Operation Manual

54
NEDERLANDS
16. Beep (pieptoon)
Als de batterijlading op is en het onderdeel "Beep" (pieptoon) is
ingesteld op "On" (aan), zal de PMD660 een pieptoon voortbrengen.
Als de PMD660 in de stopstand of weergavepauzestand
gedurende 15 minuten niet wordt bediend, kan deze automatisch
worden uitgeschakeld om batterijlading te besparen. (Zie
"AutoPowOff" [automatisch uitschakelen] op bladzijde 53.)
Als het menuonderdeel "AutoPowOff" (automatisch uitschakelen) in
ingesteld op "On" (aan), zal de PMD660 een pieptoon voortbrengen
om u erop te wijzen dat het apparaat wordt uitgeschakeld.
1. Druk in de stopstand op de MENU/EDIT STORE -toets
2. Druk op de of toets en kies de instellingengroep
Preset1, 2 of 3.
3. Druk op de ENTER-toets om de gekozen
instellingengroep op te roepen.
4. Druk op de of toets zodat "Beep" (pieptoon) op
het display wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER-toets terwijl "Beep" (pieptoon) wordt
afgebeeld.
De ingestelde parameter (On [aan] of Off [uit]) knippert.
6. Druk op de of toets om de instelbare
parameters voor "Beep" (pieptoon) te doorlopen.
7. Druk op de ENTER-toets terwijl de gewenste parameter
wordt afgebeeld.
Het display keert terug naar "Beep" (pieptoon).
8. Druk op de of toets om een ander
menuonderdeel te kiezen om in te stellen. Nadat u klaar
bent met het veranderen van de instellingen in de
instellingengroep, drukt u op de MENU/STORE EDIT-
toets om de gemaakte veranderingen op te slaan, of
drukt u op de STOP/CANCEL-toets om het menu te
verlaten zonder veranderingen aan te brengen.
9. Het display keert terug naar dat van de stopstand.
17. Machine ID (machine-identificatie)
Een audiobestand (track) bevat informatie over de machine-identificatie.
Deze informatie maakt deel uit van de bestandsnaam.
Bijvoorbeeld, als de machine-identificatie "aaaaa" is, wordt het
eerste bestand genummerd "aaaaa001.wav" of "aaaaa001.mp3".
1. Druk in de stopstand op de MENU/EDIT STORE -toets
2. Druk op de of toets en kies de instellingengroep
Preset1, 2 of 3.
3. Druk op de ENTER-toets om de gekozen instellingengroep
op te roepen.
4. Druk op de of toets zodat "Machine ID"
(machine-identificatie) op het display wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER-toets terwijl "Machine ID" (machine-
identificatie) wordt afgebeeld.
De eerste tekenpositie van de machine-identificatie knippert.
6. Druk op de of toets om het teken te kiezen.
7.
Druk op de ENTER-toets terwijl het juiste teken wordt afgebeeld.
De volgende tekenpositie knippert.
Herhaal de stappen 6 en 7 tot alle tekens van de
machine-identificatie zijn gekozen.
8. Druk na het laatste teken op de ENTER-toets om de
gekozen machine-identificatie te bevestigen.
Het display keert terug naar "Machine ID" (machine-identificatie).
9.
Druk op de of toets om een ander menuonderdeel te
kiezen om in te stellen. Nadat u klaar bent met het veranderen
van de instellingen in de instellingengroep, drukt u op de
MENU/STORE EDIT-toets om de gemaakte veranderingen op
te slaan, of drukt u op de STOP/CANCEL-toets om het menu te
verlaten zonder veranderingen aan te brengen.
10. Het display keert terug naar dat van de stopstand.
Opmerking:
De instelling van "Machine ID" (machine-identificatie)
geldt voor alle drie instellingengroepen.