hetzelf-
de spoor terug. Op deze wijze kunnen treinen van rijrichting
veranderen. Bij twee-railsystemen (Märklin Z, Märklin 1) is
een speciale schakeling noodzakelijk, omdat anders bij een
keerlus de plus- en minpool met elkaar worden verbonden.
Keyboard: of schakelkast, digitaal apparaat om magneetar-
tikelen te schakelen.
Kleurenschema: het Märklin kleurenschema vergemakke-
lijkt de bedrading van de modelbaan omdat aan elke draad-
kleur een bepaalde functie wordt toegewezen. Zo is rood
voor de voeding van de middenrail, bruin voor de massa en
geel voor de voeding van magneetartikelen.
Magneetartikelen: verzamelnaam voor schakelbare rijwe-
gelementen met een elektromagnetische aandrijving. Daar-
toe behoren o.a. wissels, seinen en ontkoppelrails.
Meertreinenbedrijf: gelijktijdig en onafhankelijk van elkaar
besturen van twee of meer treinen op de modelbaan.
Memory: digitaal apparaat voor het schakelen van complete
rijwegen.
Mobile Station: digitaal apparaat waarmee loc’s de uit de
loclijst bestuurt en wissels uit het keyboard geschakeld kunnen worden.
Onderbouw: constructie, meestal een raamwerk dat de modelbaan draagt.
Ontkoppelrail: railstuk dat door een elektrische impuls of handmatige bediening de wagonkop-
pelingen los maakt en daarmee treinen kan scheiden.
Pendeltrein: een trein die tussen twee of meer punten heen en weer rijdt.
Radius: straal van een cirkel van gebogen rails. Bij H0 bedraagt de radius voor de kleinste boog,
de zgn. normaalcirkel, 360 mm. Parallel verlopenden trajecten hebben in bogen een grotere ra-
dius nodig, die ook wel parallelboog genoemd wordt. De eerste parallelboog in het Märklin C-rails