Control 44/45 NL Gebruiksaanwijzing en schakelschema’s Besturing van industriedeuren Gelieve zorgvuldig te bewaren.
1. Inhoudsopgave Hoofdstuk Blz. 1. Inhoudsopgave 2 2. Verklaring van de symbolen 3 3. Afbeeldingen van de besturing Control 44 / Control 45 5 4. Belangrijke tips in verband met de bedrijfsveiligheid 7 5. Inbedrijfstelling van de besturing Control 44 / Control 45 9 5.1 5.2 5.3 Verbinding besturing — aandrijving 5.1.1 Dynamic 121-128 en Dynamic 300 5.1.2 Dynamic 3-101 - 3-108 Verbinding besturing — deurblad Instellen van het referentiepunt 5.3.1 Dynamic 121-128 en Dynamic 300 5.3.
2. Verklaring van de symbolen Opgelet! Gevaar voor lichamelijk letsel! Hier volgen belangrijke veiligheidstips; ter voorkoming van lichamelijk letsel dienen deze tips dringend opgevolgd te worden! Attentie! Gevaar voor materiële schade! Hier volgen belangrijke veiligheidstips; ter voorkoming van materiële schade dienen deze tips dringend opgevolgd te worden! Functiecontrole: Na aansluiting en programmering van de bedieningsapparatuur kan de besturing op haar functies gecontroleerd worden.
2. Verklaring van de symbolen Symbolen voor besturing, aandrijving etc.: in bedrijf, netspanning toerentalsensor impuls naar besturing storing slappekabelschakelaar deur open verbindingskabel deur dicht loopdeurschakelaar krachtbegrenzing automatisch sluiten stop verlichting extern bedieningselement elektronische antenne externe fotocel zender (optosensor, fotocel) ontvanger (optosensor, fotocel) veiligheidscontactlijst Nederlands / Blz.
3. Afbeeldingen van de besturing Control 44 / Control 45 Overzicht van de deur en diverse componenten: A B C D E F toetsenbord van de besturing aansluitingen besturing aansluitingen deuraandrijving instelling referentiepunt wandcontactdoos CEE-norm 16 A aansluiting aan het deurblad. Sleutelschakelaar: 0 I D C rood blauw uit aan A B E F Afb. 1: Overzicht van de deur en diverse componenten 3 8 1 ! 15 2 4 5 2 0 I Controlelampjes: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 15.
3. Afbeeldingen van de besturing Control 44 / Control 45 Aansluitingen voor diverse stekkers: 25. 26. 27. X30 X20a X10 28. 29. 31. 32. 33. 35. X20 X40 X5 X8b X8a X8d veiligheidscontactlijst elektronische antenne externe bedieningselementen externe fotocel toerentalsensor toetsen afdekkap signaallampen (relais) eindpositie (relais) extra functies (relais) 37 O 35 O Afb. 4: Aansluitingen in de besturing (detail) Aansluitklemmen: 39. X2c externe bedieningselementen Programmeerschakelaar: 36. 37. 40.
4. Belangrijke tips in verband met de bedrijfsveiligheid Deze besturing mag uitsluitend aangesloten en in bedrijf gesteld worden door gekwalificeerd en geschoold vakpersoneel. Gekwalificeerd en geschoold vakpersoneel in deze zin zijn personen die door elektrotechnisch geschoold personeel voldoende onderricht of getraind zijn, zodat ze in staat zijn gevaren te onderkennen die door elektriciteit veroorzaakt kunnen worden.
4. Belangrijke tips in verband met de bedrijfsveiligheid Opgelet! Attentie bij montage volgens de beveiligingsmodus IP 65: Uiterlijk na de inbedrijfstelling moet de netstekker vervangen worden door een vaste kabelaansluiting! Daarbij moet tevens een meerpolige werkschakelaar geplaatst worden. Opgelet! Indien deze waarschuwingen genegeerd worden kan dit lichamelijke letsels en materiële schade tot gevolg hebben. Nederlands / Blz.
5. Inbedrijfstelling van de besturing Control 44 / Control 45 5.1 Aansluiting besturing — deuraandrijving • De elektrische verbindingen in de besturing uitvoeren zoals afgebeeld in afb. 5 of 6. 51 50 52 51 50 52 Afb. 5: Aansluitingen in de besturing Control 44 Afb. 6: Aansluitingen in de besturing Control 45 Aansluitingen in de besturing: Legende schakelschema's: 50. 51. 52.
5. Inbedrijfstelling van de besturing Control 44 / Control 45 5.1.1 Dynamic 121 - 128 / Dynamic 300 • De aansluitingen aan de deuraandrijving uitvoeren zoals afgebeeld in afb. 7. Aansluitingen aan de deuraandrijving: 53. S4 S5 55 54 53 beveiligingsgeleider-klem nettoevoerleiding toerentalsensor-bus Afb. 7: aansluitingen aan de deuraandrijving 5.1.2 Dynamic 3-101 - 3-108 • De aansluitingen aan de deuraandrijving uitvoeren zoals afgebeeld in afb. 8. Aansluitingen aan de deuraandrijving: 53.
5. Inbedrijfstelling van de besturing Control 44 / Control 45 Opgelet! De besturing Control 44 / Control 45 bevat een ruststroomcircuit. Indien het ruststroomcircuit onderbroken wordt, kan de deur niet meer elektrisch in beweging worden gezet. Elementen in dit ruststroomcircuit zijn bijvoorbeeld: slappekabel-, loopdeur- en vangbeveilingsschakelaar. Zijn deze elementen niet aanwezig, dan moet men de meegeleverde kortsluitstekker in de aansluitbus X30 steken. 5.
5.
5. Inbedrijfstelling van de besturing Control 44 / Control 45 Functiecontrole netaansluiting en bekabeling aan de aandrijving: Attentie! Bij de volgende instellingen er absoluut op letten dat de deur NOOIT helemaal open of dicht beweegt. Stop de deur op zijn minst 50 cm voor het bereiken van de mechanische eindposities door het indrukken van de STOP-toets (13). • Beweeg de deur manueel half open. • Schakel de netspanning aan. - Het controlelampje BEDRIJFSSPANNING (8) moet branden.
5. Inbedrijfstelling van de besturing Control 44 / Control 45 5.3 Instellen van het referentiepunt 5.3.1 Dynamic 121 - 128 en Dynamic 300 Dynamic 121 - 128: De deur manueel bewegen in de positie DICHT. Dynamic 300: Geleideslede in de positie DICHT monteren. • De doorzichtige kap aan de deur-aandrijving openen. • De schakelas ontkoppelen door de rode ontkoppelingshefboom (19) naar voor te leggen en de binnenste meeneemschijf (20) van het loopwiel in de richting van de as te drukken (zie afb. 10).
5. Inbedrijfstelling van de besturing Control 44 / Control 45 • Met het kleine kartelwieltje de instelspil draaien tot de referentiepuntschakelaar (24) door de schakelslede (22) geactiveerd wordt (zie afb. 11). • Het kleine kartelwieltje (23) nog 1 -2 omwentelingen draaien tegen de richting van de wijzers van de klok. 23 24 22 Afb. 11: Instelling referentiepunt (deur is open) • Aansluitend de doorzichtige kap van de aandrijving weer monteren.
5. Inbedrijfstelling van de besturing Control 44 / Control 45 5.3.2 Dynamic 3-101 - 3-108 1. 2. 3. 4. Zet de deur handmatig in de mechanische eindpositie DEUR-DICHT. Open het deksel van de aandrijfkast Draai met de madenschroef (J) de bevestiging (arrêt) van de schakelnok (D) los. De schakelnok (D) zo instellen dat de eindpuntschakelaar ca. 0,7 - 1,0 m voor het bereiken van de eindpositie DEUR-OPEN, in werking treedt (stelling H). 5.
6. Indicatiefuncties en programmeermogelijkheden 6.1 Overzicht van de indicatiefuncties en de programmeermogelijkheden Indicatiefuncties Na het inschakelen van de netspanning voert de besturing een zelftest uit (alle controlelampjes branden ca. 2 seconden). • Zie ook afb. 2, bladzijde 5. Foutmeldingen Knippert het controlelampje STORING (6), dan wordt het bijbehorende foutmeldingsnummer na kort indrukken van de programmeertoets j (10) aangeduid (indicaties knipperen onregelmatig).
6. Indicatiefuncties en programmeermogelijkheden Het eerste programmeermenu van de gewenste modus is nu gekozen (indicatie 1 knippert, alle andere aanduidingen branden). Met de toetsen h of g kunnen in het programmeermenu veranderingen aangebracht en met toets j in het geheugen opslagen worden. (Wordt toets j ingedrukt, zonder dat er een wijziging met de toetsen h of g wordt aangebracht, dan wordt het programmeermenu overgeslagen, de instellingen blijven onveranderd).
6. Indicatiefuncties en programmeermogelijkheden Verklaring van de uitgebreide aandrijvingsfuncties: Programmeer modus Functies Modus 8 bedrijfssoorten - OPEN (zelfhoudend contact) De aandrijving loopt na de start totdat de eindpositie 'deur OPEN' bereikt is. Tabel: zie blz. 23. Verklaringen - DICHT (zelfhoudend contact) De aandrijving loopt na de start totdat de eindpositie 'deur DICHT' bereikt is.
6. Indicatiefuncties en programmeermogelijkheden 6.2 Programmering van de basisfuncties van de aandrijving LED uit LED brandt LED knippert P 8 1 2 3 7 6 5 4 1. Programmering externe fotocel Programmeertoets j ± 2 seconden indrukken. LED 1 knippert en alle andere branden. Door de toets h in te drukken wordt de aansluiting van een 'externe fotocel' mogelijk. LED 1 brandt. Door de toets g in te drukken kan de aandrijving zonder 'externe fotocel' uitgevoerd worden. LED 1 brandt.
6. Indicatiefuncties en programmeermogelijkheden 3. Programmering van de 'eindpositie dicht' LED 4 knippert en alle andere branden. Met de toetsen h of g de deur in de eindpositie 'deur dicht' laten lopen (aandrijving loopt zonder zelfhoudend contact). Met de toets j de eindpositie in het geheugen opslaan. 4. Programmering van de 'krachtbegrenzing open' LED’s 2 en 6 knipperen en alle andere branden.
6. Indicatiefuncties en programmeermogelijkheden P 8 1 2 3 7 6 5 4 M ara nt ec 6. Programmering van de afstandsbediening LED 7 knippert en alle andere branden. Voor het aansluiten van de elektronische antenne, zie blz. 31, punt 8.1. De overeenkomstige toets van de gecodeerde handzender indrukken, tot de LED 7 snel knippert. Door de toets j in te drukken is de codering in het geheugen opgeslagen.
6. Indicatiefuncties en programmeermogelijkheden 6.
6. Indicatiefuncties en programmeermogelijkheden 6.
6.
6. Indicatiefuncties en programmeermogelijkheden 6.
6. Indicatiefuncties en programmeermogelijkheden TOETS 8 9 10 11 h 12 13 14 15 16 8 1 2 3 7 6 5 4 8 1 2 3 7 6 5 4 8 1 2 3 7 6 5 4 8 1 2 3 7 6 5 4 8 1 2 3 7 6 5 4 8 1 2 3 7 6 5 4 8 1 2 3 7 6 5 4 8 1 2 3 7 6 5 4 8 1 2 3 7 6 5 4 150 160 170 180 190 200 210 220 240 seconden seconden seconden seconden seconden seconden seconden seconden seconden Legende: LED knippert LED brandt LED brandt niet Voorgeprogrammeerd Niet mogelijk Nederlands / Blz.
6. Indicatiefuncties en programmeermogelijkheden 6.
7. Aansluiting van de veiligheidscontactlijst Functie: De veiligheidscontactlijst bewaakt het rubber bodemprofiel. Raakt de deur tijdens het sluiten een hindernis, dan zorgt de veiligheidscontactlijst ervoor dat de deur stopt en aansluitend weer open gaat, zodat de hindernis vrij komt. Aansluiting van de veiligheidscontactlijst: Steek de optosensoren (fotocellen) in het rubberprofiel en sluit ze elektrisch aan.
7. Aansluiting van de veiligheidscontactlijst Indicaties op de optosensor-platine: LED GROEN: Bedrijfsspanning LED GEEL: Ruststroomcircuit gesloten (moet bij het aanspreken van de slappekabel- resp. loopdeurbeveiliging uitgaan) LED ROOD: Functie-indicatie optosensor (moet bij onderbreking van de lichtstraal uitgaan) Functiecontrole veiligheidscontactlijst: • De netspanning inschakelen. • Laat de deur naar eindpositie 'DEUR OPEN' lopen. • Druk op de toets 'DEUR DICHT' (12).
8. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen 8.1 Afstandsbesturing Attentie! Gelieve uw individuele codering met de codeerschakelaars van de handzender in te stellen. Aansluiting van de elektronische antenne • De elektronische antenne op aansluitbus X20a (26) van de besturing aansluiten. Tip: Bij de montage opletten dat de antenne goed uitgericht is, om een optimale ontvangst te waarborgen (Let op: metalen delen hebben een afschermende werking!).
8. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen 8.2 Externe bedieningselementen Externe bedieningselementen kunnen verschillende functies hebben (voorgeprogrammeerd): STOP: De aandrijving kan niet meer in beweging worden gezet, een bewegende deur wordt gestopt. IMPULS : De deur wordt geopend (uitzondering: als de deur in de eindpositie OPEN staat, gaat de deur dicht). Een bewegende deur kan niet gestopt worden. OPEN: De deur wordt geopend. Een bewegende deur wordt gestopt.
8. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen • Het bedieningselement met systeemstekker met de aansluitbus verbinden. Functiecontrole: • Bedien het externe bedieningselement. -> De gewenste functie moet uitgevoerd worden. Afb. 14: Schakelschema 8.2.
8. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen Aansluitschema: Bedieningselementen S2 en S4 stoppen een werkende aandrijving: Afb. 15: Schakelschema Afb.
8. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen Aansluitschema: Bedieningselementen S2 en S4 stoppen een werkende aandrijving niet: Afb. 17: Schakelschema Afb.
8. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen 8.3 Aansluiting externe fotocel Functie: De externe fotocel bewaakt het doorgangstraject van de deur. Als er zich tijdens het sluiten een hindernis in het doorgangstraject bevindt, dan wordt de deur weer helemaal geopend. Bij een ingeschakelde 'automatisch sluiten' functie wordt de tijd dat de deur open blijft door het activeren van de fotocel weer verlengd. Attentie! Bij gesloten deur worden de fotocellen uitgeschakeld.
8. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen Aansluitschema fotocel: Afb. 19: Aansluiting fotocel Aansluiting van een bijkomende fotocel Ook de andere programmeerschakelaar S20a (37) op de besturingsplatine in de positie OFF schakelen (eerst de afdekplaat in de besturing openen). De tweede fotocel wordt aan de antenne aansluitbus X20a (26) aangesloten. Bevindt zich reeds een antenne-unit in deze aansluitbus, dan kan een adapter (tweevoudige verdeler voor systeemstekker, art.nr.
8. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen 8.4 Eindpositiemeldingen (relais) Functie: Bij het bereiken van de eindposities 'DEUR OPEN' / 'DEUR DICHT' schakelt het betreffende relais. Aansluiting van de relaisuitgangsplatine (Art. nr. 153 044) Opmerking: Eventueel moet de besturingskast uitgebreid worden met een kleine kunststof systeembehuizing met daarin een platine-houder (art.nr. 153 220).
8. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen Gedetailleerd schakelschema eindpositiemeldingen (relais): Legende: D1 D2 H1 H2 K1 K2 controlelampje 'DEUR DICHT' controlelampje 'DEUR OPEN' signaallamp 'DEUR DICHT' signaallamp 'DEUR OPEN' relais 'DEUR DICHT' relais 'DEUR OPEN' Stekerverbinding: X4 Relaisaansturing X8a Eindpositierelais (in de besturing) Afb. 20: Schakelschema Nederlands / Blz.
8. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen 8.5 Aansluiting signaallampen bij automatisch sluiten (Control 220, Art. nr. 152 814) Functie: De signaallampen knipperen wanneer de deur elektrisch in beweging is. Als de functie 'automatisch sluiten' ingeschakeld is, knipperen de signaallampen tevens tijdens de waarschuwingstijd.
8. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen Gedetailleerd schakelschema relais signaallampen: Legende: D40 F5 H41 H43 K40 controlelampje SIGNAALLAMPEN netzekering (max. 4 A) signaallamp UITRIT (oranje) signaallamp INRIT (oranje) relais SIGNAALLAMPEN Stekerverbinding: X4a relaisaansturing X4b relaisaansturing X8b signaallampenrelais (in de besturing) Afb. 21: Schakelschema 8.
8. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen Attentie! Vlakkekabelstekker steeds zo insteken, dat de kabel een hoek maakt in de richting van de platinerand! • De relaisplatine met de besturing verbinden via de meegeleverde vlakke kabel.
9. Foutmeldingsnummers • Knippert het controlelampje STORING (6), dan wordt na kort indrukken van toets j (10) het bijbehorende foutmeldingsnummer aangeduid (indicaties knipperen onregelmatig). • Het foutmeldingsnummer wordt berekend door de optelsom van de knipperende cijfers.
Afb.23: Schakelschema Opgelet! Plaatselijke veiligheidsvoorschriften in acht nemen! Net- en stuurspanningsleidingen absoluut gescheiden leggen! Stuurspanning 24V DC. 10. Aanhangsel 10.1.1 Schakelschema van de besturing Control 44 (met deuraandrijving Dynamic) Nederlands / Blz.
K1 K2 M1 R1 S S0 S0H S0K S1 S2 S2A S2P S3P S4 S4P S4Z S10 S10a S20 S20a S21 Nederlands / Blz.
Afb. 24: Schakelschema Opgelet! Plaatselijke veiligheidsvoorschriften in acht nemen! Net- en stuurspanningsleidingen absoluut gescheiden leggen! Stuurspanning 24V DC. 10. Aanhangsel 10.1.2 Schakelschema van de besturing Control 45 (met deuraandrijving Dynamic) Nederlands / Blz.
C1 K1 K2 M1 R1 S S0 S0H S0K S1 S2 S2A S2P S3P S4 S4P S4Z S10 S10a S20 S20a Nederlands / Blz.
10. Aanhangsel 10.2 Storingshandleiding Storing Storingsmelding Oorzaak • Geen spanning. • Controlelampje BEDRIJFSSPANNING brandt niet. • Spanning valt weg. • Noodhandketting niet in ruststand. • Aandrijving ontkoppeld. • Thermische beveiliging is aangesproken. • Geen reactie na het geven van impuls. • Controlelampje STORING knippert (foutmelding 36). • Besturing is afgesloten (rode markering). • Ruststroomcircuit (bedieningselementen) onderbroken. • Ruststroomcircuit (deurblad) onderbroken.
10. Aanhangsel Werkwijze • Spanning controleren. • De hoofdzekeringen in het elektrisch circuit en de netstekkerverbinding controleren. • Noodhandketting in ruststand brengen (zie montagehandleiding van de aandrijving). • Onderhoudsontkoppeling resp. snelontkoppeling inkoppelen. • Motor laten afkoelen • Besturing inschakelen (blauwe markering). • Kortsluitstekker of bedieningselementstekker in aansluitbus X10 steken. • Stoptoets aan klemmen 12 en 13 aansluiten.
10. Aanhangsel Storing Storingsmelding Oorzaak • Krachtbegrenzing • Controlelampje STORING knippert (foutmelding 10). • Deur loopt te zwaar. • Deur laat zich alleen maar openen. • Controlelampje STORING knippert (foutmelding 15). • Programmeerschakelaar S20 / S20a staat op OFF, maar er is geen fotocel aangesloten. • Controlelampje REFERENTIEPUNT brandt niet tijdens het passeren van het referentiepunt. • Referentiepuntschakelaar fout ingesteld. • Controlelampje STORING knippert (foutmelding 13).
10. Aanhangsel Werkwijze • De deur een onderhoudsbeurt geven (doorsmeren etc.). • Programmeerschakelaar S20 / S20 omschakelen of fotocel aansluiten. • Referentiepunt instellen (zie blz. 14). • Optosensor aansluiten (zie blz. 29). • Spiraalsnoer en de aansluitingen controleren. • Montage van de optosensoren kontroleren resp. defecte delen vervangen. • Rubber bodemprofiel richten resp. vernieuwen. • Aandrijving laten controleren. • Besturing laten controleren. Nederlands / Blz.
NEDERLANDS Door de auteurswet beschermd. EN 55011 EN 50081 EN 50082 ETS 300220 Uitgave: 01.2001 #8 008 734 1 - NL 36090 - M - 0.5 - 0197 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Technische wijzigingen voorbehouden.